De Zuid-Limburgse bevolking heeft een sociaal-economische achterstand vergeleken met de rest van Nederland (Jansen & Meisters, 2018). Volgens Jansen & Meisters (2018) is in Limburg al enig tijd sprake van achterstanden in onderwijs, gezondheid en arbeidsparticipatie. Onder de potentiële Limburgse beroepsbevolking zijn relatief veel mensen zonder werk (Künn & Poulissen, 2019). Het meerjarenprogramma 4Limburg wil een bijdrage leveren aan het verkleinen van deze sociaal-economische achterstand (4-Limburg.nl, 2020). De betrokken partijen willen dit bereiken door de arbeidsparticipatie én de vitaliteit in Limburg naar een hoger niveau te tillen. Een van de Zuid-Limburgse gemeenten met een relatief lage arbeidsparticipatie is de gemeente Heerlen. In 2019 heeft het ROA de omvang van de risicogroepen in deze gemeente in kaart gebracht. Hieruit kwam naar voren dat één op de drie inwoners van de gemeente Heerlen in de leeftijd van 15-67, met of zonder een arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkering, niet actief is op de arbeidsmarkt. Ook toonde dit onderzoek aan dat de Heerlense wijken duidelijk verschillen in het percentage van inwoners met een uitkering (Künn & Poulissen, 2019).
Nieuwsbrief HAN Lean QRM Centrum - december 2023
Background: On two Care Innovation Units in the Netherlands, staff, students and Lecturer Practitioners work intensively together to provide care, create a rich learning environment, and to foster innovation and research. In striving to advance the quality of care and to develop person centred cultures a preference is given to participative forms of research in which diverse experiences and different types of knowledge are valued. Aims and Objectives: The research described here had two overarching aims: the improvement of practice situations and the encouragement of the integration of work and learning. This article focuses on our actions and learning with respect to fostering participation during this project. Design and methods: Within the action research methodology used, participative work-forms and research methods were chosen. For example, a responsive approach to evaluation of practice, use of narratives and the stimulation and use of creativity to help in exploring and sharing feelings, values and different forms of knowledge. In this article we use Arnstein's ladder of citizen participation to frame our reflection on enabling participation within this project. Results Participation took various forms and vacillated throughout the project. In addition to particular facilitation strategies, four factors emerged as influential in enabling or inhibiting aspects of participation among stakeholders: individual motivations and interests, the make-up of and atmosphere within the group, and the time made available to engage in research activities. Conclusions Participation in research is both more complex and dynamic than Arnstein's typology suggests. Moving 'up' the ladder may not be appropriate as a goal in and of itself. Instead, meeting and responding to each other's situations, as stakeholders, seems a more appropriate focus. Taking responsibility, as facilitator, for certain research activities, can free other participants to focus on elements which interest them and from which they derive satisfaction.
LINK
Veel patiënten gebruiken hun medicijnen nog niet optimaal. Ondanks het groeiende aantal interventies en innovaties om de therapietrouw te bevorderen, lukt het maar mondjesmaat om deze ook grootschalig toe te passen in de dagelijkse praktijk. Het Make-It consortium, wat staat voor Medication Adherence Knowledge, Expertise and Implementation Taskforce, houdt zich sinds 1 juli 2019 bezig met de vraag hoe de therapietrouw in de praktijk verbeterd kan worden. Hiertoe begeleidt het consortium proeftuinen die, met subsidie uit de ZonMw STIP ronde laagdrempelige therapietrouw, interventies in de dagelijkse praktijk willen implementeren.Doel Patiënten die chronisch medicatie gebruiken helpen hun medicijnen optimaal te gebruiken. Resultaten Kennis over de implementatie van interventies en innovaties, succesfactoren en knelpunten hiervan, een verbeterde therapietrouw bij patiënten. Looptijd 01 januari 2019 - 01 juli 2025 Aanpak Tijdens het onderzoeksproject worden verschillende interventies, om de therapietrouw in de praktijk te bevorderen, getest. De interventies die succesvol blijken, zullen geïmplementeerd worden in de zorg die geleverd wordt door de deelnemende proeftuinen. Update: Vier proeftuinen hebben in 2020 subsidie gekregen van ZonMw om hun project uit te voeren. De proeftuinen bestaan uit zorgverbanden uit Amsterdam, Almere, Amersfoort en Utrecht. Alle vier zijn zij voorlopers op het gebied van innovatieve zorgprojecten. Momenteel zijn de vier proeftuinen bezig met de afronding van de implementatie van de door hun gekozen interventies. In 2022 hebben vier nieuwe proeftuinen subsidie gekregen voor de laatste ronde van de STIP Call van ZonMw. Dit zijn zorgverbanden uit de Nederlandse Antillen, Friesland, Vleuten en Limburg. Deze proeftuinen zullen in het najaar van 2022 starten met de implementatie van de interventies die zij gekozen hebben.
