Dit rapport betreft een internationale literatuurreview naar studies over voorspellende effecten van selectie voorafgaand aan de lerarenopleiding. Er is literatuur verzameld waarin aan de hand van empirisch bewijsmateriaal wordt besproken in hoeverre bepaalde selectie-instrumenten en –procedures voorspellende waarde hebben ten aanzien van uitkomstmaten die van belang zijn voor het functioneren als leraar. Teneinde de problematiek van de lerarenopleiding in een breder kader te kunnen bespreken, is bovendien via aanvullende literatuurstudie nagegaan wat de voorspellende effecten zijn van selectieprocedures die worden gehanteerd bij enkele andere opleidingen die relevant zijn voor lerarenopleidingen. Hierbij gaat het concreet om medische opleidingen en de politieacademie omdat deze opleiden tot beroepen die, net als dat van leraar, worden gekenmerkt door (mondelinge) interactie met groepen en/of individuen, soms in stressvolle situaties. Selectieve opleidingen op het gebied van kunst of sport zijn buiten beschouwing gelaten. Hoofdconclusies is dat er weinig wetenschappelijke evidentie is ten aanzien van selectiecriteria en selectie-instrumenten voor de lerarenopleidingen. Uit de beschikbare literatuur komt het beeld naar voren dat een mix van criteria en instrumenten de grootste voorspellende waarde heeft. De in dit rapport beschrijven literatuurstudie bouwt voort op een eerder verrichte studie naar de wenselijkheid van de invoering van selectie op basis van geschiktheid voor het beroep van leraar (Snoek et al., 2014). [LINK]. Het rapport is tot stand gekomen in opdracht van NRO en op verzoek van het Ministerie van OCW.
Het behalen van een lesbevoegdheid kan in Nederland op verschillende manieren. Er zijn grofweg drie bevoegdheden te onderscheiden: een bevoegdheid voor het basisonderwijs en twee voor het voortgezet onderwijs, namelijk een tweedegraads bevoegdheid en een eerstegraads bevoegdheid. Het schema op de volgende pagina laat zien dat aspirantleraren verschillende routes kunnen volgen om een of meer van deze lesbevoegdheden te behalen.In dit artikel schetsen we allereerst het stelsel van lerarenopleidingen als geheel, waarbij we ingaan op wettelijke kaders en een aantal overeenkomsten en verschillen tussen de diverse opleidingen. In de daaropvolgende paragraaf lichten we meer in detail toe welke routes er bestaan en wat voor bijzonderheden ze vertonen. De laatste paragraaf zoomt in op een aantal actuele thema's en ontwikkelingen bij de lerarenopleidingen
In het Instituut Archimedes, de tweedegraads lerarenopleiding van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht, neemt de instroom van allochtone studenten toe en daarmee ook de diversiteit van eerder verworven competenties van studenten. Signalen van decanen, docenten, studieloopbaanbegeleiders en onderzoek (Crul &Wolff 2002, Beijer 2005) duiden er op dat relatief veel allochtone studenten problemen ondervinden in hun studieloopbaan. De huidige instrumenten voor intake en studieloopbaanbegeleiding blijken lang niet altijd toereikend te zijn om adequaat de beginsituatie van allochtone studenten vast te stellen en hun studieloopbaan te begeleiden. Er is behoefte aan bijstelling van de bestaande instrumenten en materialen ten behoeve van de veranderende studentenpopulatie. Het Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO) en Sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt (SBO) beogen de door- en uitstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs, i.c. de lerarenopleidingen, te verbeteren. Beide organisaties initiëren in samenwerking met hogescholen projecten die een bijdrage leveren aan de verbetering van het onderwijs voor multiculturele studentengroepen. In dit kader hebben ECHO en SBO het Instituut Archimedes het project Intake-assessment en studieloopbaanbegeleiding van allochtone studenten toegekend. Gedurende het studiejaar 2004-2005 hebben studieloopbaanbegeleiders van de opleidingen Frans en Spaans van Instituut Archimedes in samenwerking met een medewerker van de Kenniskring Lesgeven in de Multiculturele School hun ervaringen met de intake en de studieloopbaan van een aantal allochtone studenten in kaart gebracht. De resultaten en aanbevelingen naar aanleiding van de werkzaamheden van de projectgroep staan bij elkaar in dit verslag.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Een leraar die een moderne vreemde taal onderwijst, geeft effectief les wanneer hij het communiceren in de vreemde taal centraal stelt, als leerdoel én leermiddel. We hebben een instrument ontwikkeld waarmee we het vakdidactisch handelen van leraren kunnen observeren en evalueren.Doel Met behulp van het instrument onderzoeken we of de huidige praktijk van het vreemdetalenonderwijs communicatief is ingericht. Met deze inzichten kunnen we de aansluiting tussen de opleiding tot leraar moderne vreemde talen en de onderwijspraktijk verbeteren. Resultaten Dit project liep tot 31 december 2020 en heeft een vakdidactisch observatie-instrument opgeleverd en een bijbehorende begrippenlijst. Beide documenten zijn beschikbaar in het Nederlands en in het Engels en vind je terug op deze projectpagina. Dit observatie-instrument is ontwikkeld en gevalideerd samen met de lerarenopleidingen Engels, Duits, Frans en Spaans van Instituut Archimedes, Hogeschool Utrecht. De instrumenten zijn hieronder te downloaden en kunnen worden gebruikt voor niet-commerciële onderwijs- en opleidingsdoelen, met bronvermelding en logo. Wij stellen het op prijs als u uw ervaringen, vragen en opmerkingen doorgeeft aan meertaligheid@hu.nl. Looptijd 01 september 2017 - 07 januari 2023 Aanpak Het onderzoek wat heeft geleid tot de ontwikkeling van het observatie-instrument is afgerond. Op dit moment wordt het observatie-instrument ingezet als feedbackinstrument in de vakdidactische leerlijn van de eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen moderne vreemde talen van de HU, Instituut Archimedes. Aan de ontwikkeling en invoering van het instrument is meegewerkt door: Catherine van Beuningen, Mariska Dinkelman, Kristina Goodnight, Rick de Graaff, Oliver Greiner, Karin Haan, Marleen IJzerman, Irene de Kleyn, Tobey Nelson, Charline Rouffet en Melissa Willemsen Downloads en links