© 2025 SURF
Maken sociaal werkers gebruik van straattaal? En zo ja, in hoeverre is dat een internationaal fenomeen? Jolanda Berends, Karin Landsbergen en Feruze Sarikas¸ zochten antwoord op deze vragen toen ze begin april de Social Work and Social Development Conference 2024 in Panama bijwoonden.
DOCUMENT
MADE IN RTMZ is een initiatief van filmmakers Rien Bexkens en Reggery Gravenbeek. Het betreft een filmproject met messengeweld als thema. De evaluatie MADE IN RTMZ in opdracht van Fonds ZOZ is gericht op de impact van dit project op de weerbaarheid van jongeren ten aanzien van de risico's van het straatleven.
DOCUMENT
Een leeromgeving waarin leerlingen zich tot zelfverzekerde, meertalige sprekers kunnen ontwikkelen vraagt om het erkennen en benutten van al hun talenkennis.
DOCUMENT
Centraal in het werk van het lectoraat ‘Leerkracht in Samenwerken’ staat de leerkracht, die samen met ouders, professionals en de leerling werkt aan de ontwikkelingskansen van leerlingen. Taal is bij dat samenwerken tussen leerkrachten, ouders, professionals en leerlingen een cruciaal instrument en is een kernwaarde voor identiteit. Taal is de sleutel voor een succesvolle school- of levensloopbaan. Aandacht voor taal in het samenwerken is dus cruciaal. In de praktijk krijgen de meer technische aspecten van taal, zoals taal en spellingproblemen, voldoende tijd en ruimte. De taalaspecten die binnen samenwerken van belang zijn, komen minder aan bod. In dit artikel presenteren wij een voorzichtige analyse van helpende en belemmerende factoren in een klein maar belangrijk onderdeel van samenwerken, namelijk de talige interactie. Daarbij tonen we aan dat die talige interactie op zich al een complexe activiteit is. Wij gebruiken daarbij met name het bekende communicatiemodel (zender-boodschap-ontvanger) als uitgangspunt om te onderbouwen hoe leerkrachten in het samenwerken gebruik maken van taal. Na een theoretische inleiding analyseren we binnen het lectoraat verzamelde data en beargumenteren we ons pleidooi.
LINK
Het aantal meertalige leerlingen in de reguliere klas neemt nog steeds toe. Ook het aantal talen in de klas groeit nog steeds. Dat betekent dat (aankomende) docenten Nederlands steeds vaker les geven aan leerlingen die het Nederlands niet als thuistaal hebben. Zij geven daarbij aan zich niet handelingsbekwaam te voelen om alle leerlingen in hun lessen recht te doen. Docenten zien meertalige klassen bovendien als een last, terwijl recent onderzoek laat zien dat meertaligheid juist een meerwaarde kan hebben. Door de talen van meertalige leerlingen toe te staan in het onderwijs worden de kennis en ervaringen van deze leerlingen niet buitengesloten en dit draagt bij aan het bevorderen van gelijke kansen. Maar hoe moet je dat als docent aanpakken? Welke didactische concepten zijn er binnen de functioneel-communicatieve benadering van taalleren en hoe kun je die inzetten en combineren ten behoeve van de taalontwikkeling van alle leerlingen in je klas? Daar wil deze handleiding een antwoord op geven. Ze is bedoeld als basis voor het ontwerpen van je eigen lessen in meertalige klassen. Daarom zijn er in de bijlagen ook voorbeeldlessen opgenomen. Daarin maken we zichtbaar hoe je – naast de bekende didactische principes van Nederlands – een combinatie van didactieken kunt inzetten die gericht zijn op het taalleren van meertalige leerlingen. In deze bijlagen verwijzen we steeds naar de beschrijvingen in deze handleiding.
