Neighbours have been found to influence each other’s behaviour (contagion effect). However, little is known about the influence on sport club membership. This while increasing interest has risen for the social role of sport clubs. Sport clubs could bring people from different backgrounds together. A mixed composition is a key element in this social role. Individual characteristics are strong predictors of sport club membership. Western high educated men are more likely to be members. In contrast to people with a nonWestern migration background. The neighbourhood is a more fixed meeting place, which provides unique opportunities for people from different backgrounds to interact. This study aims to gain more insight into the influence of neighbours on sport club membership. This research looks especially at the composition of neighbour’s migration background, since they tend to be more or less likely to be members and therefore could encourage of inhibit each other. A population database including the only registry data of all Dutch inhabitants was merged with data of 11 sport unions. The results show a cross-level effect of neighbours on sport club membership. We find a contagion effect of neighbours’ migration background; having a larger proportion of neighbours with a migration background from a non-Western country reduces the odds, as expected. However, this contagion effect was not found for people with a Moroccan or Turkish background.
In deze bijdrage aan het vierjaarlijkse SURF trendrapport wordt nader ingegaan op de wijze waarop digitale innovaties als computers en internet zich ingevoegd hebben in de levens van studenten en docenten cq. Onderzoekers in het Nederlandse hoger onderwijs. Verschillende thema s worden daarbij nader beschreven. In de eerste plaats wordt ingegaan op de invloed van digitalisering op het aanbod, met name de wetenschappelijke informatievoorziening en de veranderende rol van tijdschriften en bibliotheken. Het spiegelbeeld van dat aanbod is de vraagzijde, de mate waarin studenten (en medewerkers) toegang hebben tot nieuwe media. Daarbij stelt zich meteen de vraag naar sociale ongelijkheid in het bezit en gebruik van deze technologiekn. Die vraag is rechtstreeks gerelateerd aan diffusiepatronen van innovaties, zowel in huishoudens, studentenhuizen als in organisaties. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het bereik: wie maakt er gebruik van de nieuwe mogelijkheden en wat betekent dit voor de tijdsbesteding. De tekst wordt afgesloten met aandacht voor een specifieke groep studenten, te weten studenten met functiebeperkingen, en het omschrijven van onze rol in de vraag of digitalisering van het hoger onderwijs voor hen een zegen of een vloek is.
Dit rapport beschrijft de uitkomsten van een kwalitatief onderzoek naar de opbrengsten van het mentorproject Take 2. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder jongeren, die vijf tot negen jaar geleden meededen aan het dit mentorproject. Het beschrijft de opbrengsten die zij zelf toeschrijven aan hun deelname in dit project. Het project is gestart in juli 2000 in de Utrechtse wijken Pijlsweerd, Ondiep en Zuilen door de Welzijnsstichting Portes en bestaat inmiddels tien jaar. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling (PMO) van de Hogeschool Utrecht (HU) in samenwerking met Portes (welzijnstichting) en Two Get There (initiatiefnemer van het project). Voorafgaand aan het onderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd en op grond van deze studie ben ik tot de onderstaande vragen gekomen. De twee hoofdvragen die ik wilde beantwoorden met dit onderzoek waren: 1. Welke opbrengsten, in de zin van betekenis voor de mentee, op de persoonlijkheid (emotioneel kapitaal), omgang met anderen, sociaal netwerk (sociaal kapitaal), schoolloopbaan (academisch kapitaal) en vrije tijdsbesteding (cultureel kapitaal) kennen oud-deelnemers van Take 2 toe aan het maatjesproject waaraan ze zes tot negen jaar geleden deelnamen, en in hoeverre zien we deze toekenning in (objectieve) gegevens bevestigd? 2. Welke voorwaarden dragen bij aan het succes van Take 2?
Psoriasis kan niet worden genezen, wel onderdrukt. Bestaande onderdrukkingsmethoden hebben grote nadelen door lage effectiviteit, hoge kosten en/of tijdsbesteding. Sinds 2 jaar wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van een alternatieve en tevens innovatieve onderdrukkingsmethode tegen de huidaandoening psoriasis waarbij deze aandoening op een natuurlijke basis wordt onderdrukt met minder nadelen voor de patiënt. Met behulp van de subsidie kan er onderzoek worden gedaan naar de haalbaarheid van het in de markt zetten van deze nieuwe methode. Verder zal de subsidie worden gebruikt voor de begeleiding bij het opzetten van het testprotocol en de evaluaties van de testresultaten.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.
