Dit artikel is gewijd aan de kernbegrippen van dit themanummer: innoveren, ondernemen, globalisering en de relaties daartussen. Uiteenlopende invalshoeken en disciplines zijn nodig om die verbanden te duiden. Gebruikmakend van kennis over innovaties en innovatieprocessen laten zich verschillende typen innovaties schetsen. Door innoveren in historisch perspectief te plaatsen laat zich de relatie leggen naar globalisering. Economie en economische wetenschap maken het mogelijk om de relatie tussen innoveren en ondernemen te expliciteren. Sociale psychologie tenslotte helpt bij het beantwoorden van een hele praktische vraag: innoveren – hoe doe je dat?1
Over het mislukken van sociale innovatie wordt nauwelijks geschreven. Het leren van mislukte projecten kan net zo waardevol zijn als het leren van succesvolle projecten. Dit artikel behandelt sociale innovatie in een zorginstelling. Aan de hand van twee casusbeschrijvingen worden de uitdagingen en belemmeringen hiervan geschetst. Het artikel bevat belangrijke lessen voor (HR)Managers die zelf sociale innovatie in hun organisatie willen toepassen.
Hogeschool Inholland heeft op dit moment een hoogwaardige digitale leeromgeving. Echter, gezien de continue ontwikkelingen binnen de onderwijstechnologie is het belangrijk om een alert en wendbaar digitaal leerlandschap te blijven aanbieden. Omdat technologie in sommige gevallen ook een versneller kan zijn van onderwijsinnovatie, is Inholland gestart met het project “Innovatie met EdTech” wat het mogelijk maakt om innovatieve technologieën experimenten uit te voeren. Er ontbreekt een objectief evaluatieinstrument om deze technologien op een objectieve maar inzichtelijk manier te beoordelen op hun meerwaarde om hiermee een eventuele grootschalige implementatie mogelijk te maken. Hiervoor is de Inholland Innovatie Index ontwikkeld: een multidisciplinaire evaluatiemethodiek die een kansrijke applicatie beoordeelt op drie hoofdcategorieën met diverse subcategorieën. In een workshops setting waarbij diverse actoren aanwezig zijn, worden de resultaten besproken. Na afloop worden de bevinden geplot in de Inholland Innovatie Index resulterend in een groene, oranje of rode kleur per categorie waardoor een algemeen beeld ontstaat rondom het succes van de pilot. Met behulp van de Inholland Innovatie Index zijn tien pilots geëvalueerd met een divers resultaat. De Inholland Innovatie Index blijkt een nuttig instrument om begrip te creëren voor de diverse standpunten en inzichten die mede leiden tot een negatief advies. Daarnaast blijkt dat waardevolle lessen die bij minder ‘succesvolle’ pilots zijn opgedaan door het gebruik van de Inholland Innovatie Index niet verloren gaan.
Het 3D-BioLOKAAL project wil een bio-based filament met karakteristieke lokale vulstoffen ontwikkelen, de eigenschappen van het filament bepalen en het filament inzetten bij de productie van innovatieve designproducten. Bijvoorbeeld voor geïndividualiseerde producten voor de souvenirmarkt of “business to business” relatiecadeaus en promotieproducten. 3D Bakery en Eric Klarenbeek Studio, Inktweb B.V. en Danvos BV, willen innovatieve 3D filamenten ontwikkelen gebaseerd op bio-based polymeren met vulstoffen uit lokale bronnen. Door de ontwikkeling van 3D technologieën en benutting van bio-based materialen, is de productie van bio-based filamenten de laatste jaren sterk toegenomen. 3D-printen met bio-based plastics kan de carbon footprint drastisch verminderen (meer dan 60-70% vermindering is haalbaar)(REF). Om het potentieel van deze systeeminnovatie in de circulaire economie volledig te benutten, is het belangrijk dat materialen lokaal geproduceerd kunnen worden en dat hergebruik van materialen ook zoveel mogelijk gestimuleerd wordt. De lokale productie versterkt tevens de lokale economie. BioLOKAAL onderzoekt vooral de mogelijkheden van zeewier als filament. De innovatieve composieten moeten een hoogwaardige en natuurlijke “look and feel” creëren voor het geprinte product dat voor de beoogde toepassingen zeer belangrijk is. De keuze van het materiaal is tevens belangrijk voor de boodschap die de ontwerper wil overbrengen. Bijvoorbeeld door materialen te gebruiken die aansluiten bij de lokale natuur, zoals zeewier van de Nederlandse kust. 3D printen maakt complex design mogelijk en maakt kleine productievolumes en de productie van geïndividualiseerde producten economisch haalbaar. 3D filament composieten op basis van PLA en bio-based vulstoffen zijn al (beperkt) op de markt voorhanden dus de technische haalbaarheid is bewezen. De filamenten die in BioLOKAAL nieuw ontwikkeld worden zijn vernieuwend vanwege het gebruik van lokale (rest)materialen en sterke gerichtheid op duurzaamheid in combinatie met specifieke visuele en andere tactiele eigenschappen die met filamenten gecreëerd worden.
De elektrificatie van de auto is een van de grootste systeeminnovaties op het gebied van autotechniek in de afgelopen 100 jaar. Voor professionals in de autobranche hebben deze ontwikkelingen directe impact op de uitvoering en het bestaansrecht van hun werk. Eerdere grote onderzoeksprojecten zoals Werkplaats van de Toekomst en Werkplaats op Weg hebben inmiddels handvatten geboden waarop ondernemers in de auto-en transportbranche hun (investerings)agenda en bedrijfsvoering kunnen afstemmen. Centraal in deze projecten staat de noodzaak tot verandering: aangepaste ondernemingsstrategieën, innovatievere werkplaatsuitrusting, en nieuwe werkzaamheden voor monteurs. De visie van de automonteurs op deze ontwikkelingen is echter zelden onderzocht, terwijl juist zij het meest met dergelijke nieuwe technologieën moeten werken. Het is daarom belangrijk om hun ervaringen en verwachtingen met betrekking tot elektrische auto’s beter in beeld te krijgen. Omwille van de succesvolle integratie van werkzaamheden aan elektrische voertuigen in het autobedrijf zal een nieuw collectief van consortiumpartners en overige betrokken partijen zich in project MIEP inzetten om de ogenschijnlijk vanzelfsprekende doch cruciale kijk van automonteurs op de impact van elektrificatie op hun werkzaamheden en werkbeleving in kaart te brengen. Om dit te onderzoeken worden kwalitatieve onderzoeksmethoden ingezet, waaronder werkplaatsbezoeken en interviews met werkende monteurs en monteurs in opleiding, hun leidinggevenden en docenten, en bedrijfsleiders. Deze gesprekken en observaties zullen vervolgens worden geanalyseerd en leiden tot een adviesdocument voor leidinggevenden en opleiders waarin de belangrijkste kenmerken van monteurs’ visie op de impact van elektrificatie worden uiteengezet, en mogelijkheden worden aangereikt waarop het MKB en vakonderwijs zelf het gesprek met monteurs kan aangaan ter bevordering van de dagelijkse arbeidspraktijk. Daarnaast zal dit verkennende onderzoek leiden tot enkele publicaties en een nieuw consortium waarmee een uitgebreider onderzoeksaanvraag zal worden geschreven naar de impact van andere innovaties op de beroepsbeoefening van monteurs.