DOCUMENT
Een meertalige aanpak – die ruimte biedt aan alle thuistalen – kan ons onderwijs toegankelijker, rijker en eerlijker maken. Toegankelijker, omdat zo’n aanpak meertalige leerlingen in staat stelt om volledig mee te doen in ons onderwijs, en gebruik te maken van kennis en vaardigheden die zij in andere talen dan het Nederlands hebben ontwikkeld. Daarnaast zullen ouders-verzorgers makkelijker hun weg vinden naar het Nederlandse onderwijs, net zoals het onderwijs naar hen, en zullen ouders-verzorgers hun kinderen beter kunnen ondersteunen. Rijker, in de eerste plaats, omdat meertaligen zich meer gezien en gehoord voelen wanneer hun thuistaal welkom is in ons onderwijs en omdat we daarmee allemaal meer te zien en te horen krijgen van de diverse wereld om ons heen. Rijker, in de tweede plaats, wanneer thuistalen een plek krijgen in betekenisvol, interactief en taalondersteunend onderwijs, waarin deeltaalvaardigheden (zoals lezen, spreken en schrijven) én vakinhoudelijke kennis (van primair tot hoger onderwijs) niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Eerlijker, tot slot, omdat ruimte voor thuistalen bijdraagt aan gelijkere onderwijskansen en uiteindelijk dus ook bevorderlijk is voor passende doorstroom tussen onderwijssectoren en van school naar werk.
DOCUMENT
Vanuit eerder onderzoek is het vermoeden ontstaan dat de inzet van buurtsportcoaches kan bijdragen aan allerlei maatschappelijke veranderingen waarvan we op dit moment geen of nauwelijks weet hebben of welke niet of nauwelijks aantoonbaar gemaakt kunnen worden. Voor de gemeente Den Haag is een breed inzicht in de opbrengsten van de buurtsportcoach van belang om een overwogen en onderbouwd besluit te kunnen nemen over de inzet van de buurtsportcoaches en sportstimuleringsprojecten. Het doel van dit onderzoek is daarom het inzichtelijk maken van de maatschappelijke veranderingen die buurtsportcoaches in Den Haag teweeg brengen. Daartoe worden in dit onderzoeksrapport maatschappelijke veranderingen beschreven die optreden als gevolg van de inzet van de buurtsportcoach in de gemeente Den Haag, in de perceptie van verschillende stakeholders. Het onderzoeksrapport – en met name het resultatenhoofdstuk – is als het ware een foto van de huidige situatie. Dit onderzoeksrapport bevat tevens aanbevelingen gericht op het versterken van maatschappelijke veranderingen die ontstaan door de inzet van de buurtsportcoach.
DOCUMENT
Dit onderzoek maakt deel uit van het een groter onderzoeksproject, getiteld Bronnen van Continuiteit. Professionaliteit van het Reclasseringswerk gesubsidieerd door Raak Publiek van Stichting Innovatie Alliantie. Dit onderzoeksproject, met een looptijd van september 2011 tot september 2013, is uitgevoerd door een samenwerkingsverband van vijf hogescholen, zes werkveldorganisaties en een universiteit. Het programma had tot doel om de professionaliteit en continuiteit van het reclasseringswerk een impuls te geven. Dit kwalitatieve deelonderzoek is ingebed in het onderzoeksprogramma Werkalliantie in Gedwongen Kader van het lectoraat WiJK HU, gestart met subsidie van Raak publiek. In de context van dit project wordt er op kwantitatieve wijze (deelproject 1 A) en kwalitatieve wijze (deelproject 1B) onderzocht wat kenmerken zijn van een effectieve werkalliantie in gedwongen kader. In deelproject 1b wordt getracht ‘het verhaal achter de cijfers’ te verhelderen en te illustreren en wordt er nagegaan wat de reclasseringswerkers zelf, los van de theorie, de meest bepalende kenmerken vinden. De onderzoeksvraag die overkoepelend is voor beide deelprojecten luidt: Wat zijn kenmerken van een effectieve werkalliantie in gedwongen kader, waarbij controlerende en begeleidende activiteiten worden gecombineerd? In dit deelonderzoek 1 B staan de volgende onderzoeksvragen centraal: Hoe denken de deelnemende reclasseringswerkers over de werkalliantie in de beroepspraktijk: welke kenmerken zijn volgens hen belangrijk en hoe zeggen zij dat zij hieraan werken? Op welke wijze tracht de reclasseringswerker reactance van clienten te beinvloeden en hoe is dit terug te vinden in de gespreksopnames? In hoeverre zijn de kenmerken die worden gemeten in de vragenlijsten van het kwantitatieve deel (1A) te herkennen in de gespreksopnames?
DOCUMENT