The workshop aims to understand how a living lab network structures contribute to system innovation. Living labs as system innovation initiatives can substantially alter established network structures. Moreover, structures can undergo alterations through subtle interventions, with impact on the overall outcomes of living labs. To understand how such change occurs, we develop a multilevel network perspective to study collaborations toward system innovation. We take this perspective to help understand living lab dynamics, drawing on innovative examples and taking into consideration the multilayered structures that the collaboration comprises.
MULTIFILE
Living labs are complex multi-stakeholder collaborations that often employ a usercentred and design-driven methodology to foster innovation. Conventional management tools fall short in evaluating them. However, some methods and tools dedicated to living labs' special characteristics and goals have already been developed. Most of them are still in their testing phase. Those tools are not easily accessible and can only be found in extensive research reports, which are difficult to dissect. Therefore, this paper reviews seven evaluation methods and tools specially developed for living labs. Each section of this paper is structured in the following manner: tool’s introduction (1), who uses the tool (2), and how it should be used (3). While the first set of tools, namely “ENoLL 20 Indicators”, “SISCODE Self-assessment”, and “SCIROCCO Exchange Tool” assess a living lab as an organisation and are diving deeper into the organisational activities and the complex context, the second set of methods and tools, “FormIT” and “Living Lab Markers”, evaluate living labs’ methodologies: the process they use to come to innovations. The paper's final section presents “CheRRIes Monitoring and Evaluation Tool” and “TALIA Indicator for Benchmarking Service for Regions”, which assess the regional impact made by living labs. As every living lab is different regarding its maturity (as an organisation and in its methodology) and the scope of impact it wants to make, the most crucial decision when evaluating is to determine the focus of the assessment. This overview allows for a first orientation on worked-out methods and on possible indicators to use. It also concludes that the existing tools are quite managerial in their method and aesthetics and calls for designers and social scientists to develop more playful, engaging and (possibly) learning-oriented tools to evaluate living labs in the future. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/overdiek12345/ https://www.linkedin.com/in/mari-genova-17a727196/?originalSubdomain=nl
DOCUMENT
Citizens and urban policy makers are experimenting with collaborative ways to tackle wicked urban issues, such as today’s sustainability challenges. In this article, we consider one particular way of collaboration in an experimental setting: Urban Living Labs (ULLs). ULLs are understood as spatially embedded sites for the co-creation of knowledge and solutions by conducting local experiments. As such, ULLs are supposed to offer an arena for reflexive, adaptive, and multi-actor learning environments, where new practices of self-organization and novel (infra-) structures can be tested within their real-world context. Yet, it remains understudied how the co-creation of knowledge and practices actually takes place within ULLs, and how co-creation unfolds their impacts. Hence, this paper focuses on co-creation dynamics in urban living labs, its associated learning and knowledge generation, and how these possibly contribute to urban sustainability transitions. We analyzed empirical data from a series of in-depth interviews and were actively involved with ULLs in the Rotterdam-The Hague region in the Netherlands. Our findings show five distinct types of co-creation elements that relate to specific dynamics of participation, facilitation, and organization. We conclude with a discussion on the ambivalent role of contextualized knowledge and the implications for sustainability transitions.
