Dit najaar zijn de langverwachte nieuwe consensuscriteria voor hetvaststellen van ondervoeding en sarcopenie gepresenteerd. Het gaatom de internationale criteria voor de diagnose van ondervoeding ende herziene Europese consensus over de sarcopenie-definitie en decriteria voor diagnose. Beide worden internationaal gedragen en zullen wereldwijd worden aanbevolen als de nieuwe standaard
DOCUMENT
Clinical signs of malnutrition, starvation, cachexia and sarcopenia overlap, as they all imply muscle wasting to a various extent. However, the underlying mechanisms differ fundamentally and therefore distinction between these phenomena has therapeutic and prognostic implications. We aimed to determine whether dietitians in selected European countries have ‘sufficient knowledge’ regarding malnutrition, starvation, cachexia and sarcopenia, and use these terms in their daily clinical work.MethodsAn anonymous online survey was performed among dietitians in Belgium, the Netherlands, Norway and Sweden. ‘Sufficient knowledge’ was defined as having mentioned at least two of the three common domains of malnutrition according to ESPEN definition of malnutrition (2011): ‘nutritional balance’, ‘body composition’ and ‘functionality and clinical outcome’, and a correct answer to three cases on starvation, cachexia and sarcopenia. Chi-square test was used to analyse differences in experience, work place and number of malnourished patients treated between dietitians with ‘sufficient knowledge’ vs. ‘less sufficient knowledge’. Results712/7186 responded to the questionnaire, of which data of 369 dietitians were included in the analysis (5%). The term ‘malnutrition’ is being used in clinical practice by 88% of the respondents. Starvation, cachexia and sarcopenia is being used by 3%, 30% and 12% respectively. The cases on starvation, cachexia and sarcopenia were correctly identified by 58%, 43% and 74% respectively. 13% of the respondents had ‘sufficient knowledge’. 31% of the respondents identified all cases correctly. The proportion of respondents with ‘sufficient knowledge’ was significantly higher in those working in a hospital or in municipality (16%, P < 0.041), as compared to those working in other settings (7%). The results of our survey among dietitians in four European countries show that the percentage of dietitians with ‘sufficient knowledge’ regarding malnutrition, starvation, cachexia and sarcopenia is unsatisfactory (13%). The terms starvation, cachexia and sarcopenia are not often used by dietitians in daily clinical work. As only one-third (31%) of dietitians identified all cases correctly, the results of this study seem to indicate that nutrition-related disorders are suboptimally recognized in clinical practice, which might have a negative impact on nutritional treatment. The results of our study require confirmation in a larger sample of dietitians.
LINK
In werkpakket A, Zeewierteelt, werd onderzocht wat het effect is van de nitraatconcentratie op de groei en eiwitgehalte van de zeewiersoorten Saccharina latissima en Ulva lactuca. Bij de laatste soort werd ook gekeken naar de aminozuursamenstelling. Hogere nitraatconcentraties zorgden bij beide zeewiersoorten voor een hogere groeisnelheid en een hogere eiwitgehalte. De totale aminozuurhoeveelheid van Ulva lactuca was hoger bij blootstelling aan een hogere nitraatconcentratie. Alle gemeten aminozuurgehaltes waren hoger, behalve die van methionine, die gelijk was ten opzichte van de Ulva lactuca die gekweekt werd onder lage nitraatconcentraties. Het is dus mogelijk om tijdens het groeiproces, de aminozuur- en eiwitgehalte van zeewier te verhogen. De toename in eiwitgehalte was zelfs zo snel, dat het mogelijk is om zeewier te verrijken door het twee weken voor de oogst onder verhoogde nitraatconcentraties te laten groeien.
DOCUMENT
Elektriciteitsprijzen, ook de negatieve prijzen, zijn een Noordwest-Europees fenomeen. Wat er in het kleine Nederland gebeurt speelt een geringe rol, meent Martien Visser
LINK
Interview door Edo Beerda met aanstaande lector Vrijhoef. De ‘oude bouw’ werkt feodaal, vindt de specialist in ketenintegratie. De nieuwe professional moet aan een slimmer bouwproces handen en voeten geven. Vrijhoef treedt over twee weken aan als lector Nieuwe Cultuur in de Bouwketen in Utrecht.
