De geestelijke gezondheidszorg is op veel vlakken in beweging. Financiële herstructurering heeft grote impact op vorm en inhoud van de zorg. Een groeiend aantal zorgvragers zonder uitbreiding van financiële middelen vraagt om innovatie en effectieve interventies. De visie op psychiatrie verandert waarbij meer aandacht komt voor de gevolgen van psychiatrische symptomen op het functioneren. De focus wordt verlegd van ziekte naar positieve gezondheid waarmee thema’s als bevorderen van zelfmanagement en herstelondersteunende zorg centraal komen te staan. Deze veranderingen hebben grote impact op de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid en vraagt daarmee andere competenties van professionals. Het lectoraat Zorg & Innovatie in de Psychiatrie richt zich op het ontwikkelen en onderzoeken van effectieve interventies die bijdragen aan het verbeteren van de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid binnen deze veranderende context
DOCUMENT
In hoeverre gelden de conclusies uit het proefschrift Certificering, Accreditatie en de professional ook voor professionals in de gezondheidszorg?
DOCUMENT
Werken met ervaringskennis als professionele waarde in de ggz krijgt steeds meer aandacht binnen de geestelijke gezondheidszorg, die tegelijkertijd zeer technocratisch en interventionistisch georiënteerd is. Naast ervaringsdeskundigen kunnen ook traditionele professionals ervaringskennis benutten. In deze bijdrage staan we stil bij resultaten uit promotieonderzoek en de dagelijks praktijk van een psychiater en directeur van een ggz instelling. Dit artikel is ook terug te vinden in de maart 2025 editie van het tijdschrift Sozio
LINK
Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals (diëtisten en voedingskundigen) worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren of behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven. Technologieën worden tevens ingezet om de efficiëntie en/of kosteneffectiviteit van zorg te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beeldschermzorg en ziekte specifieke apps voor de smartphone. De perspectieven van alle betrokkenen in een praktijksituatie in de gezondheidszorg bepalen hoe technologieën gebruikt worden. In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg bediscussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.
DOCUMENT
De Haagse Hogeschool wil haar studenten competenties laten verwerven om in een internationaal en cultureel gedifferentieerde omgeving te kunnen werken (HHS, 2013). De gezondheidszorg is immers geen nationaal geïsoleerd fenomeen meer (Van der Hulst, 2011). Globalisering dwingt ons tot het verbreden van onze blik en het aangaan van samenwerkingsrelaties om kennis en ervaringen uit te wisselen. Niet alleen met andere landen, maar ook binnen ons eigen land, omdat de huidige en toekomstige Nederlandse arbeidsmarkt steeds internationaler wordt. Voor de huidtherapeuten, diëtisten en verpleegkundigen van de Academie voor Gezondheid betekent dit bijvoorbeeld dat zij in toenemende mate zorg verlenen in een internationale context: met collega’s en patiënten uit verschillende landen en met een diversiteit van culturele achtergronden. Toekomstige diëtisten, huidtherapeuten en verpleegkundigen moeten daarom beschikken over de nodige competenties om in deze international omgeving te functioneren. Maar: hoe richt je het onderwijs zo in dat studenten werkelijk de gelegenheid krijgen deze competenties te ontwikkelen? In studiejaar 2013-2014 is de Academie voor Gezondheid gestart met een pilot voor het internationale programma ‘New Interconnected Citizens for Global Health’. Deze pilot wordt volgend jaar uitgebreid en vanaf studiejaar 2015-2016 volgen alle studenten van de academie dit programma. In dit artikel wordt ingegaan op hoe dit programma tot stand is gekomen, hoe het in de praktijk gestalte kreeg en is geëvalueerd. Wij besluiten het artikel met een vooruitblik op het volgend studiejaar. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/froukje-jellema-78733a63/ https://www.linkedin.com/in/anita-ham-53297921/ https://www.linkedin.com/in/dorien-voskuil-9b27b115/
DOCUMENT
Zorg op afstand kan ouderen helpen om langer zelfstandig thuis te wonen. Maar zolang verpleegkundigen niet weten hoe zij zorg op afstand moeten verlenen, heeft deze zorgverlening - met gebruik van eHealth-technologie - weinig waarde. Over eHealth wordt veel geschreven, maar eHealth is niet per se populair onder verpleegkundigen. Hoe komt dat? Wat weerhoudt hen van deze innovaties? En hoe krijg je verpleegkundigen wél overstag? Cruciaal voor verpleegkundigen is dat de meerwaarde van eHealth voor hun cliënt evident is. ‘Draagt het bij aan de zorg van mijn cliënt, dan wil ik het wel inzetten’. In dit artikel bespreken we wat je met dit gegeven kunt als je nadenkt over het integreren van eHealth in het curriculum van verpleegkundestudenten. Er wordt geïllustreerd hoe eHealth-onderwijs eruit kan zien en welke uitdagingen hier nog liggen.
