Jaarlijks keren circa 30.000 justitiabelen terug naar de samenleving. De reclassering houdt op een deel van hen toezicht, met als doel recidivekansen verminderen en maatschappelijke re-integratie bevorderen. Reclasseringswerkers boeken in de praktijk met hun cliënten veelal vooruitgang op domeinen zoals wonen, werk en relaties. Deze wordt echter vaak tenietgedaan door complexe schuldsituaties waarin cliënten verkeren; hetzij direct doordat cliënten bijvoorbeeld stelen om te kunnen leven, hetzij indirect doordat financiële problematiek cliënten zo in beslag neemt dat er geen ‘ruimte’ is voor werken aan gedragsverandering. Kortom, financiële problematiek is een belangrijk probleem. Reclasseringswerkers missen echter handvaten om cliënten te begeleiden bij financiële problematiek, en bij gebrek aan eenduidige methodische aanpakken zoeken zij hun eigen weg.1 Ook vanuit de literatuur is financiële problematiek bekend als criminogene factor, maar is weinig bekend over de interactie tussen schulden en criminaliteit en de factoren die daarbij een rol spelen. Zowel de praktijk als de theorie vraagt dus om onderzoek dat meer inzicht biedt in de complexiteit van financiële problematiek onder reclasseringscliënten en dat werkers bovendien concrete handvaten kan bieden om cliënten beter te begeleiden bij financiële problematiek.
DOCUMENT
Publieke organisaties worden geconfronteerd met complexe vraagstukken, zoals structurele armoede en snel veranderende technologie. Daar adequaat op inspringen vereist veel van het innovatieve en experimenterende vermogen van deze organisaties. Uitkomsten en bijbehorende interventies staan op voorhand niet vast. Tegelijkertijd vraagt de maatschappij verantwoording van het besteedde geld aan de hand van vastomlijnde protocollen en outputcriteria. Deze discrepantie tussen flexibel acteren enerzijds en controle & transparantie anderzijds staat het adequaat functioneren van deze organisaties in de weg. In dit artikel stellen wij dat de aannames onder de besturing van, het toezicht op en de verantwoording van publieke organisaties moeten worden herzien. Deze herziening heeft tevens serieuze consequenties voor de praktijk van management accounting & control.
DOCUMENT
Sociaal werk is een kunde, vergelijkbaar met gezondheidskunde en onderwijskunde. Dat wil zeggen een interdisciplinaire integratie van kennisontwikkeling en praktijkverbetering vanuit een eigenstandige focus. Belangrijke toeleverende disciplines voor sociaal werk zijn met name economie, ethiek, gezondheidskunde, kennistheorie, pedagogiek, psychologie, recht en sociologie. Als onderdeel van een landelijk project gericht op het vaststellen van de gemeenschappelijke theoretische kennisbasis voor sociaal-werkopleidingen interviewden wij, de auteurs van dit artikel, academische specialisten over toeleverende disciplines. De geïnterviewden benoemen niet alleen een onderscheidende disciplinaire blik die relevant is voor sociaal werk, maar onderscheiden binnen zo’n blik ook meerdere paradigmatische perspectieven. Daarbij valt op dat wel vaker één perspectief binnen de disciplinaire blik een bijzondere positie inneemt. Redenen daarvoor zijn dat zo’n perspectief een meer omvattend karakter bezit (maatschappelijk, historisch, internationaal, intercultureel), de grenzen van het vakgebied overschrijdt (interdisciplinair) en/of een expliciete (ethische, politieke) stellingname insluit (engagement).
