Het hoger onderwijs moet studenten opleiden tot kenniswerkers. Het blijkt echter lastig studenten zo op te leiden dat ze de voldoende vaardigheden hebben kennis snel toe te passen en nieuwe kennis te genereren. Een mogelijke aanpak is De praktijk als leeromgeving: studenten leren als junior kenniswerkers in authentieke praktijksituaties handelingsgericht te werken. In deze praktijksituaties komen het oplossen van praktijkproblemen (praktijkstroom), ontwikkelen van praktijkkennis (kennisstroom) en leren (competentiestroom) samen. De kwaliteit wordt bewaakt door kritische reflectie tegen vooraf gestelde kwaliteitscriteria. Door deze aanpak worden onderwijs en onderzoek verbonden. De studenten dragen bij aan open innovatie. Hierbij wordt kennis ontwikkeld en gedeeld ten behoeve van de praktijk en de hoger onderwijsorganisatie, waardoor de competentieontwikkeling van de student met innovatie gepaard gaat. Bij het toepassen van de praktijk als leeromgeving is er een aantal knelpunten. Wij hebben genoemd het onderscheiden van niveaus in competentieontwikkeling, het erkennen van Eerder Verworven Competenties (EVC), het Verbinden van onderwijs en onderzoek, de begeleidingsrollen en de professionele invulling daarvan, en de beoordelingsvormen: beoordeling van leerresultaten gekoppeld aan praktijkresultaten en de individuele beoordeling van teamwerk. In dit artikel hebben we hiervoor een aantal oplossingen aangedragen, waaronder het gebruiken van een sollicitatieprocedure, het onderscheiden van verschillende typen leersituaties, en het stellen van expliciete kwaliteitscriteria. Demografen voorspellen dat kenniswerkers schaars worden. We mogen dus geen talenten verspillen. Het hoger onderwijs wacht een zware taak om deze kenniswerkers grondig en efficiënt op te leiden. En wel op een zodanig manier dat ze niet alleen de theoretische kennis hebben, maar ook de vaardigheden om deze kennis snel in waarde om te zetten en met nieuwe kennis aan te vullen. De aanpak van de auteurs met de praktijk als leeromgeving is een van de manieren waarop dit mogelijk wordt.
Van 2018 tot 2020 deed de onderzoeksgroep The Work Lab van de Hogeschool van Amsterdam onderzoek naar de duurzame inzetbaarheid van (oudere) werknemers, vakmanschap en de skills die medewerkers denken nodig te hebben voor het werk, nu en in de toekomst. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 91 medewerkers van twee grote organisaties in de grootstedelijke regio Amsterdam. Op basis van de uitkomsten van assessments, in de vorm van individuele interviews met de medewerkers, zijn groepsgesprekken gehouden met zes teams. We vroegen medewerkers naar het effect op hun functioneren van veranderingen in de sector en de arbeidsorganisatie als gevolg van bijvoorbeeld digitalisering of verduurzaming. Hoe kunnen zij duurzaam inzetbaar blijven en welke skills hebben zij nodig voor het werk in de toekomst? In teamverband werd vervolgens besproken wat de gevolgen (zouden kunnen) zijn van technologische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen op de beleving van hun kwaliteit van de arbeid.In beide organisaties werken de meeste medewerkers vanuit de notie van vakmanschap, waarbij door de jaren heen met name in de praktijk opgebouwde kennis en skills van groot belang zijn in het werk in ‘hun’ organisatie, op locatie of in het team. Uit het onderzoek blijkt dat het vakmanschap, de duurzame inzetbaarheid en de mogelijkheden om skills van medewerkers verder te ontwikkelen onder druk staan. Dit is het gevolg van diverse keuzes en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie van het werk en de arbeidsomstandigheden binnen de twee organisaties Die keuzes en ontwikkelingen betreffen verdergaande flexibilisering, verduurzaming en digitalisering van de productie en dienstverlening. In het onderzoeksrapport worden deze ontwikkelingen samengevat in vijf overkoepelende thema’s: 1) duurzame inzetbaarheid en werkdruk, 2) teamwerk en autonomie, 3) standaardisering, protocollering en verantwoording, 4) ontwikkelmogelijkheden, 5) toekomst van werk en organisatie.De medewerkers die The Work Lab in dit onderzoek sprak, vragen om waardering en erkenning van hun vakmanschap. De medewerkers stellen dat dit vakmanschap onder druk staat, waar dit in hun ogen juist een belangrijke rol speelt in hun werk, nu en in de toekomst. Niet alleen voor kwalitatief goede arbeid, maar ook voor het kwalitatief goed voortbestaan van de arbeidsorganisaties en voor de realisatie van ambities rond duurzaamheid en digitalisering. De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek is om het vakmanschap centraal te zetten bij de vraag hoe het (toekomstig) werk moet worden vormgegeven.
