In bilingual streams in the Netherlands, school subjects are taught in an additional language so that pupils learn both subject content and the target language by using language meaningfully. Teachers of English in bilingual streams (TEBs) are often expected to collaborate with subject teacher colleagues (STs). In addition, they teach separate language lessons. This provides TEBs with specific challenges. This article reports on a focus group (FG) study exploring the extent to which the ideals of stakeholders in bilingual schools in the Netherlands reflect the literature on this topic, using a frame of reference developed for this purpose (Dale, Oostdam & Verspoor, 2017). Five FGs were held with TEBs and STs from Dutch schools in the network for bilingual education and with members of the network’s quality assurance panels. Each FG consisted of between three and six participants with a similar role in bilingual education; audit panel chairpersons, audit panel secretaries and STs and TEBs from different schools. Participants were asked to discuss what an ideal English teacher would do in English lessons and in cooperation with subject colleagues. Data consists of five transcripts of the FG discussions. On the basis of inductive and deductive analyses (using MaxQDA), the ideals of stakeholders are positioned in the framework to explore to what extent different types of stakeholders have complementary or conflicting views. The findings suggest that stakeholders need to develop more shared understandings and a shared language to allow TEBs to realise their ambitions. References Dale, L., Oostdam, R., & Verspoor, M. (2017). Searching for identity and focus: Towards an analytical framework for language teachers in bilingual education. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, doi:10.1080/13670050.2017.1383351
MULTIFILE
De docenten zijn de pilot gestart met de vraag: We willen iets met taal in het nieuwe leren, maar we weten niet wat en hoe. Boven de waterlijn is de taalvaardigheid van de studenten zichtbaar. Maar onder de waterlijn, dus niet direct waarneembaar, zijn andere factoren aan het werk die van grote invloed zijn op het leerproces en de ontwikkeling van studenten. Aandacht voor taalverwerving prikkelt docenten na te denken over hun rol in het leerproces van studenten. Wellicht een kijkje onder water?
DOCUMENT
Met het doel om financiële zelfredzaamheid in Nederland te bevorderen, steunt Aegon sinds 2016 verschillende lokale projecten op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. De projecten richten zich op mensen met schulden of op mensen met een groot risico op schulden die in armoede leven. Aegon financiert deze projecten en biedt vrijwillige inzet van haar medewerkers. De projecten worden binnen de lokale infrastructuur gevonden, georganiseerd of versterkt. Dat gebeurt door of in samenwerking met lokale partners die de doelgroep goed kennen en begeleiden. Aegon sluit hiermee aan bij het actieprogramma Van Schulden naar Kansen dat in 2015 door de Delta Lloyd Foundation is gelanceerd. De Delta Lloyd Foundation ging in 2018 verder onder de naam Stichting van Schulden naar Kansen (VSNK). Per stad is een selectie gemaakt van doelgebieden met de hoogste concentraties huishoudens met een (zeer) laag inkomen. Hierbij is tevens gekeken naar het aantal huishoudens met schulden: de doelgroep waar Van Schulden naar Kansen zich op richt. Op basis hiervan zijn doelgebieden aangewezen. Stichting VSNK richt zich op doelgebieden in Amsterdam, Arnhem, Zwolle en Rotterdam. Met VSNK richt Aegon zich op doelgebieden in Groningen, Leeuwarden en Den Haag. In deze doelgebieden wil Aegon in 2021 het aantal huishoudens met probleemschulden met 6000 gereduceerd hebben. Van Schulden naar Kansen probeert financiële steun en vrijwillige inzet te verlenen aan projecten in deze doelgebieden of in elk geval de deelnemers uit deze gebieden te rekruteren. Uitgangspunt is dat elke deelnemer aan een project een huishouden vertegenwoordigt; ontwikkelingen op het gebied van financiële zelfredzaamheid van een deelnemer kunnen dus effect hebben op een heel huishouden. Het lectoraat Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam voert een meerjarig onderzoek uit om te bepalen welke effecten de inspanningen in de doelgebieden hebben. Behalve onderzoek op deelnemers- en doelgebiedsniveau wordt er tot en met 2020 continu onderzoek gedaan onder alle gefinancierde projecten op proces en prestaties. Doel van de impactanalyse is het inventariseren van het aantal deelnemers en de bereikte impact van de door Aegon ondersteunde projecten op de (structurele) financiële zelfredzaamheid van de deelnemers. Het onderzoek wil bovendien vooral inzicht geven in het effect van de projecten en kennis genereren over wat wel en wat niet werkt door resultaten van projecten te relateren aan de zogeheten WhatWorks principes. Doordat deze inventarisatie elk jaar herhaald wordt, ontstaat een goed beeld van de inhoud en de impact van de verschillende projecten die door Aegon gesteund worden. Dit rapport betreft de tweede meting en heeft betrekking op het jaar 2018.