DOCUMENT
Enige tijd geleden presenteerde de commissie Lemstra haar rapport over het Maasstad ziekenhuis Rotterdam, waar de klebsiella bacterie heerste. Opvallend uit het rapport is de dominante rol die de lijstjes met de 'beste ziekenhuizen' van Elsevier en het Algemeen Dagblad vervullen binnen de strategie van dit ziekenhuis (en waarschijnlijk bij vele andere). In dit artikel wordt aandacht besteed aan de verschillen, de overeenkomsten en de conclusies die aan deze rankings worden verbonden. De performance bubble wordt doorgeprikt: het beste ziekenhuis bestaat niet. Ten eerste wordt duidelijk dat er geen eenduidige definitie van kwaliteit wordt gehanteerd, de onderzoeken richten zich op verschillende kenmerken van kwaliteit. Daarnaast worden gegevens aangeleverd door de (bestuurders van) ziekenhuizen zelf, wat strategisch gedrag opwekt en de betrouwbaarheid van de gegevens in negatieve zin beïnvloedt. Ten derde blijken er fouten te zitten in de toegekende scores. Kortom, de gegevens zijn deels onbetrouwbaar, de meetmethodes zijn aanvechtbaar en de eindoordelen zijn arbitrair. ABSTRACT Some time ago the Commission Lemstra presented its report on the Maasstad Hospital Rotterdam, where the klebsiella bacterium prevailed. What stands out, in the report is the dominant role that the lists (best hospitals) of Elsevier and the Algemeen Dagblad play in the strategy of this hospital (and probably many others). This article focuses on the differences and similarities between, and the conclusions drawn from these rankings. The performance bubble is punctured: the best hospital does not exist. Firstly, it is clear that there is no single definition of quality employed; the research is based on varying characteristics. Additionally, data are supplied by the hospitals or hospital directors themselves, which generates strategic behavior and the reliability of the data is negatively affected. Thirdly, errors appear in the assigned scores. In short, the data are partly unreliable, the measurement methods are questionable and the final judgments are arbitrary.
DOCUMENT
Een op de praktijk georiënteerd boek over bruikbare en praktijkgerichte onderzoeksmethoden en -technieken in welzijnszorg en gezondheidszorg was lang niet voorhanden. De noodzaak ervan lijdt echter geen twijfel. Dit boek voorziet duidelijk in een behoefte. Het boek kende sinds de eerste verschijning in 1996 13 drukken. Nu is er een nieuwe geheel herziene 13e druk. Beroepsbeoefenaren in welzijn en gezondheidszorg komen niet alleen steeds meer in aanraking met onderzoek, zij verrichten steeds vaker zelf onderzoek in hun beroepspraktijk. In het hoger beroepsonderwijs is praktijkgericht onderzoek dan ook meestal onderdeel van de reguliere onderwijsprogramma's. Op gestructureerde wijze worden in dit boek bruikbare en praktijkgerichte onderzoeksmethoden en -technieken beschreven.
DOCUMENT
Wat zijn de belangrijkste inhoudelijke speerpunten van het lectoraat voor de komende jaren? Een belangrijk doel van deze rede is om dat uiteen te zetten. In hoofdstuk 2 wordt eerst kort beschreven hoe er vanuit verschillende perspectieven gekeken kan worden naar de interactie tussen mens en (zorg)technologie en hoe dit richting geeft aan de drie belangrijkste inhoudelijke thema’s van het lectoraat: mensgericht ontwerpen als voorwaarde om tot zinvolle (digitale) diensten en producten te komen, de aandacht voor sociale innovatie om de implementatie van digitale interventies succesvol te laten zijn en het belang van het onderbouwen en evalueren van deze interventies. Hoofdstuk 3 gaat in op de verschillende projecten en activiteiten die binnen in het lectoraat uitgevoerd (gaan) worden. We beschrijven hoe hiermee invulling gegeven wordt aan deze drie belangrijkste thema’s van het lectoraat. Tenslotte komt de kenniskring aan bod in hoofdstuk 4.
DOCUMENT
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
DOCUMENT