Aanleiding: Blijven bewegen is voor ouderen van belang om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen functioneren en te kunnen blijven participeren in de samenleving. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts de helft van de 65-plussers voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Doelgerichte interventies op maat zijn nodig om hen aan het bewegen te houden. Fysiotherapeuten en oefentherapeuten Mensendieck en Cesar willen met een nieuw preventie-aanbod adequaat anticiperen op de beginnende fysieke functioneringsproblemen van ouderen. Maar preventie is een ander en nieuwer kennisdomein dan zorg en vraagt om andere en nieuwe kennis en vaardigheden van de professionals. Het implementeren van innovaties in de zorg- of preventiemarkt blijkt in de praktijk bovendien niet gemakkelijk. Doelstelling Het hoofddoel van dit RAAK-project is om in nauwe samenwerking met ouderen de basis te verstevigen voor het duurzaam implementeren van preventieve beweegprogramma's voor ouderen door fysio- en oefentherapeuten. In het project wordt voortgebouwd op de Functionele Training Ouderen (FTO), een state-of-the-art preventief beweegprogramma dat op korte termijn effectief gebleken is in een onderzoeksomgeving, maar nog niet breed is geïmplementeerd. In zogenoemde KennisNetwerk Ouderen en Preventie (KNOP)-teams geven professionals en de beoogde eindgebruikers (ouderen 70+) samen vorm aan de implementatie van FTO en aan het realiseren van het gelieerde onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn onder andere: " een handleiding van een preventief beweegprogramma; " best practices voor implementatie van preventieve beweegprogramma's in verschillende praktijksituaties; " een minor over het onderwerp; " casussen in CGO- en PGO-onderwijs over preventief bewegen bij 70+-ouderen; " meerdere publicaties. Om een goed netwerk te bouwen streeft het consortium ernaar ten minste 300 therapeuten te bereiken van wie ten minste 50 FTO geïmplementeerd hebben en de overige bereid zijn tot implementeren. Aanleiding: Blijven bewegen is voor ouderen van belang om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen functioneren en te kunnen blijven participeren in de samenleving. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts de helft van de 65-plussers voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Doelgerichte interventies op maat zijn nodig om hen aan het bewegen te houden. Fysiotherapeuten en oefentherapeuten Mensendieck en Cesar willen met een nieuw preventie-aanbod adequaat anticiperen op de beginnende fysieke functioneringsproblemen van ouderen. Maar preventie is een ander en nieuwer kennisdomein dan zorg en vraagt om andere en nieuwe kennis en vaardigheden van de professionals. Het implementeren van innovaties in de zorg- of preventiemarkt blijkt in de praktijk bovendien niet gemakkelijk. Doelstelling Het hoofddoel van dit RAAK-project is om in nauwe samenwerking met ouderen de basis te verstevigen voor het duurzaam implementeren van preventieve beweegprogramma's voor ouderen door fysio- en oefentherapeuten. In het project wordt voortgebouwd op de Functionele Training Ouderen (FTO), een state-of-the-art preventief beweegprogramma dat op korte termijn effectief gebleken is in een onderzoeksomgeving, maar nog niet breed is geïmplementeerd. In zogenoemde KennisNetwerk Ouderen en Preventie (KNOP)-teams geven professionals en de beoogde eindgebruikers (ouderen 70+) samen vorm aan de implementatie van FTO en aan het realiseren van het gelieerde onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn onder andere: " een handleiding van een preventief beweegprogramma; " best practices voor implementatie van preventieve beweegprogramma's in verschillende praktijksituaties; " een minor over het onderwerp; " casussen in CGO- en PGO-onderwijs over preventief bewegen bij 70+-ouderen; " meerdere publicaties. Om een goed netwerk te bouwen streeft het consortium ernaar ten minste 300 therapeuten te bereiken van wie ten minste 50 FTO geïmplementeerd hebben en de overige bereid zijn tot implementeren.