DOCUMENT
Het ambitieuze Fascinating programma beoogt de realisatie van circulaire landbouw waarbij ook de eiwittransitie een rol heeft. Dit vereist nieuwe technologie en ketenconfiguraties, maar ook inbedding in de nieuwe generatie van werknemers in de landbouw. Hogescholen, zoals Hanzehogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein (HVHL), vervullen hier een belangrijke rol. Niet alleen worden hier de nieuwe werknemers van de coöperaties opgeleid tot circulair denkende experts maar ook kunnen tijdens de opleiding al diverse vraagstukken verbonden aan de doelstellingen van Fascinating worden opgepakt en uitgewerkt tot real life oplossingen. In 2021 zijn al diverse vraagstukken vanuit Fascinating vertaald naar moduleopdrachten en afstudeerprojecten. Daarnaast is er al de nodige interactie over toekomstig praktijkonderzoek waar onderzoekers en studenten mogelijk samen met het bedrijfsleven invulling aan kunnen geven. Ook wordt er reeds gesproken hoe resultaten van het programma breed worden verankerd in de samenleving. Hier kan het onderwijs een cruciale rol in vervullen door ontwikkelingen op te nemen in curricula, maar ook door studenten in te zetten bij een brede implementatie van kansrijke inzichten in de regio. Om dit een meer structurele vorm te geven wordt in dit project gezamenlijk door de Hanzehogeschool en HVHL de opzet van een Living Lab Fascinating uitgewerkt. Een Living Lab is een omgeving waarin verschillende partijen gezamenlijk werken aan innovatieve oplossingen in een levensechte setting. De activiteiten van het Living Lab spelen zich af in het Noorden van Nederland. Gezien de vestigingsplaatsen van de Hanzehogeschool en HVHL wordt in ieder geval gestart met werklocaties in zowel Groningen als Leeuwarden, maar nadrukkelijk wordt de mogelijkheid opgehouden dat er op andere plekken locaties ontstaan waar gewerkt wordt; daar waar het werk gebeurd is de Living Lab.Een Living Lab ontleent zijn bestaansrecht aan het centraal stellen van relevante vraagstukken in de praktijk. Deze vraagstukken worden opgehaald uit de praktijk en vertaald naar specifieke activiteiten binnen de aangesloten HBOs en MBOs (curriculum en/of Applied Research Centres (ARCs), Kenniscentra (KCs) of Innovatiewerkplaatsen (IWPs)). Deze activiteiten kunnen bestaan uit opdrachten binnen onderwijseenheden zoals modules en minoren maar ook gekoppeld worden aan stages en afstudeerprojecten, afhankelijk van omvang en complexiteit. Ook kunnen activiteiten plaatsvinden door docent-onderzoekers binnen de ARCs/KCs etc). De mogelijkheid bestaat dat een bepaald vraagstuk op meerdere plekken binnen de hogescholen op verschillende niveaus worden geadresseerd. Uitkomsten van de onderzoeken worden gerapporteerd naar FASCINAting waarbij resultaten van toegepast onderzoek geïmplementeerd worden in Groningen. Daarnaast kunnen de resultaten ook doorwerken in het onderwijs zelf door aanpassing van het curriculum, bijvoorbeeld in de vorm van aanpassingen in het lesmateriaal. Studenten die participeren in de Living Lab komen hiermee in aanraking met praktijkvraagstukken als startpunt voor hun carrière in het werkveld in de regio.Fascinating is een icoonproject op het gebied van agricultural transitions, van de onlangs opgerichte Universiteit van het Noorden. In icoonprojecten is de samenwerking tussen de verschillende partners van de UvhN nu al zichtbaar, tot nu toe waren UMCG en RUG aangesloten bij dit project. Door de opzet van een living lab, wordt ook het praktijkgerichte onderzoek vanuit de Hanzehogeschool en HVHL verbonden met dit icoonproject.
