Onderzoek binnen Hogeschool Inholland, domein Onderwijs & Innovatie, tweedegraads lerarenopleidingen.
De casusbeschrijvingen zijn opgetekend bij vijf instellingen van de G5 hogescholen. Naast Hogeschool Inholland (INH) zijn dat De Haagse Hogeschool (HHS), de Hogeschool van Amsterdam (HvA), Hogeschool Rotterdam (HR) en de Hogeschool Utrecht (HU). In het hoger onderwijs heeft elke instelling eigen keuzes gemaakt met betrekking tot de vormgeving van de studiekeuzecheck (Kappe, 20153), zo ook binnen de G5 instellingen. In tabel 1 wordt derhalve allereest beknopt een overzicht van de SKC bij de vijf participerende instellingen weergegeven, gebaseerd op voltijd bacheloropleidingen cohort 2016. Aanpassingen die na cohort 2014 zijn gemaakt worden in het rood weergegeven. Een uitgebreide beschrijving van de SKC van de verschillende instellingen wordt weergegeven in het rapport van Knuiman en Kappe2 (2017).
Het behalen van een lesbevoegdheid kan in Nederland op verschillende manieren. Er zijn grofweg drie bevoegdheden te onderscheiden: een bevoegdheid voor het basisonderwijs en twee voor het voortgezet onderwijs, namelijk een tweedegraads bevoegdheid en een eerstegraads bevoegdheid. Het schema op de volgende pagina laat zien dat aspirantleraren verschillende routes kunnen volgen om een of meer van deze lesbevoegdheden te behalen.In dit artikel schetsen we allereerst het stelsel van lerarenopleidingen als geheel, waarbij we ingaan op wettelijke kaders en een aantal overeenkomsten en verschillen tussen de diverse opleidingen. In de daaropvolgende paragraaf lichten we meer in detail toe welke routes er bestaan en wat voor bijzonderheden ze vertonen. De laatste paragraaf zoomt in op een aantal actuele thema's en ontwikkelingen bij de lerarenopleidingen
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Een leraar die een moderne vreemde taal onderwijst, geeft effectief les wanneer hij het communiceren in de vreemde taal centraal stelt, als leerdoel én leermiddel. We hebben een instrument ontwikkeld waarmee we het vakdidactisch handelen van leraren kunnen observeren en evalueren.