Het kabinet kan het consumptiepatroon van Nederlanders sturen met financiële prikkels. Om een echte verandering op gang te brengen is een hogere belasting op suiker noodzakelijk. Door tegelijkertijd de btw op groente en fruit te verlagen, hoeft dat consumenten niets extra’s te kosten, zeggen lectoren Herman Peppelenbos, Feike van der Leij en Annet Roodenburg.
DOCUMENT
Dit artikel is een op uitnodiging van het tijdschrift Acta Physiologica geschreven "Editorial" over het proeven van vetzuren door zoogdieren. Het artikel refereert naar een studie van Nagai et al. dat in juli 2025 in Acta Physiologica verscheen onder de titel “Fatty Acid Taste Quality Information via GPR40 and CD36 in the Posterior Tongue of Mice”. Daarin worden experimenten beschreven die erop duiden dat het proeven van vetzuren door dezelfde zenuwen van de muizentong wordt doorgegeven als het proeven van zoet en/of umami. Muizen ervaren de smaak van vetzuren volgens Nagai et al. als smakelijk, terwijl van mensen bekend is dat zij de smaak van vetzuren, ook wel bekend onder de naam "oleogustus", als onsmakelijk ervaren. De vraag is of mensen en muizen zo erg verschillen of dat het misschien een dosis-effect van de geteste hoeveelheden vetzuren kan zijn waarmee dit verschil verklaard kan worden.
MULTIFILE
In Nederland kennen we verschillende systemen die de samenstelling van levensmiddelen kunnen helpen verbeteren: het Akkoord Verbetering Productsamenstelling tussen de overheid en het bedrijfsleven, het Vinkje op verpakkingen dat wordt uitgefaseerd, en de Schijf van Vijf. Ze bevatten afspraken of criteria voor de gehalten zout, verzadigd vet en suiker in producten. De systemen vertonen weinig samenhang: ze gebruiken verschillende productgroepen, voedingsstoffen en criteria. Er is een nieuw integraal systeem gewenst met één samenhangende set criteria die voor alle producten in de productgroepen geldt. Dat adviseert de onafhankelijke Commissie Criteria Productverbetering. Volgens de commissie is het mogelijk om een getrapt systeem voor productverbetering te ontwikkelen. Dit houdt in dat per productgroep minimale eisen voor productverbetering (ten aanzien van zout, verzadigd vet, suiker, calorieën en vezel) worden bepaald die voor alle producten in die productgroep gelden. Daarnaast worden er extra criteria gedefinieerd voor producten die hier de beste resultaten in behalen (‘koplopers’). De commissie adviseert om een werkgroep van deskundigen de opdracht te geven het voorgestelde systeem technisch verder uit te werken.Om dit systeem te laten slagen is het belangrijk om draagvlak te creëren door maatschappelijke organisaties en de industrie intensief te betrekken. Daarnaast is het van belang dat de criteria vanuit de rijksoverheid worden vastgesteld en regelmatig worden aangescherpt. Ten slotte moet een onafhankelijke organisatie bijhouden of producten aan de criteria voldoen. Ervaringen uit het buitenland leren dat een set met criteria alleen niet voldoende is. Fabrikanten dienen continu gestimuleerd te worden om de samenstelling van hun producten stapsgewijs aan te passen. Het is belangrijk uit te zoeken welke prikkels hierbij werken, van wettelijke of financiële maatregelen tot communicatie naar de consument bijvoorbeeld via een nieuw voedselkeuzelogo.
LINK
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT
Het onderzoek beschreven in dit rapport is een samenwerking tussen Flevo Campus en WFBR. Flevo Campus wil dat de consumentenkeuze voor frisdranken een meer bewuste en gezondere keuze wordt, niet alleen gedreven door nutriënteninformatie en prijs, maar ook gedreven door smaakbeleving en fun. Dit onderzoek belicht een aantal verschillende aspecten van frisdrankconsumptie door consumenten, gebaseerd op een: 1. inventarisatie van smaakprofielen in gebruik bij andere dranken, 2. literatuurstudie over de perceptie van verschillende soorten frisdrank, 3. historisch onderzoek 'frisdrank als cultureel symbool', 4. consumentenstudie onder 30 consumenten in Almere naar de groepering van verschillende soorten frisdrank, 5. online consumentenstudie naar de groepering van verschillende soorten frisdrank onder 164 consumenten.