Aanleiding 3D-printen krijgt veel media-aandacht door de haast onbegrensde ontwerpmogelijkheden. De behaalde printsuccessen in de kunst en medische en industriële sector zorgen voor hoge verwachtingen. Niet alleen in de consumentenmarkt, maar ook in de sector voor functionele biomedische producten. De successen zijn echter grotendeels gebaseerd op metalen vormdelen en levend weefsel. Van polymere objecten zijn de printsnelheid en kwaliteit daarentegen ondermaats, zo stellen printerproducenten, dienstverleners en producenten van medische implantaten. Om 3D-printtechnieken naar een hoger plan te tillen, zijn polymeren nodig waarmee men functionele onderdelen met voldoende mechanische eigenschappen en langdurige vormvastheid kan printen binnen een acceptabel tijdspad. Doelstelling Hoofddoel van het project is de ontwikkeling van een selectie polymere materialen die optimaal presteren als filament ('3D-printgrondstof'). Het projectteam onderzoekt eerst de succesfactoren van meestgebruikte polymeer in 3D-printers: Polimelkzuur (PLA). Vervolgens wordt onderzocht hoe de PLA's verbeterd kunnen worden met secundaire hulpmiddelen, zoals kiemvormers en materiaalspecifieke vloeicondities. Daarna worden de moleculaire randvoorwaarden voor polyamiden en polyurethanen (twee veelbelovende polymeren) in filamentproductie onderzocht en naast de moleculaire randvoorwaarden voor 3D-printen gelegd: sluiten deze randvoorwaarden op elkaar aan of zijn er compromissen nodig? En hoe presteren op maat gemaakte polymeren? Beoogde resultaten Het programma beoogt drie resultaten: 1) Het ontwikkelen van hoogwaardige polymeren voor 3D-printen. Hiervoor moeten de nu losstaande processen van de waardeketen verbonden worden door professionals uit alle domeinen bij het project te betrekken. 2) Het implementeren van de verworven kennis in het onderwijs via mkb-stages bij consortiumpartners en Communities for Development (CfD's). Binnen een CfD werken studenten samen met een ervaren professional uit het bedrijfsleven. De professionals worden gecoacht door senior docent-onderzoekers van de opleiding Applied Sciences. Daarnaast zullen ook studenten en docenten van andere opleidingen van Zuyd Hogeschool, materiaaltechnologie-studenten van Fontys Leeuwenborgh (mbo) en studenten van Universiteit Maastricht participeren in de CfD's. Jaarlijks zullen minimaal 8 studenten deelnemen aan het onderzoek. 3) Verspreiding van de kennis via interne en externe nieuwsbrieven, 2 events en via de netwerken en websites van de deelnemende partijen.
In het project Green Health (O 4297) hebben we een innovatieve technologie ontwikkeld die bijdraagt aan de wetenschappelijke bewijsvoering en de kwaliteitscontrole van medicinale en gezondheidsbevorderende planten. Deze innovatie is zowel wetenschappelijk als technologisch gezien geslaagd en het is daarom tijd om deze naar een hoger plan te tillen. Er is echter nog sprake van één zwakke schakel. Binnen het vakgebied Green Health werken diverse spelers samen en het interdisciplinaire karakter (samenwerking tussen verschillende expertises) is een absolute noodzaak. Momenteel ontbreekt het echter aan vakmensen die interdisciplinair kunnen denken. Studenten worden daar (zowel bij Hogescholen als binnen het Academisch onderwijs) simpelweg niet voor opgeleid. De rol van interdisciplinaire bruggenbouwer lijkt erg te passen binnen het curriculum van de HBO opleiding Biologie, Voeding en Gezondheid (verder ‘BVG’, major van Toegepaste Biologie, aangeboden in Almere). Deze opleiding houdt zich bezig met ‘salutogenese’, het gezond blijven van de mens. Om deze reden is de preventieve gezondheidswerking van plant inhoudsstoffen dan ook een thema dat de opleiding BVG graag in structurele vorm aan haar curriculum zou willen toevoegen. Het Green Health vakgebied vraagt dus om interdisciplinaire experts en Vilentum Hogeschool zou deze experts graag opleiden. Om als opleiding ook in staat te zijn om studenten zodanig op te leiden dat ze bovenstaande rol op zich kunnen nemen zijn er een aantal zaken benodigd die hieraan vooraf gaan en die door middel van deze Top-Up gefaciliteerd kunnen worden. Deze Top-Up zal dus worden gebruikt om de mogelijkheden te onderzoeken om dit interdisciplinaire onderwijs vorm te geven. Deze mogelijkheden worden in 5 stappen onderzocht, te weten: 1) Bepalen van de benodigde vakkennis van de student Biologie Voeding en Gezondheid 2) Inventariseren welke kennisonderdelen en praktische faciliteiten er al zijn binnen Vilentum Hogeschool en welke we extern moeten zoeken? 3) Inventariseren van bestaande voorbeelden van interdisciplinair onderwijs 4) Bijscholen van docenten van Vilentum Hogeschool rondom thema Green Health 5) Vormgeven interdisciplinair onderwijs rondom Green Health 6) Wrap up: rapporteren van de uitkomsten en afspraken