DOCUMENT
Dit projectvoorstel, Rekenen op spel, richt zich op de vraag van professionals in voorscholen en de onderbouw van de basisschool hoe zij de taal- en rekenontwikkeling van peuters en kleuters kunnen stimuleren in de context van spel. De focus ligt op doelgroepkinderen: kinderen uit ach-terstandssituaties. Professionals werken nu nog vaak aan taal- en rekendoelen vanuit een school-se benadering die volgens hen niet goed aansluit bij de manier van leren van jonge kinderen. Het Pre-cool onderzoek (Leseman & Veen, 2016) ondersteunt die opvatting: de wiskundige ontwikke-ling van doelgroepkinderen blijft sterk achter bij die van niet-doelgroepkinderen. Het stimuleren van fantasiespel en verrijken van spel lijkt echter potentieel te bieden voor de ontwikkeling van taal en wiskunde. Bovendien lijkt het kansrijk om het verwerven van wiskunde op jonge leeftijd naar analogie van taalverwerving te benaderen. Het gaat immers om het verwerven van woorden die de wereld beschrijven vanuit wiskundig perspectief. Samen met professionals wordt een ver-beterde aanpak ontworpen voor het stimuleren van de wiskunde- en taalontwikkeling in voor jonge kinderen betekenisvolle spelcontexten. Dat leidt tot een serie ‘narratives’ en een kennis-dossier met filmmateriaal. Het onderzoek richt zich vervolgens op de vraag hoe PM-ers en leerkrachten gezamenlijk kunnen professionaliseren op de ontworpen aanpak. De gezamenlijke professionalisering draagt bij aan versteviging van de doorgaande lijn van kinderopvang naar primair onderwijs. De professionalise-ringsaanpak gaat uit van de samenstelling van een professionele leergemeenschap (PLG) van professionals en experts van lerarenopleiding basisonderwijs. Gezamenlijk met de professionals wordt het leer- en ontwikkelproces van de professionals in de PLG cyclisch onderzocht. Deze tweede ronde levert kenmerken op die belangrijk zijn voor de professionalisering van PM'ers en leerkrachten via een PLG. Door een betere afstemming te ontwikkelen op doelgroepkinderen, beoogt het project bij te dragen aan verbetering van gelijke kansen voor alle kinderen.
Memo, een vluchteling uit Syrië vertelt: Een collega zei: “Memo, kan je een glas wijn halen”? Ik vroeg “wil jij een ‘vitter’ [witte] wijn?” Zij zegt: “Nee, geen liter wijn! Daarom, zij ging lachen.” Uitspraak is één van de moeilijkste aspecten van het leren van een nieuwe taal op volwassen leeftijd. Er zijn talloze stereotiepe uitspraakfouten, zoals ‘witte lijst bij’. Soms grappig, maar voor sprekers levert het beperkingen op. Mensen die het Nederlands als tweede taal leren (NT2-leerders) geven aan dat de uitspraak van het Nederlands, en hun (on)verstaanbaarheid, een groot struikelblok is in het dagelijks leven. Het belemmert hen in participatie in de Nederlandse maatschappij. Er is nauwelijks aandacht voor uitspraak in bestaande taallessen. Aanbod van enkel Nederlandse woorden en grammatica is echter ontoereikend. NT2-docenten herkennen dit knelpunt: zij zien het belang van uitspraak en verstaanbaarheid, maar geven aan kennis en vaardigheden te missen om dit te kunnen doceren. Hetzelfde geldt voor taalvrijwilligers, die laagdrempelig NT2-leerders ondersteunen. Logopedisten daarentegen hebben kennis over uitspraak, maar zijn relatief onbekend met de wereld van volwassen NT2-educatie en worstelen met de manier waarop ze kunnen bijdragen. Het consortium VerstaaNT2 wil het (in)formele NT2-aanbod verrijken door in co-creatie met gebruikers en experts tools voor NT2-docenten en taalvrijwilligers te ontwikkelen, gericht op verbetering van verstaanbaarheid van de NT2-leerder. We beogen gedeelde kennis en kunde voor de toekomst te borgen in duurzame netwerken met NT2-leerders, NT2-docenten, taalvrijwilligers en logopedisten. We maken gebruik van gebruikers- en ontwerpgericht onderzoek. Deze benadering is erop gericht om de wensen, behoeftes en impliciete overtuigingen van alle betrokkenen te doorgronden en te bundelen met kennis uit de literatuur en van experts. Het project levert tools die passend, effectief en bruikbaar zijn voor de NT2-docent en taalvrijwilliger, die de hulpvraag van de NT2-leerders beantwoorden en voor het hele Nederlandse NT2-veld beschikbaar zullen zijn.