Hedendaagse maatschappelijke uitdagingen vereisen duurzame oplossingen die structurele veranderingen bewerkstelligen. Ervaring leert dat traditionele methoden en expertise vaak tekortschieten om de toenemende complexiteit aan te pakken en zo blijvend systeemverandering te realiseren. Het blijkt niet eenvoudig om actoren uit de leefwereld en systeemwereld op één lijn te krijgen. Veelal ontbreekt een focus op gezamenlijke waardecreatie, wordt het potentieel van samenwerking niet benut of blijft gezamenlijk leren achterwege. Dit voorstel helpt changemakers door het anders te organiseren middels een ontwerpende aanpak die richting geeft aan transities en verder gaat dan het toepassen van tools. Centraal staat de waarde van codesign in transitievraagstukken. Het voorstel bouwt voort op een grootschalig train-the-trainer programma ontwikkeld voor, met en door een honderdtal Europese changemakers. Hierin werden enerzijds de unieke vaardigheden van deze changemakers blootgelegd en anderzijds een actieve leergemeenschap van changemakers met een groeiend repertoire aan ontwerpmethodieken gerealiseerd. SE.Lab, een vooraanstaande changemaker uit de beroepspraktijk, werkt samen met veel partijen op en tussen verschillende systeemlagen om transitievraagstukken aan te pakken. Waar SE.Lab de potentie ziet om binnen deze complexiteit verbindingen te leggen, zien de individuele actoren dit nog niet. Ook spreken zij niet altijd dezelfde transitietaal. Dit projectvoorstel biedt SE.Lab ruimte, tijd en middelen om samen met TU Delft experimenten op te zetten om daadwerkelijk anders te organiseren in de context van zorg, wonen en welzijn. Door gedurende een periode van een jaar op gestructureerde wijze anders organiseren te faciliteren en dit nauwlettend te monitoren, tonen we de waarde van een alternatieve, co-creatieve transitieaanpak op en tussen diverse systeemlagen aan. Hierdoor demonstreren we niet alleen de waarde van ontwerpen 'voor' of 'met' andere changemakers, maar realiseren ook een groeiend netwerk van changemakers. 'Door' anders te organiseren illustreren we een verandering in het zorgdomein die duurzaam geborgd is.
Technologie draagt bij aan belangrijke kwaliteitsindicatoren binnen zorg en welzijn, zoals gepersonaliseerde zorg, langer thuis wonen, en bevordering van eigen regie en zelfstandigheid. Zorgorganisaties investeren in het gebruik van technologie en de COVID-19 pandemie heeft het (initiële) gebruik van technologie een boost gegeven. Toch is het gebruik van technologie nog onvoldoende onderdeel van het handelingsrepertoire van zorgprofessionals. En dit is hard nodig om de zorg toekomstbestendig te houden en het hoofd te kunnen bieden aan de groeiende zorgvraag en krapper wordende arbeidsmarkt. Er is bij zorg- en welzijnsorganisaties Ambiq, Aveleijn en Livio behoefte aan praktische handvatten om grip te krijgen op het complexe proces van technologie-implementatie, waarbij aandacht is voor de verschillende factoren waarop zorgprofessionals invloed hebben. De praktijkvraag vanuit drie praktijkorganisaties luidt: Hoe zorgen we ervoor dat zorgtechnologie een vanzelfsprekend onderdeel wordt van het dagelijks handelen van zorgprofessionals, zodat zij dit meenemen bij elke zorgvraag en behoefte van cliënten? Het NASSS framework en bijbehorende implementatiestrategieën bieden handvatten om recht te doen aan het complexe proces van implementatie van technologie in zorg en welzijn. Hierbij worden de NASSS-domeinen ‘conditie’, ‘technologie’, ‘adopter’ en ‘organisatie’ als uitgangspunt genomen in dit project. Door middel van actieonderzoek wordt onderzocht op welke manier zorgprofessionals kunnen worden ondersteund bij de implementatie van technologie in hun dagelijks handelen. Per organisatie wordt één zorgtechnologie geimplementeerd in minimaal 3 teams. Het implementatieproces volgt de volgende stappen: 1) analyse van het proces van technologie implementatie (WP1); 2) plan van aanpak t.a.v. implementatiestrategieën (WP2); 3) evaluatie van het implementatietraject binnen de drie organisaties. De geleerde lessen en opgedane kennis en eravring wordt gedeeld met het werkveld en onderwijs (WP4). Het project leidt tot inzicht in de resultaten en ervaringen van technologie implementatie en een praktisch en theoretisch gefundeerde werkwijze om technologie een structurele plek te geven in het werkproces van zorgprofessionals.