Projecten in het hbo kenmerken zich meestal door een strakke rolverdeling, een flinke hoeveelheid documentatie en een watervalaanpak. De resultaten met een Agile-werkwijze zijn echter bemoedigend. Studenten zijn enthousiast door de continue focus op werkende software en de verbeterde communicatie in het team. De testaanpak en de tooling vereisen nog wel extra aandacht in de onderwijssituatie. Studenten op het hbo en de universiteit leren de praktijk van softwareontwikkeling vaak via projecten. In de typische doorlooptijd van achttien weken staat een groot probleem centraal dat moet uitmonden in een gerealiseerd systeem. Binnen het thema ‘realtime en embedded systemen’ is dat een systeem met hardware aangestuurd door (embedded) software. Andere onderwerpen zijn bijvoorbeeld een beveiligingsapplicatie, een computergame en een toepassing op gedistribueerde middleware. Voor de uitvoering van deze projecten gebruiken de studenten traditioneel relatief zware processen als Rup (Rational Unified Process), TSP (Team Software Process) of het watervalmodel. De sterke opkomst van Agile-methodes in het bedrijfsleven was voor de opleidingen informatica en technische informatica van Saxion in Enschede een signaal om na te denken over de projectaanpak in de specialisatiethema’s. Dit artikel beschrijft de invoering van Agile in het onderwijs bij Saxion. De hogeschool kreeg daarbij ondersteuning van Alten PTS.
MULTIFILE
Publicatie ter gelegenheid van het afscheid/pensioen van Henk van Leeuwen, docent Informatica en lector Ambient Intelligence bij het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie. In deze uitgave kijkt Henk van Leeuwen, na een loopbaan van 40 jaar in het onderwijs, niet alleen terug op interessante zaken uit het verleden, maar onderkent hij ook welke drijvende krachten invloed hadden. Hierbij heeft Van Leeuwen niet gestreefd naar volledigheid. Het is een persoonlijke kijk, die berust op eigen ervaringen en die tot discussie kan prikkelen. Naast de vakinhoudelijke observaties neemt Van Leeuwen ook het hbo-informaticaonderwijs en het ICT-onderzoek onder de loep. Het begrip ‘sensing’ in de titel ’Sense and nonsense of sensing’ van deze uitgave heeft dan ook niet primair een technische betekenis. Sensing is in dit verband een manier van observeren, van snuffelen. In het ‘Informaticavak’ gebruiken we daar tal van sensoren voor. Over sensoren gaat het zeker, maar nog meer over zijn persoonlijk observeren, interpreteren van wat hij heeft opgemerkt en zijn reflectie daarop. Dat leidt tot uitspraken over zin en onzin, sense en nonsense, van wat Van Leeuwen waarneemt, nu en in het verleden. Van Leeuwen neemt de lezer mee in de ontwikkelingen van informatica zoals hij die heeft gezien en breng daarvan verslag uit. Daarbij stelt hij de vraag of we uit de lijnen die we zien in het verleden, ontwikkelingen voor de toekomst kunnen afleiden.
MULTIFILE
Al jaren lang klaagt de industrie steen en been over de teloorgang van het vakgebied Industriële Automatisering. In het algemeen verstaat men hieronder de softwarematige (maar deels ook hardwarematige) oplossingen die nodig zijn voor het besturen en monitoren van industriële processen. Te denken valt aan besturing van robots en transportsystemen, al of niet met gebruikmaking van PLC's en het bewaken van processen met SCADA-systemen. Daarnaast zijn er natuurlijk nog talloze andere voorbeelden aan te dragen. Het lijkt moeilijk te zijn om in deze gebieden voldoende hoog opgeleide mensen te vinden die de processen kunnen overzien.
Het lectoraat Applied Quantum Computing is een samenwerking tussen de Hogeschool van Amsterdam en het Centrum Wiskunde en Informatica. Dit lectoraat gaat zich bezig houden met het leggen van een verbinding tussen enerzijds fundamenteel onderzoek en anderzijds praktische problemen. In een samenwerking met IBM, Capgemini en Qusoft zullen cases en experimenten worden uitgevoerd hoe Quantum Computing bedrijven gaat beïnvloeden. Op het gebied van Quantum Communication zal onderzocht worden hoe m.b.v. Quantum Technologie gekomen kan worden tot een veilige communicatie. Ook zal aangesloten worden bij onderzoek naar en onderwijs worden ontwikkeld rondom hoe quantum mechanische effecten praktisch ingezet kunnen worden om metingen te verrichten. Onderzoek zal verricht worden naar het implementeren van theoretische oplossingen als bedacht in de laboratoria van universiteiten voor problemen bij bedrijven en instellingen. Binnen de Hogeschool van Amsterdam zal aansluiting worden gezocht met het onderzoek dat wordt gedaan binnen diverse lectoraten van de Faculteit DMCI, zoals responsible IT (i.o) en Urban Analytics en met de onderzoekers van de groep Urban Technology van de faculteit Techniek. In het onderwijs wordt een relatie bestendigd met opleidingen als HBO-ICT, waarvoor een minor wordt ontwikkeld, en Technische Natuurkunde. Daarbuiten zal verder gewerkt worden aan een netwerk om te komen tot een ecosysteem van instellingen en bedrijven. De Hogeschool van Amsterdam draagt Marten Teitsma als lector voor. Marten Teitsma heeft heeft veel ervaring in het onderwijs, ontwikkeling daarvan, als leidinggevende en is gepromoveerd in de Artificiële Intelligentie. Binnen de hogeschool heeft hij het initiatief genomen tot diverse activiteiten op het gebied van Quantum Computing.
