De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
Rondom het onderwerp ‘brede vorming’ en de mogelijkheden ervan voor het curriculum hebben we een onderzoek uitgevoerd waaraan teams van basisscholen van drie besturen in Dordrecht hebben meegewerkt. Dit verkennende onderzoek heeft zich ten doel gesteld een eerste schets te maken van de manier waarop basisscholen brede vorming hebben opgenomen in hun curriculum. Wat doen scholen op dit gebied, en waarom doen ze dat? En welke taal gebruiken ze als ze over de brede vorming van kinderen spreken? Dit artikel verscheen in Tijdschrift voor lerarenopleiders 41(2) 2020 en beschrijft hoe dit verkennende onderzoek is uitgevoerd en wat de belangrijkste uitkomsten ervan zijn. Het eindigt met een aantal aandachtspunten voor verder onderzoek en voor het ontwikkelen van brede vorming in het curriculum van zowel de basisscholen als de lerarenopleiding.
DOCUMENT
In dit artikel, verschenen in Tijdschrift voor lerarenopleiders, 42(3), 33-43, wordt voorgesteld om persoonsvorming te benaderen als de vorming van ‘het zelf’ en daarbij twee strategieën uit de filosofische discussie rond het zelf te gebruiken. Eerst wordt besproken wat dit zelf minimaal is onder de noemers ‘subjectief’, ‘continu’ en ‘handelend’. Vervolgens worden verschillende perspectieven op het zelf die in het basisonderwijs een rol spelen besproken onder de noemers ‘persoonlijkheid’, ‘identiteit’ en ‘karakter’. Op deze manier ontstaat een manier van spreken over het zelf, die zowel theoretisch robuust, als in de praktijk herkenbaar is. Door het subject centraal te stellen in het spreken over persoonsvorming, wordt benadrukt dat we in het onderwijs altijd te maken hebben met personen die een eigen unieke ervaring van de werkelijkheid hebben, op basis van hun persoonlijke geschiedenis en eigenschappen. Door het zelf vanuit verschillende perspectieven te benaderen, wordt benadrukt dat persoonsvorming niet eenvoudig in een vakgebied of kerndoel is onder te brengen maar op allerlei momenten tijdens een onderwijsdag aan de orde is.
DOCUMENT