Objective: Self-management is a core theme within chronic care and several evidence-based interventions (EBIs) exist to promote self-management ability. However, these interventions cannot be adapted in a mere copy-paste manner. The current study describes and demonstrates a planned approach in adapting EBI’s in order to promote self-management in community-dwelling people with chronic conditions. Methods: We used Intervention Mapping (IM) to increase the intervention’s fit with a new context. IM helps researchers to take decisions about whether and what to adapt, while maintaining the working ingredients of existing EBI’s. Results: We present a case study in which we used IM to adapt EBI’s to the Flemish primary care context to promote self-management in people with one or more chronic disease. We present the reader with a contextual analysis, intervention aims, and content, sequence and scope of the resulting intervention. Conclusion: IM provides an excellent framework in providing detailed guidance on intervention adaption to a new context, while preserving the essential working ingredients of EBI’s. Practice Implications: The case study is exemplary for public health researchers and practitioners as a planned approach to seek and find EBI’s, and to make adaptations.
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid zijn er meer mensen met overgewicht dan met ondervoeding. Overgewicht is in snel tempo toegenomen en is een van de grootste maatschappelijke (gezondheids)problemen van deze tijd. Overgewicht heeft ondervoeding overschaduwd. In "The land of plenty"’ is geen gebrek meer, en dus geen ondervoeding zou je verwachten. Ondervoeding blijkt echter ook in deze tijd nog steeds een van de grootste maatschappelijke (gezondheids). Door inactiviteit of door ziekte kan spiermassa afnemen en wordt het steeds lastiger ondervoeding door de laag vet heen te ontdekken. Het aanpakken van overgewicht en ondervoeding door de professional vergt goed gewichtsmanagement. Voeding en beweging spelen hierbij een cruciale rol. Energie uit de voeding is gerelateerd aan vetmassa, en eiwit uit de voeding en beweging is gerelateerd aan spiermassa
Background: Adequate self-management skills are of great importance for patients with chronic obstructive pulmonary disease (COPD) to reduce the impact of COPD exacerbations. Using mobile health (mHealth) to support exacerbation-related self-management could be promising in engaging patients in their own health and changing health behaviors. However, there is limited knowledge on how to design mHealth interventions that are effective, meet the needs of end users, and are perceived as useful. By following an iterative user-centered design (UCD) process, an evidence-driven and usable mHealth intervention was developed to enhance exacerbation-related self-management in patients with COPD. Objective: This study aimed to describe in detail the full UCD and development process of an evidence-driven and usable mHealth intervention to enhance exacerbation-related self-management in patients with COPD. Methods: The UCD process consisted of four iterative phases: (1) background analysis and design conceptualization, (2) alpha usability testing, (3) iterative software development, and (4) field usability testing. Patients with COPD, health care providers, COPD experts, designers, software developers, and a behavioral scientist were involved throughout the design and development process. The intervention was developed using the behavior change wheel (BCW), a theoretically based approach for designing behavior change interventions, and logic modeling was used to map out the potential working mechanism of the intervention. Furthermore, the principles of design thinking were used for the creative design of the intervention. Qualitative and quantitative research methods were used throughout the design and development process. Results: The background analysis and design conceptualization phase resulted in final guiding principles for the intervention, a logic model to underpin the working mechanism of the intervention, and design requirements. Usability requirements were obtained from the usability testing phases. The iterative software development resulted in an evidence-driven and usable mHealth intervention—Copilot, a mobile app consisting of a symptom-monitoring module, and a personalized COPD action plan. Conclusions: By following a UCD process, an mHealth intervention was developed that meets the needs and preferences of patients with COPD, is likely to be used by patients with COPD, and has a high potential to be effective in reducing exacerbation impact. This extensive report of the intervention development process contributes to more transparency in the development of complex interventions in health care and can be used by researchers and designers as guidance for the development of future mHealth interventions.
T.b.a.BrandwondenzorgDe 3 Nederlandse Brandwondencentra werken samen om de zorg voor patiënten met ernstige brandwonden continu te verbeteren. Brandwondenzorg is meer dan alleen genezen van brandwonden. Gevolgen van brandwonden zijn lichamelijk, psychisch en sociaal ingrijpend. Patiënten moeten leren leven met littekens, veranderd uiterlijk en functionele beperkingen. Het doel van brandwondenzorg is optimale kwaliteit van leven en re-integratie in de maatschappij voor iedere individuele patiënt. De patiënt en wat hij/zij zelf wilt en belangrijk vindt staat centraal: het is doelmatige zorg op maat.Doel en werkwijzeMet de TZO subsidie versterken we onze topklinische zorg. Waardegedreven zorg en samen beslissen met de patiënt worden geoptimaliseerd om te komen tot de beste behandeling voor iedere individuele patiënt. Drie belangrijke vraagstukken worden onderzocht en hier worden zorginnovaties voor ontwikkeld: het moment van huidtransplantatie, het effect