Het ontwikkelen en verzorgen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs is een teamopgave en collectief handelingsvermogen is een voorwaarde voor die opgave. In dit rapport presenteren we de resultaten van twee jaar onderzoek naar dat collectief handelingsvermogen in zes docententeams in twee mbo-instellingen. We onderzochten met een mixed method actieonderzoek in en met deze teams hoe dit handelingsvermogen tot stand komt en hoe via interventies team- en organisatiecondities kunnen worden versterkt. De interventies waren gericht op het versterken van het onderwijs en de samenwerking in het team. De zes teams ervoeren relatief veel collectief handelingsvermogen rond het verzorgen van het eigen onderwijs, maar veel minder rond het realiseren van verbeterdoelen of het beïnvloeden van condities in de organisatie. Het onderzoek en de interventies leidde niet tot een structurele versterking van het collectief handelingsvermogen in de zes teams. De oorzaak daarvan ligt in een combinatie van team- en organisatiecondities. In teams waar de basiscondities voor effectief teamwerk of de sociale veiligheid niet op orde waren, is het zeer lastig tot onmogelijk om teams tot ontwikkeling te brengen. Veel teams ervaren daarnaast weinig tot geen tijd om met elkaar te reflecteren op het eigen handelen en functioneren en komen dan ook niet of zeer beperkt zelfstandig tot die reflectie. Leiderschap blijkt een belangrijke organisatieconditie, met name voor de realisatie van verbeterdoelen. In de prioritering van doelen en planning en structurering kan een leidinggevende een belangrijke rol spelen. Een ondersteunende rol van een teamcoach was hierin ook positief, terwijl bij de invloed van de organisatiecondities de afstand tussen team en afdelingen in de meeste teams opvalt. Op organisatieniveau valt daarnaast de constant veranderende context op waarin de teams opereren, die een negatieve invloed lijkt te hebben op het functioneren van de teams. De teamcondities en organisatiecondities beïnvloeden elkaar en zijn voor elk team anders. Dit maakt het versterken van team- en organisatiecondities die het collectief handelingsvermogen bepalen een ‘wicked problem’. De reflecties en aanbevelingen in dit rapport zijn gericht op de vraag hoe team- en organisatiecondities en daarmee het collectief handelingsvermogen van teams versterkt kunnen worden, binnen deze complexe context.
Steeds meer docenten werken in teamverband aan het herontwerpen van onderwijs. (Gedeeld) leiderschap is een belangrijke factor voor het bevorderen van teamwerk. Ook de taakcomplexiteit is van invloed op teamwerk en leiderschap. We weten echter weinig van hoe teamleden hier tegenaan kijken.Doel Het doel van het onderzoek is het verkennen hoe leden van docententeams in het hbo denken over teamwerk en leiderschap. Wat zijn hun opvattingen en kennis daarover? En herkennen ze de complexiteit van hun teamtaak? Resultaten Inzicht in de kennis en opvattingen van leden van docententeams over teamwerk, leiderschap en taakcomplexiteit; Looptijd 01 oktober 2020 - 01 september 2021 Aanpak De verkenning wordt uitgevoerd door middel van semigestructureerde interviews met leden van twee docentontwikkelteams in het hbo.