Literature highlights the need for research on changes in lumbar movement patterns, as potential mechanisms underlying the persistence of low-back pain. Variability and local dynamic stability are frequently used to characterize movement patterns. In view of a lack of information on reliability of these measures, we determined their within- and between-session reliability in repeated seated reaching. Thirty-six participants (21 healthy, 15 LBP) executed three trials of repeated seated reaching on two days. An optical motion capture system recorded positions of cluster markers, located on the spinous processes of S1 and T8. Movement patterns were characterized by the spatial variability (meanSD) of the lumbar Euler angles: flexion–extension, lateral bending, axial rotation, temporal variability (CyclSD) and local dynamic stability (LDE). Reliability was evaluated using intraclass correlation coefficients (ICC), coefficients of variation (CV) and Bland-Altman plots. Sufficient reliability was defined as an ICC ≥ 0.5 and a CV < 20%. To determine the effect of number of repetitions on reliability, analyses were performed for the first 10, 20, 30, and 40 repetitions of each time series. MeanSD, CyclSD, and the LDE had moderate within-session reliability; meanSD: ICC = 0.60–0.73 (CV = 14–17%); CyclSD: ICC = 0.68 (CV = 17%); LDE: ICC = 0.62 (CV = 5%). Between-session reliability was somewhat lower; meanSD: ICC = 0.44–0.73 (CV = 17–19%); CyclSD: ICC = 0.45–0.56 (CV = 19–22%); LDE: ICC = 0.25–0.54 (CV = 5–6%). MeanSD, CyclSD and the LDE are sufficiently reliable to assess lumbar movement patterns in single-session experiments, and at best sufficiently reliable in multi-session experiments. Within-session, a plateau in reliability appears to be reached at 40 repetitions for meanSD (flexion–extension), meanSD (axial-rotation) and CyclSD.
MULTIFILE
In 2015 hebben studenten Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken (MBRT) van Hogeschool Inholland, de Hanzehogeschool en de Fontys Paramedische Hogeschool dosismetingen uitgevoerd bij 21 ziekenhuizen en deze getoetst aan de Diagnostische Referentieniveaus (DRN’s) en vergeleken met de streefwaarden. Het project werd uitgevoerd in opdracht van het RIVM en gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Uit de toetsingen blijkt dat de DRN’s voor de röntgenopnamen bij volwassenen (X thorax, X bekken, CAG en mammografie) zelden worden overschreden en dat de streefwaarden vaak worden gehaald. Sterker nog, de 75-percentielwaarden van de gevonden waarden geven aanleiding sommige DRN’s te verlagen tot de streefwaarde. Bij de CT verrichtingen komen iets vaker overschrijdingen van streefwaarden en DRN’s voor, m.n. bij CT pulmonale angiografie (CTPA) en CT abdomen.
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de Richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om met name verpleegkundigen te ondersteunen bij de algemene somatische screening van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening (EPA) en de te ondernemen vervolgactiviteiten. Somatische screening is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er maar beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de algemene somatische zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van deze richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Een gezonde leefstijl draagt bij aan zowel geestelijk als lichamelijk welbevinden en kan zelfs ziektes helpen te voorkómen. Positieve Gezondheid biedt een nieuwe gezondheidsbenadering met een bredere kijk op gezondheid die de nadruk legt op het versterken van eigen regie en veerkracht; leefstijlverandering kan goed aansluiten bij Positieve Gezondheid. Gezondheidsprofessionals kunnen als coach een betekenisvolle ondersteuning bieden. Werken vanuit Positieve Gezondheid vraagt om scholing en training van huidige en toekomstige gezondheidsprofessionals. Er is meer gefundeerde kennis nodig over hoe gezondheidsprofessionals in de tweede en derde lijn vanuit een Positieve Gezondheidsbenadering coachend met de patiënt kunnen samenwerken aan een gewenste leefstijlverandering. De beoogde L.int-lector dr. Sandra van Hogen-Koster gaat in samenwerking met lector dr. Jan Jukema, Saxion Lectoraat Verpleegkunde, een methodiek ontwikkelen waarmee gezondheidsprofessionals samen met patiënten en hun netwerk aan de slag gaan met Positieve Gezondheid en leefstijl. De bestaande methodiek Best Practice Unit (BPU) van Medisch Spectrum Twente (MST) en Saxion, die ingezet wordt om evidence-based verbeteringen door te voeren in de patiëntenzorg, wordt doorontwikkeld. De doorontwikkeling richt zich op: het vergroten van leiderschap en interprofessioneel samenwerken van gezondheidsprofessionals en focus op teamleren samen met patiënten. Deze componenten dragen bij aan patiëntenzorg die recht doet aan de benadering van Positieve Gezondheid en focus heeft op leefstijlverandering. De doorontwikkeling van de BPU-methodiek vindt in verschillende trajecten plaats in samenwerking met MST, Thorax Centrum Twente, Pro-F, Medical School Twente, master- en bacheloropleidingen van de Academie Gezondheidszorg Hogeschool Saxion, Universiteit Twente en het Insititute for Positive Health. Het doel van het L.INT-onderzoeksprogramma is leefstijlverandering bij patiënten te bewerkstellingen vanuit het perspectief van Positieve Gezondheid. Vernieuwend is het ondersteunen van patiënten bij leefstijlverandering vanuit een Positieve Gezondheidsbenadering en inzetten van BPU voor het benodigde leiderschap van de gezondheidsprofessional. Dit zal verankerd worden in zowel de zorgpraktijk als onderwijsprogramma's, met praktijkgericht onderzoek als bouwsteen.
