Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’), er is relatief weinig bekend over de persoon van forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten en wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Wel zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd onder (voornamelijk) medische professionals waaruit blijkt dat zij doorgaans vrij negatieve attitudes ten aanzien van (de behandelbaarheid van) verslaafden hebben. Deze attitudes hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de hulp die deze patiënten krijgen (o.a. minder tijd) en leiden bij hen tot meer onzekerheid en verminderde motivatie voor behandeling. Gedragsdeskundigen en professionals uit de verslavingszorg lijken positiever, hoewel gedegen onderzoek hiernaar beperkt is. Verder is er weinig bekend of er verschillen bestaan in attitudes tussen subgroepen, bijvoorbeeld mannen versus vrouwen, of minder versus meer ervaren professionals. Een relevante vraag is of professionals die specifiek met forensische cliënten met verslavingsproblematiek werken andere attitudes hebben dan professionals die meer in het algemeen met forensische cliënten werken. Ook naar de invloed van eigen middelengebruik of persoonlijke ervaringen met verslaving op attitudes ten aanzien van middelengebruik is weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Tot slot is er voor zover ons bekend geen onderzoek naar de invloed van attitudes op het handelen van professionals en trajecten van forensische cliënten.
MULTIFILE
“Ik ben benieuwd hoelang het zal duren voor men ook kan schrijven: er is een tijd geweest dat men voor een pedofiel contact de gevangenis in ging. Iemand om die reden in voorarrest houden en een gevangenisstraf opleggen berust naar mijn overtuiging op een afschuwelijke vergissing, die rechtstreeks voortvloeit uit een taboe. Niet de rechter, maar de wetgever en dus wij allen blijven daar debet aan. Graag voeg ik mij bij mevrouw Mr. H. Singer-Dekker, waar zij schrijft dat ook zedendelinquenten vermoedelijk steeds meer gezien worden als mensen aan wie schuld ontbrak en die alleen behandeling behoeven.” 2 Wie het hier te bespreken onderzoek Gevangene van het verleden leest, weet dat de bovenstaande voorspelling (of is het hoop?) uit een publicatie uit 1970 maar zeer ten dele is uitgekomen. Behandeling en begeleiding in een justitieel kader zijn zeker gangbare reacties op gedrag van zedendelinquenten. Maar dat zedendelinquenten in onze tijd worden gezien als mensen aan wie geen schuld is toe te rekenen of die niet in de gevangenis terecht behoren te komen en slechts behandeling behoeven, is zeker niet gangbaar geworden. Integendeel, in het hier beschreven rapport wordt, in navolging van de Engelse criminoloog Stanley Cohen, in verband met zedendelinquenten geschreven in termen als ‘folk devils’ en ‘moral panic’. Deze begrippen zijn met name aan de orde als een ex-zedendelinquent vanuit de gevangenis of de TBS terugkeert in de samenleving. Het gaat daarbij niet om stigmatiserende begrippen maar om een analyse van de huidige situatie. Volgens Cohen, stellen de onderzoekers, worden politici, beleidsmakers, bestuurders, burgers, enzovoort soms door paniek bevangen wanneer zij worden geconfronteerd met regelovertredingen van personen, zoals voetbalvandalen, drugsgebruikers, pedofielen of straatrovers, die zij als een ernstige bedreiging zien voor de samenleving (p. 28).
LINK
Bij mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol kan de gezichtsemotieherkenning verminderd zijn. In twee studies werd een relatie hiervan met terugval gevonden. Niet bekend is of deze relatie kan worden verklaard door de hypothese dat gezichtsemotieherkenning samenhangt met minder sociale steun, wat gerelateerd is aan terugval. Het doel van deze studie was nogmaals te onderzoeken in hoeverre gezichtsemotieherkenning een voorspeller is voor terugval en daarnaast of gezichtsemotieherkenning een negatieve invloed heeft op terugval doordat minder sociale steun wordt ervaren. In deze studie werd een gezichtsemotieherkenningstaak na twee tot vijf weken abstinentie afgenomen bij 66 patiënten die vanwege een stoornis in gebruik van alcohol in behandeling waren. Na zes maanden werd vastgelegd of er sprake was van terugval. In deze studie werden geen aanwijzingen gevonden dat gezichtsemotieherkenning van invloed is op terugval. Tevens werd geen relatie gevonden tussen gezichtsemotieherkenning en ervaren sociale steun. Geconcludeerd wordt dat verder onderzoek op dit gebied gewenst is.
LINK