DOCUMENT
Dit kookboekje maakt deel uit van Pauline van Woensel's meesterproef voor de master Gezond Gedrag en Leefomgeving. Het bevat recepten met bonen, erwten en linzen, speciaal samengesteld voor mbo-studenten.
DOCUMENT
Dit boekje is een weerslag van de inaugurele rede als lector Voeding & Gezondheid bij HAS hogeschool (toen HAS Den Bosch) die Annet Roodenburg op 6 juni 2011 hield. De kern van het betoog is de vraag: "Wanneer is een voedingsmiddel gezond?" Om deze vraag te beantwoorden is een omgevingsanalyse gemaakt.
DOCUMENT
Deze innovatieve business case richt zich op kostenberekeningen, projectvoorstellen en milieustudies gerelateerd aan op mycelium gebaseerde innovatie in het innovatielab van InHolland Alkmaar. De primaire focus ligt op het onderzoeken hoe de innovatie-inspanningen van het Mycelium-project in het innovatielab InHolland Alkmaar kunnen worden geoptimaliseerd, met specifieke aandacht voor het in kaart brengen van de bedrijfseconomische aspecten. Het doel is om de interesse van relevante partijen in de hele waardeketen te wekken. Het innovatielab erkent de interesse van de markt in myceliumtoepassingen, maar mist cruciale informatie over hoe myceliumpanelen bijdragen aan de materiaaltransitie, de bijbehorende kosten en externe productie-effecten. Lopende studentenprojecten leggen de nadruk op technische aspecten, waardoor er onzekerheid ontstaat over de marktvraag en de bruikbaarheid van het nieuwe isolatieproduct. Het innovatielab heeft tot doel de mogelijkheden van myceliumcomposiet sandwichpanelen voor de bouw aan te tonen. Het doel is om een proefopstelling op te zetten om de isolatiewaarde van mycelium composietpanelen voor wanden of vloeren te bepalen en te valideren. Onzekerheden over de bijdrage van myceliumpanelen aan de materiaaltransitie, de totale kosten en de externe productie-effecten vormen uitdagingen. Hoewel mycelium wordt beschouwd als een duurzame vervanging voor de huidige isolatiematerialen, moeten de potentiële kosten en risico's worden geëvalueerd. Het begrijpen van marktinteresse en schaalbaarheid is cruciaal voor het realiseren van mycelium als levensvatbaar bouwmateriaal. Twee studentengroepen hebben myceliumpanelen met verschillende substraten gekweekt en getest. Aanbevelingen zijn onder meer het produceren van de meest kosteneffectieve panelen (SWOL-HOOI-KIN-32,5 en VLA-SPAW) op basis van de beschikbaarheid van grondstoffen, productie-efficiëntie en schaalbaarheid. Een mogelijke oplossing voor het proces van het maken van myceliumpanelen is een machine ontwikkeld door Engineering-student Thomas Jongejans. Deze machine is veelbelovend voor de toekomst, maar gedetailleerde gegevens over kosten en productiecapaciteit zijn essentieel vóór implementatie. Tests op myceliumcomposietpanelen wijzen op een levensduur van 20-30 jaar, afhankelijk van de weersomstandigheden. Mycelium presenteert een potentiële doorbraak in duurzame bouwmaterialen. Er worden aanbevelingen gedaan voor specifieke paneelkeuzes, productiemethoden en verder onderzoek om de huidige onzekerheden aan te pakken. Omdat de markt voor mycelium relatief nieuw is, zijn het behalen van certificeringen en het garanderen van de productkwaliteit essentieel voor toekomstig succes in de bouwsector. Het innovatielab wil een deelnemer zijn in deze opkomende markt met milieuvriendelijke, kosteneffectieve myceliumcomposietpanelen.
DOCUMENT
Binnen het SIA-RAAK onderzoeksproject 'Touchpoints: persuasief ontwerpen voor duurzaam en gezond gedrag' werkten de lectoraten Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PubLab) en Codesign (Hogeschool Utrecht; FNT) twee jaar lang samen met bureaus uit de creatieve industrie, kennisinstellingen en gedragswetenschappers. Het eindresultaat bestaat uit een praktisch toepasbare toolbox die de creatieve industrie ondersteunt bij ontwerpen voor duurzaam en gezond gedrag, gebaseerd op een breed scala aan theoriën uit de sociale wetenschappen. Deze publicatie is een weergave van de highlights van het project en de resultaten daarvan in onderzoek, praktijk en wetenschap.
DOCUMENT