Met het groeien van de gemiddelde levensverwachting is ook de uitdaging gegroeid om een ieder zo lang mogelijk een actieve deelnemer van de samenleving te laten zijn. Duurzame zelfstandige mobiliteit is van groot belang voor het functioneren in de samenleving (op werkplek en in thuisomgeving), draagt bij aan het sociaal functioneren en de algemene sociale cohesie. Goede controle over de (dynamische) balans speelt hierbij een grote rol, zijnde de balanshandhaving tijdens het voortbewegen, ook bij gezonde, jonge mensen een continue compromis tussen effectiviteit en veiligheid. Voor ouderen geldt dit nog sterker, daar de gevolgen van een val vele malen ernstiger zijn en ook een grote invloed hebben op de levensverwachting. Mechanismen van handhaving van de dynamische balans in praktische omstandigheden zijn nog grotendeels onbegrepen. Laboratoria staat vaak ver af van praktische condities van de alledaage praktijk. Moderne sensortechnologie opent momenteel een deur naar systematisch onderzoek naar valrisico’s in het dagelijkse leven, echter deze schiet nog te kort in haalbare accuratesse en stabiltiteit over langere metingen. In verschillende projecten wordt momenteel een nieuwe generatie van methoden onderzocht, met als centraal kenmerk hiervan dat bewegingsensoren niet meer als losse onderdelen functioneren, maar in samenhang worden gebruikt. Het kersverse INSTANT project, bijvoorbeeld, onderzoekt hoe huidige bewegingsensoren kunnen worden uitgebreid met een extra sensormodaliteit en ‘meta-datafusion’ algorithmen. Hierdoor kunnen de sensoren elkaars positie waarnemen en naar verwachting een orde meer accuraat meten op een manier die bovendien stabieler is over langere metingen. Aan iets vergelijkbaars wordt gewerkt door collega’s in Torino en Sassari, Italie, zij het met een andere type sensortechnologie. Dit KIEM project onderzoekt in hoeverre beide methoden (en beide onderzoeksclusters) elkaar kunnen versterken door intensief samen te werken. Het plaatsen van een Italiaanse onderzoeker in het INSTANT onderzoekscluster in Enschede gedurende grote delen van een jaar borgt deze samenwerking.
Value-based healthcare (VBHC) kent een aandoening-specifieke aanpak, gericht op een zorgpad na diagnose en start van behandeling. De aanpak is nog sterk ziekenhuiszorg- georiënteerd en zou zich meer op de volledige zorgcyclus moeten richten. In dit project gaan we onderzoeken hoe preventie geïntegreerd kan worden in de VBHC-benadering. Hiervoor gaan we voor hartrevalidatie in kaart brengen hoe uitkomstinformatie, inclusief patiënt-gerapporteerde uitkomsten, ingezet kan worden bij het samen beslissen over gepersonaliseerde zorg en preventie. Het consortium bestaat uit MKB-partner PRO-F (e-health hartrevalidatie), praktijkpartners Medisch Spectrum Twente (Santeon-Ziekenhuis, thoraxcentrum) en Santeon (samenwerkingsverband zeven topklinische ziekenhuizen), Saxion lectoraten Verpleegkunde en Waarde van Reclasseren (maatschappelijke impact) en Hanzehogeschool lector Waardegedreven Zorg. Door middel van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek wordt verkend waar de kansen liggen voor het integreren van secundaire preventie in de VBHC-benadering in de hartrevalidatie. Aan de hand van drie focusgroepen met patiënten, verpleegkundigen/artsen en experts worden de voor de patiënt relevante zorguitkomsten verhelderd. Op basis hiervan wordt de vertaalslag gemaakt naar gepersonaliseerde zorguitkomsten en hoe e-health oplossingen dit proces kunnen ondersteunen. Hiermee bieden we (1) inzicht in de mogelijkheden voor preventie binnen de VBHC-werkwijze, (2) kennis over hoe gepersonaliseerde zorg en samen beslissen gefaciliteerd kunnen worden, (3) inzicht in de rol die e-health oplossingen kunnen spelen, (4) kennis over de rol van de verpleegkundige in dit vraagstuk, en (5) een kwalitatief beeld van de impact hiervan.