Het project FIXAR richt zich op het beantwoorden van de vraag: Hoe kan de luchtvaart- en windenergiesector composietenreparaties middels geautomatiseerde technologieën economisch verantwoord maken? Deze vraag komt voort uit eerdere ervaringen in RAAK-mkb projecten op het gebied van composietfabricage, oriëntatie op de nationale en internationale markt en uit de feedback van het betrokken mkb. Het mkb staat voor de uitdaging kennis en ervaring met automatiseringsoplossingen op te doen en nieuwe inspectietechnologieën in te voeren, wil het de groeiende behoefte aan composietenreparaties het hoofd bieden. De doelstelling van het project is dan ook, het door praktijkgericht onderzoek ontwikkelen van geautomatiseerde methoden voor duurzame geautomatiseerde composietenreparaties die technisch- en economisch haalbaar zijn. Om dit doel te bereiken wordt door Hogeschool Inholland samengewerkt met een aantal kennisinstituten en mkb-partners. Het project is opgebouwd rondom vier deelonderzoeken. Hiermee zijn alle aspecten van composietenreparaties gedekt; hulpmiddelen voor geautomatiseerde reparaties, inspectie en validatie, materiaalonderzoek en opleiding van medewerkers. Gelet op de state of the art-kennis, ligt de focus op luchtvaart en windenergie. Het zijn namelijk juist deze twee sectoren die het meest van elkaar kunnen profiteren. Binnen de deelonderzoeken komen state of the art-zaken aan bod als drones en Augement Reality. Aangezien het onderzoek zich richt op actuele problemen bij de bedrijven, zal een deel van het onderzoek bij de bedrijven zelf plaatsvinden en kunnen deze bedrijven direct profiteren van de resultaten van het onderzoek. In het onderwijs komen stage- en afstudeerplekken beschikbaar voor de studenten van de deelnemende hogescholen. Daarnaast vindt er een duurzame vertaalslag plaats van de projectresultaten en bevindingen middels het realiseren van onderwijsmateriaal t.b.v. de curricula van de opleidingen aviation, luchtvaarttechnologie, werktuigbouwkunde, en technische informatica. Het project heeft een blijvende impact op de beroepspraktijk omdat het deelnemende mkb met de resultaten uit dit project hun kennis van reparatieprocessen op hoger niveau brengt.
Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Hiervoor zijn meer initiatieven nodig voor het sluiten van kringlopen, het produceren van gerecyclede grondstoffen en het zo hoog mogelijk en meervoudig verwaarden van biomassa. De glastuinbouw sector produceert jaarlijks 300.000 ton aan plantaardige reststromen welke tegen kosten moeten worden afgevoerd. Deze reststroom bevat naast vezels ook veel sap maar naar deze natte reststroom is nog weinig onderzoek gedaan. Een aantal bedrijven vanuit de glastuinbouw sector willen samen met de HAN en Hogeschool Inholland gezamenlijk onderzoek verrichten specifiek naar de verwaarding van deze plantensappen om te komen tot een proof of concept voor het maken van eindproducten in te zetten in eigen teelt (circulaire tuinbouw). Routes voor verwerking van dit plantenstengelsap waarnaar onderzoek zal worden gedaan zijn fermentatie met micro-organismen voor de productie van biologische reinigingsmiddelen, natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen en plant voedingssupplementen. Tomaten en chrysanten zijn daarbij gekozen als model voor sappige stengels. Samen met de betrokken tuinders zal met de resultaten uit het onderzoek naar de toekomst gekeken worden om ze toe te passen in de kas. Dit opent vervolgens nieuwe innovatieve oplossingen voor de tuinders die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de Nederlandse glastuinbouw en tevens tegemoet komt aan de eis om meer biologische gewasbescherming toe te passen in 2030. Het consortium bestaat uit verschillende partijen in de keten waaronder de leveranciers van planten reststromen en tevens eindgebruikers (tuinders), hogescholen, experts, consultants, bedrijven die eindproducten testen en partijen voor bewerking en analyse. De samenwerking in dit project geeft de mogelijkheid aan de hogescholen om up-to-date te blijven met de nieuwste ontwikkelingen zowel voor het onderzoek alsook het onderwijs. Via het project kunnen studenten praktijkervaring op doen met een multidisciplinaire benadering (microbiologie, biotechnologie, bio-informatica, plantenteelt, organische chemie en bedrijfskunde) in samenwerking met betrokken bedrijven.