Bewerking van de rede van Andries van den Berg bij zijn installatie als lector Ruimtelijke Transformaties aan de Hanzehogeschool Groningen, op 10 oktober 2007.
Bijdragen aan gelijke kansen van alle leerlingen, ongeacht herkomst, welke onderwijsprofessional wil dat niet? Maar de daad bij het woord voegen vergt nogal wat. Het Nederlandse onderwijs is er ook nog onvoldoende op ingericht. Hoe lukt het leraren om een aantal inclusieve didactische strategieën in hun praktijk te beproeven? Rond deze vraag heeft het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs de laatste drie jaar samen met het lectoraat Didactiek van het Bèta- en Technologieonderwijs een vernieuwend, internationaal project uitgevoerd, het ‘Inclusive Science Education’ project (gefinancierd door NRO en Nordforsk). In deze lunchlezing nemen we jullie mee in de zoektocht. De uitkomsten zijn zowel wetenschappelijk als praktisch relevant voor opleidingen en professionalisering en voor de ambities die de HU heeft in de regionale ondersteuning. Inclusieve lespraktijk We schetsen hoe we het ontwerponderzoek met 21 basisschoolleraren in Noorwegen, Zweden en Nederland hebben uitgevoerd en hoe we steeds school- en vaktaalontwikkeling in vakonderwijs hebben ingebouwd. De leraren zijn gedurende het project gevolgd met verschillende onderzoeksinstrumenten, zoals vragenlijsten en video-opnames in de lespraktijk, en dit materiaal hebben we geanalyseerd met een multidisciplinair team van onderzoekers en opleiders. Wat hebben de leraren geleerd en hoe hebben zij inclusieve strategieën leren gebruiken in hun lespraktijk? Met concrete voorbeelden geven we een inkijkje hoe Nederlandse, Noorse en Zweedse leraren vanuit dezelfde input hun eigen onderwijs maakten. We hebben unieke beelden van leerlingen die heel natuurlijk hun Turks en Nederlands inzetten bij het leren rond het thema plantengroei. Het doorbreken van de eentalige praktijk is een heet hangijzer in het Nederlandse onderwijs, maar het voorbeeld laat zien hoe functioneel een meertalige werkwijze kan zijn. Ten slotte vatten we samen wat de analyses ons tot nu toe hebben geleerd. De komende jaren blijft ons lectoraat verder zoeken naar het gebruiken van taalverschillen en differentiëren om alle leerlingen actief tot leren te brengen.
MULTIFILE
De producerende industrie van organische teeltsubstraten zoekt naar manieren om haar productieproces te verduurzamen. In 2025 wil de industrie 25% van het veen in teeltsubstraten vervangen met duurzame alternatieven. Gestabiliseerde en ontzoute mestvezels bieden een lonkend economisch perspectief wanneer ze voldoen aan de eisen van het RHP-keurmerk en wensen van afnemers in de productieketen. Echter, procedés voor de complete verwerking van mestvezels voor deze toepassing zijn niet beschikbaar in de praktijk. Om toe te werken naar een praktijkoplossing wordt in dit project een procedé voor de verwerking van mestvezels opgeschaald van lab- naar demoschaal voor de productie van (wit)veenvervangers voor teeltsubstraat in de glastuinbouw. Bij de opschaling wordt het procedé geoptimaliseerd. Om de teeltprestaties van de (wit)veenvervangers op basis van verwerkte mestvezels te testen worden groeiproeven met komkommerplanten uitgevoerd onder kasomstandigheden. In het consortium worden kennis en ervaringen gedeeld en geïntegreerd om grondstoffen in het mestoverschot te verwaarden tot economisch aantrekkelijke producten voor in de agrifoodsector. Expertise met betrekking tot mest(verwerking), mineralen, organische vezels, compostering, bioraffinage en groenteteelt worden hierbij geïntegreerd om de synthese van circulaire producten aan te jagen.
Glycoalkaloïden komen voor in de familie van de nachtschade, waaronder in de voor de Nederlandse landbouw belangrijke gewassen aardappelen, tomaten en aubergines. Hoewel breed onderkend is dat glycoalkaloïden, en ook de na hydrolyse gevormde steroïden, potentieel bioactieve verbindingen zijn met farmaceutische applicaties, worden deze op dit moment niet geïsoleerd. In vrijwel alle gevallen verdwijnen de glycoalkaloïden als een afvalstroom in verschillende ketens. Op dit moment is er slechts beperkt inzicht in de potentie van dit type verbindingen voor de farmaceutische markt, mede omdat de commerciële beschikbaarheid van glycoalalkoïden en steroïden hieruit vaak slecht is. Verder is het isoleren van de verbindingen in hoeveelheden van 5-25 gram uit de bovengenoemde gewassen erg tijdrovend en moet er specifieke kennis ontwikkeld worden om de verbindingen uit de gewassen te isoleren en te zuiveren. In dit projectvoorstel wordt beoogd om via een chemische route uit commercieel beschikbare uitgangsstoffen de steroïden uit de aardappel, tomaat en aubergine in redelijke hoeveelheden (5-25 gram) te synthetiseren en in een vervolgstudie te screenen op in vitro activiteit en potentie als geneesmiddel. Het einddoel van het project is om een goed inzicht te krijgen in de mogelijke valorisatie van glycoalkaloïden uit de Nederlandse landbouw richting de farmaceutische markt en hiermee de landbouw te koppelen aan de farmaceutische industrie.
Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Hiervoor zijn meer initiatieven nodig voor het sluiten van kringlopen, het produceren van gerecyclede grondstoffen en het zo hoog mogelijk en meervoudig verwaarden van biomassa. De glastuinbouw sector produceert jaarlijks 300.000 ton aan plantaardige reststromen welke tegen kosten moeten worden afgevoerd. Deze reststroom bevat naast vezels ook veel sap maar naar deze natte reststroom is nog weinig onderzoek gedaan. Een aantal bedrijven vanuit de glastuinbouw sector willen samen met de HAN en Hogeschool Inholland gezamenlijk onderzoek verrichten specifiek naar de verwaarding van deze plantensappen om te komen tot een proof of concept voor het maken van eindproducten in te zetten in eigen teelt (circulaire tuinbouw). Routes voor verwerking van dit plantenstengelsap waarnaar onderzoek zal worden gedaan zijn fermentatie met micro-organismen voor de productie van biologische reinigingsmiddelen, natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen en plant voedingssupplementen. Tomaten en chrysanten zijn daarbij gekozen als model voor sappige stengels. Samen met de betrokken tuinders zal met de resultaten uit het onderzoek naar de toekomst gekeken worden om ze toe te passen in de kas. Dit opent vervolgens nieuwe innovatieve oplossingen voor de tuinders die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de Nederlandse glastuinbouw en tevens tegemoet komt aan de eis om meer biologische gewasbescherming toe te passen in 2030. Het consortium bestaat uit verschillende partijen in de keten waaronder de leveranciers van planten reststromen en tevens eindgebruikers (tuinders), hogescholen, experts, consultants, bedrijven die eindproducten testen en partijen voor bewerking en analyse. De samenwerking in dit project geeft de mogelijkheid aan de hogescholen om up-to-date te blijven met de nieuwste ontwikkelingen zowel voor het onderzoek alsook het onderwijs. Via het project kunnen studenten praktijkervaring op doen met een multidisciplinaire benadering (microbiologie, biotechnologie, bio-informatica, plantenteelt, organische chemie en bedrijfskunde) in samenwerking met betrokken bedrijven.