DOCUMENT
Dit boek vertelt het verhaal van boerendochters die niet op de boerderij zijn gebleven en een bestaan in de stad boven het leven op het platteland verkozen. Het is op een bijzondere manier tot stand gekomen: de vrouwen die worden geportretteerd hebben in een aantal bijeenkomsten hun levensverhalen met elkaar gereconstrueerd en er woorden aan gegeven. Dat reconstrueren en vertellen van de verhalen ging voor de vrouwen gepaard met de nodige emoties – daardoor getuigen de verhalen van passie, kracht en lef. De verhalen vertellen over het proces van weggaan en aankomen. De boerendochters verlieten hun geboortegrond en het erf en ontgroeiden het plattelandsmilieu. In het stedelijke milieu waar ze aankwamen, moesten ze wennen aan andere omgangsvormen en ongeschreven gedragsregels. Ze voelden zich lange tijd onzeker in dit nieuwe stadsmilieu. En sommigen vragen zich nog steeds af waar ze zich het meeste huis voelen: in de stad of op het platteland of in een zelfgecreëerde mengvorm van the best of both worlds. In de portretten van deze boerendochters die van het erf zijn afgegaan komt enerzijds naar voren wat er in het leven van deze vrouwen is veranderd en hoe hun kindertijd en jeugd op de boerderij hen in hun verdere leven heeft gevormd. Anderzijds blijkt eruit dat er ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden op het platteland. Het platteland van hun jeugd bestaat veelal niet meer: veel boerenbedrijven zijn verdwenen, op boerenbedrijven die bleven vond mechanisatie en schaalvergroting plaats. En veel moderne boeren ontwikkelden nevenactiviteiten (en zo extra inkomsten) door een camping of zorgboerderij te beginnen. Daarnaast vestigden steeds meer stedelingen zich op het platteland. De zeer persoonlijke portretten in dit boek werpen een authentiek beeld op de veranderingen die zich hebben voltrokken zowel op het microniveau van de individuele levens van de boerendochters, als op het macroniveau van het platteland. Met bijdragen van: Gerda Aarnink (Twente); Hilde Bakker (Friesland); Aafke Boerhorst (Texel); Klasien van der Deen (Noordoostpolder); Sietske Dijkstra (Friesland); Nienke Dijkstra (Friesland); Lia van Doorn (Utrecht); Betty Mijlof (Drenthe); Trudi Miltenburg (Utrecht); Ineke van der Vlugt (Zuid-Holland).
LINK
Drie studenten aan Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) hebben in 2019/2020 als onderdeel van de minor ‘Bomen en Stedelijke Omgeving’ onderzoek uitgevoerd naar de invloed van droge zomers op de groei van stadsbomen. De opdrachtgever voor dit onderzoek was dr. ir. Jelle Hiemstra van Wageningen University & Research. De studenten – Daan Fortuijn, Bauwe van der Velde en Albert Willigenburg – mochten hiervoor in samenwerking met de gemeente Nijmegen boormonsters van vooraf geselecteerde stadsbomen nemen. Ook hebben ze voor hun onderzoek onder meer Harold Schoenmakers en Van den Berk Boomkwekerijen geïnterviewd.
DOCUMENT
Huilen is de manier waarop een pasgeboren baby communiceert met zijn of haar omgeving. Met inzicht in redenen waarom pasgeborenen huilen, kunnen ouders hun handelen beter leren af te stemmen op de behoeftes van de baby. Het doel van dit artikel is om (1) inzicht te geven in vijf soorten babygeluiden diewijzen naar vijf verschillende fysieke behoeftes van de pasgeborene en om (2) de relatie te beschrijven tussen Dunstan Babytaal, de uitgangspunten van de Hanenmethode en voeding.Dunstan Babytaal onderscheidt in de voorfase van het huilen, voordat het luide ‘gefrustreerde’ huilen losbarst, vijf kenmerkende reflexgeluiden met ieder een heel specifieke betekenis. Er is een geluid voor honger hebben, moe zijn, een boertje moeten laten, darmkrampjes hebben of ongemak hebben aan dehuid (bijvoorbeeld een vieze luier, te warm, te koud) en/of overprikkeld zijn. Met behulp van Dunstan Babytaal kunnen de uitgangspunten van de Hanenmethodiek al vanaf de geboorte worden gevolgd; in de allereerste communicatie tussen ouder en kind. Bovendien kunnen ouders met Dunstan Babytaal signalen die hun baby afgeeft wanneer hij honger heeft of juist geen behoefte heeft aan voeding leren herkennen. Hiermee kunnen voedingsproblemen voorkomen worden. Logopedisten kunnen met kennis van Dunstan Babytaal een preventieve rol innemen op het gebied van voeding en interactie en ook kunnen zij betrokken zijn bij de allereerste fase van de communicatieve ontwikkeling.
DOCUMENT
Full text via link. Met de participatiesamenleving laat Rutte zien toch een ideologie te hebben. En wat voor een. De keuzes die het kabinet maakt zijn niet gering: autonomie gaat ten koste van zorg, en informele hulp komt in plaats van steun. En: mannen werken en vrouwen gaan weer zorgen. De kabinetskeuzes zijn ethisch discutabel
LINK