Onderzoek naar differentiaal diagnostische karakteristieken tussen broddelen en stotteren heeft geleid tot internationaal te gebruiken meetbare en onderscheidende spraakkarakteristieken.
DOCUMENT
Tot op heden bestond er geen onderzoeksinstrument dat betrouwbaar differentieert tussen broddelende en stotterende clienten. Een door de eerste auteur ontwikkelde test voor spraakmotorische controle op woordniveau is genormeerd en gevalideerd voor broddelende, stotterende sprekers en controles. Dit unieke instrument heeft een differentiaal diagnostische waarde binnen de vloeiendheidsstoornissen.
DOCUMENT
DOCUMENT
Purpose: This case study is presented to inform the reader of potential speech, language, cognitive, and emotional characteristics in preadolescent cluttering. Method: This case study describes a 10-year-old boy who started to clutter during preadolescence. The case illustrates that, in some adolescents, cluttering can co-occur with temporary stuttering-like behavior. In this case, signs of disturbances in speech-language production associated with behavioral impulsiveness as a young child were noted. Speech, language, cognitive, and emotional results of the case are reported in detail. Results: The changes in fluency development are reported and discussed within the context of changes in the adolescent brain as well as adolescent cognitive and emotional development. While being unaware of their speech condition before adolescence, during preadolescence, the changes in brain organization lead to an increase in rate and a decrease in speech control. Given that the client had limited understanding of what was occurring, they were at risk of developing negative communication attitudes. Speech-language therapists are strongly advised to monitor children with cluttering signals in the early years of their adolescence.
DOCUMENT
De checklist broddelkenmerken is toegepast op een populatie (n=354) niet-vloeiend sprekende kinderen, kinderen met leermoeilijkheden en controles in de leeftijd 10;6 -12;11 jaar. Een aangepaste versie inclusief normering met diagnostische waarde is het resultaat
DOCUMENT
Broddelen is een stoornis in de vloeiendheid van de communicatie. In dit unieke (en eerste) handboek over broddelen worden na een terugblik in de historie van het onderzoek naar broddelen de belangrijkste kenmerken van broddelen en de comorbide stoornissen toegelicht. Het logopedisch onderzoek bij broddelen inclusief de bijbehorende onderzoeksinstrumenten en normering beslaan twee hoofdstukken. In het hoofdstuk therapie wordt een model voor behandeling beschreven waarover internationaal consensus over bestaat.
LINK
Dit onderzoek wordt uitgevoerd binnen de onderzoekslijn Studentenwelzijn van het lectoraat Studiesucces. Onderzoek op het gebied van studentenwelzijn in Nederland is nog beperkt. Een van de doelen van de onderzoekslijn is daarom een bijdrage te leveren aan (praktijkgerichte) kennis over het welzijn van studenten. Dit onderzoek heeft als doel daar aan bij te dragen door 1) de stresservaring van studenten binnen Hogeschool Inholland te onderzoeken, 2) in kaart te brengen wat studenten helpt om met stress om te gaan, en 3) te onderzoeken wanneer studenten zich bevlogen voelen. Tevens is dit onderzoek een verkenning van de variabelen van het Student Wellbeing Model. De onderzoeksuitkomsten dienen aanknopingspunten te bieden voor vervolgonderzoek naar het welzijn van studenten in relatie tot studiesucces. Ten slotte, de inzichten die verkregen worden dienen uiteindelijk bij te dragen aan het tegengaan van een hoge mate van stress (en andere gerelateerde psychische klachten) bij studenten en aan het bevorderen van het welzijn van studenten.
DOCUMENT
Onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut uit 2001 laat zien dat zo'n 10 procent van de totale studentenpopulatie in het Nederlandse hoger onderwijs belemmeringen ondervindt op grond van iin of meer functionele beperkingen. De voortgaande digitalisering van leeromgevingen in het hoger onderwijs kan kansen bieden om een verschuiving van drempels te bewerkstelligen. Maar er lijkt een tegenstelling te bestaan tussen het insluitend en uitsluitend potentieel van digitaal hoger onderwijs, een toegankelijkheidsparadox. Voor sommige functionele beperkingen is er sprake van verhoogde toegankelijkheid, voor andere evenwel van een verslechterde situatie. Voor een belangrijk deel hebben we de toegankelijkheid van digitaal onderwijs zelf in handen. Er kunnen hierbij tal van technologische hulpmiddelen gebruikt worden, voor uiteenlopende vormen van beperking (visuele, auditieve, motorische, cognitieve en spraak-/taalbeperkingen). Ook bevatten elektronische leeromgevingen en andere softwareproducten veelal specifieke functionaliteiten om de toegankelijkheid van digitaal onderwijs te vergroten. Er worden in deze publicatie zogeheten 'steekkaarten' aangeboden voor een aantal van deze applicaties: korte en bondige beschrijvingen van hun toegankelijkheidskenmerken. Maar gebruikers van deze software hebben vaak niet of nauwelijks profijt van de beschikbare mogelijkheden, zodat een grote groep studenten onvoldoende toegang krijgt. Dit heeft ondermeer te maken met de onbekendheid van het thema toegankelijkheid van digitaal onderwijs en de mythologie daaromheen (toegankelijke websites zouden bijvoorbeeld saai zijn en geen lay-out kunnen bevatten). Er is een verhoogd bewustzijn in het Nederlandse hoger onderwijs nodig over het thema toegankelijkheid, met een continue samenwerkingsactie van organisaties die structureel werken rond studenten met functionele beperkingen en/of rond elektronische leeromgevingen.
DOCUMENT
Gemeenten werven voor het project Citytrainer jongeren van 12+ die een positieve bijdrage aan hun stad of wijk leveren door – op vrijwillige basis – voor andere jongeren sportactiviteiten en events te organiseren. De gemeenten leiden deze jongeren op tot Citytrainers en begeleiden hen vervolgens bij de opzet en uitvoering van sportactiviteiten en/of events. Het doel van het project is om door middel van vrijwillige inzet van jongeren jongerenparticipatie te bevorderen, de jongeren beter te bereiken voor buurtsportactiviteiten en zo de sociale samenhang en leefbaarheid in de wijken te verhogen. In 2012 zijn er drie pilots in drie gemeenten gehouden met de cursus en vervolgens inzet van Citytrainers.
DOCUMENT
In Zorgprimair schetste Marianne den Otter wat van een ‘inclusieve leraar’ wordt gevraagd. In haar discussie noemt ze Stevens die in het tijdschrift Orthopedagogiek, onderzoek en praktijk ‘pleit voor het herstel van zelfbewuste verantwoordelijkheid van professionals door het benutten van het potentieel aan kwaliteiten en het professioneel kapitaal’. Stevens roept in zijn artikel op tot openheid en samenwerking, met de leerling als een volwaardige partner. Dit artikel gaat nader in op dat samenwerken, dat immers cruciaal is binnen Passend Onderwijs. Iedere onderwijsprofessional zal ‘altijd’ moeten samenwerken met collega’s, met de omgeving van de school en van de leerling. Maar over wat dat in de praktijk precies betekent en wat dat van de leerkracht vraagt, is vooralsnog weinig bekend. Daarnaar doen wij – samen met onze studenten – binnen het lectoraat onderzoek .
DOCUMENT