van kunsthuid en optimalisering van zelfmanagement in de nazorg.Inleiding onderzoekenVoor dit project hebben wij drie belangrijke praktische vragen gekozen waarover nog veel discussie is in de brandwondenzorg en waarvan niet duidelijk is wat het beste behandelbeleid voor de individuele patiënt is. Elk van deze 3 vragen is uitgewerkt tot een onderzoeksvoorstel. Deze voorstellen dienen de komende 4 jaar als concrete basis voor het ontwikkelen en implementeren van een waardegedreven zorg raamwerk in de Nederlandse brandwondenzorgOnderzoek 1 Wat is voor welke patiënt het beste moment om een brandwond te opereren?Het eerste onderzoek richt zich op de acute fase in het brandwondencentrum. De behandeling van brandwonden is afhankelijk van de diepte (en grootte en locatie) van een brandwond. Diepe brandwonden moeten worden geopereerd, terwijl oppervlakkige brandwonden spontaan genezen. Veel brandwonden bevinden zich echter in het midden van dit spectrum. Het is dan niet duidelijk wat voor de patiënt de beste behandeling is; meteen opereren of afwachten en eventueel later opereren. De mening van de patiënt is dus uiterst belangrijk omdat er niet één beste behandeling lijkt te zijn.Enerzijds zal dit onderzoek meer duidelijkheid geven over patiënt relevante uitkomsten voor de patiënt (bijvoorbeeld kwaliteit van leven) van vroeg en laat opereren. Anderzijds worden deze uitkomsten gebruikt voor het ontwikkelen van een keuzehulp die het samen beslissen voor deze keuze ondersteunt.Onderzoek 2 Protocol en keuzehulp voor gebruik kunsthuidHet tweede onderzoek richt zich op het gebruik van kunsthuid. Kunsthuid bestaat uit weefsel dat in een laboratorium wordt ontwikkeld en dat (delen van) de huid vervangt bij de behandeling van diepe brandwonden. In Nederland is er door het consortium veel onderzoek gedaan op dit gebied. Het is gebleken dat het gebruik van kunsthuid bij diepe brandwonden zorgt voor een beter functioneel (minder beperkingen in bewegen) en cosmetisch (‘mooiere’ littekens) resultaat. Hoewel er uit onderzoek al vrij veel bekend is over kunsthuid, wordt het in de praktijk nog weinig gebruikt en is de mening van de patiënt nog niet eerder volwaardig meegenomen.Met dit onderzoek willen we uitzoeken bij welke patiënt welke type kunsthuid het beste is. Deze uitkomsten worden gebruikt om een protocol voor het gebruik van kunsthuid voor zorgverleners te maken, en om een keuzehulp voor patiënten te maken die het samen beslissen over toepassing van een kunsthuid ondersteunt.Onderzoek 3 Hoe kunnen we optimale nazorg voor iedere individuele patiënt bieden?Het derde onderzoek richt zich op de nazorg, met name op de rol van zelfmanagement van patiënten en het effect ervan op patiënt relevante uitkomsten. Nazorg omvat tal van aspecten, zoals de behandeling van littekens, pijn en/of jeuk, het dragen van drukkleding, het opbouwen van fysieke conditie of leren omgaan met de psychologische gevolgen van brandwonden. Wij willen het zelfmanagement van patiënten bevorderen door het ontwikkelen van een gepersonaliseerd nazorgprogramma met een focus op zelfmanagement.Patiënt krijgt zelf de regieZelfmanagement is het zodanig omgaan met een (chronische) aandoening en de bijbehorende symptomen en behandeling, dat de aandoening optimaal kan worden ingepast in het leven. Door zelfmanagement wordt de patiënt zo onafhankelijk mogelijk en krijgt hij/zij zelf de regie. Dit bevordert zelfvertrouwen en eigenwaarde, en zo kunnen patiënten beter meedoen in de maatschappij en wordt hun kwaliteit van leven verbeterd. In dit project wordt op basis van de input van patiënten een nieuw nazorgprogramma opgezet, met een combinatie van face-to-face en online zorg (eHealth). In dit onderzoek worden de uitkomsten voor de patiënt van de huidige behandeling en het nieuwe gepersonaliseerde nazorgprogramma met elkaar vergeleken.
In Nederland lijden 1,4 miljoen mensen aan hart- en vaatziekten. Dit aantal zal oplopen tot 1,9 miljoen in 2030 . Hevige of langdurige stress is een belangrijk risicofactor voor hart- en vaatproblemen. Cardiologen hebben vastgesteld dat omgaan met stress nu als een belangrijk onderdeel van de behandeling wordt beschouwd. In 2020 publiceerde de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie de richtlijn voor de behandeling van pijn op de borst, waarin stressmanagement wordt beschreven als een belangrijke pijler. De invulling is daarentegen nog niet uitgewerkt. In 2019 is het Radboudumc gestart met het project Blue Zone, één ontspanningsprogramma dat zich richt op gezonde, ontspannen en zinvolle levensstijl . Het Blue Zone programma zorgt voor een verbetering van kwaliteit van leven; zowel tijdens de behandeling als daarna. Hiermee komt er een structureel betere gezondheid en minder snelle terugval van de patiënt. Op dit moment is Blue Zone voornamelijk gericht op ontspanningsprogramma’s binnen het Radboudumc en wordt er geen data verzameld. Binnen het KIEM project “Wavy Zone - stressreductie voor een beter herstel bij hartpatiënten” wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van stressmanagement en reductie door middel van de Blue Zone interventies in combinatie met biofeedback bij hartpatiënten gedurende de ziekenhuisopname en revalidatie in de eigen leefomgeving. Het doel is om de kwaliteit van zorg bij hartpatiënten te vergroten, waarbij er minder stress, angst en symptomen ontstaan. Het project draagt bij aan de KIA Gezondheid en Zorg, waaronder missie II en III. De kracht van dit project betreft de directe samenwerking tussen het Radboudumc, twee innovatieve MKB-ondernemingen Wavy Assistant B.V. en Imagine AI B.V., en de stichtingen Hart voor Vrouwen en Lindenberg Cultuurhuis. Daarnaast participeert het lectoraart Personalised Digital Health van de Hanzehogeschool als betrokken partij mee. De samenwerking in dit consortium met deze diversiteit aan kennis, vaardigheden en achtergronden is nieuw.