LINK
Zuyd Hogeschool werkt met de partners van CDKM>Maastricht sinds 2019 aan versterking van de vitaliteit en toekomstbestendigheid van Maastrichtse wijken. Zuyd wil deze samenwerking opschalen van de lokale samenwerking naar een meer regionale samenwerking: ‘ (CDKM>Limburg - Univers©ity ). Zuyd ziet de regio als belangrijke leeromgeving voor studenten en wil met studenten, docenten en onderzoekers betekenisvol zijn voor de regio. Zuyd is met onderwijs en onderzoek (O&O) betrokken in drie vestigingssteden (Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen) urban living labs (ULL’s) via CDKM>Maastricht en het lectoraat Smart Urban Redesign (SURD). Zowel bij de consortiumpartners als bij Zuyd bestaat de behoefte om de multidisciplinaire samenwerking bij -en de coördinatie van- O&O m.b.t maatschappelijke opgaven in de drie steden te versterken. Hiertoe wordt het O&O van Zuyd in de 3 steden gebundeld in 3 bestaande ULL’s met elk een eigen maatschappelijke context. CDKM>Limburg gaat het organisatiemodel en de (kennis)infrastructuur vormen voor duurzame en grootschalige verbinding van O&O van Zuyd met de maatschappelijke opgaven in de 3 living labs. Het implementatieplan voor CDKM>Limburg richt zich op het ontwikkelen en implementeren van dit organisatiemodel en deze (kennis)infrastructuur. De samenwerking tussen de bestaande onderwijsprogramma’s van de vijf Zuyd faculteiten garandeert een multidisciplinaire en grootschalige inzet van studenten t.b.v. maatschappelijke opgaven in de ULL’s. Binnen CDKM>Maastricht zijn al positieve ervaringen opgedaan met de multidisciplinaire samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers. CDKM>Limburg bouwt hier verder op en richt zich m.n. op het verbinden van bestaand O&O van de academies met de 3 ULL’s. Vanuit die samenwerking zullen ook nieuwe initiatieven worden ontwikkeld, zoals instellingsbrede challenges rondom specifieke maatschappelijke opgaven en een multidisciplinair afstudeeratelier. Het beoogde CDKM>Limburg organisatiemodel functioneert zowel top down (vanuit maatschappelijke opgaven en onderzoek agenda’s van de consortiumpartners) als bottom up (vanuit leerdoelen en competentieontwikkeling).
In De Haagse Hogeschool werken de lectoraten vanuit faculteiten, dicht bij het onderwijs, nauw samen in zeven kenniscentra. Deze kenniscentra zijn de verbinding tussen de regio, met zijn actuele thema’s (vaak gelinkt aan het missiegedreven innovatiebeleid van de overheid) en het onderwijs en onderzoek van de Haagse Hogeschool. De zeven kenniscentra van De Haagse Hogeschool zijn: Cybersecurity, Digital Operations & Finance, Global & Inclusive Learning, Global Governance, Health Innovation, Governance of Urban Transitions & Mission Zero. Deze kenniscentra zijn in opstartende fase en worden ondersteund door centrale diensten. De Haagse Hogeschool kiest voor versterking van de onderzoeksinfrastructuur die centraal staat in de kenniscentra: ‘de Haagse Labs’. Praktijkgericht onderzoek vindt in deze omgevingen plaats als een vervlechting van onderwijs (studenten en docenten), onderzoek, het werkveld en maatschappelijke partners. Sommige labs hebben een tijdelijk karakter, andere, zoals de hogeschool zelf, zijn continu een omgeving waarbinnen onderzoek gedaan wordt. De Haagse Labs zijn bij uitstek de plek waarin nauw samengewerkt wordt met andere hogescholen of kennisinstellingen (veelal zijn ze ontstaan uit een samenwerking zoals The Green Village, of het Basalt SmartLab). De keuze voor de Haagse Labs geeft verdieping aan regionale samenwerkingen en bijbehorende speerpunten. De huidige, meer informele inrichting, kan met behulp van Impuls 2020, verder structuur krijgen, leiden tot een betere kennisdeling tussen de kenniscentra heen en de regionale netwerkvorming versterken. Naast het formaliseren van ‘de Haagse Labs’ zetten we in op zichtbaarheid van de Hogeschool in de regio door te investeren in communicatie (denk bijvoorbeeld aan het opzetten van podcasts, en digitale middelen in Corona-tijd). Die profilering van ons onderzoek wordt verder ondersteunt door een traject rond visievorming en strategische positionering. De kenniscentra zullen begeleid worden om einde 2021 een visie te ontwikkelen met bijbehorende acties om de rol van de hogeschool in de regio te versterken.
Wereldwijd luiden de alarmbellen over de afname in biodiversiteit. Ook in Nederland zijn er steeds minder verschillende soorten planten en dieren. De groeiende verdichting van steden gaat dit alleen maar versterken. Om het tij te keren werken de grote gemeenten zoals Rotterdam en Den Haag met monitoringsplannen en inrichtingsmaatregelen om de biodiversiteit in steden te versterken. De gemeenten stellen echter vast dat een breed draagvlak bij burgers voor deze maatregelen ontbreekt; het sluit niet aan bij hun huidige waarden en belevingswereld. Maar juíst de inzet van bewoners is nodig om impact te maken, omdat zij invloed hebben op het relatief grote aandeel van private ruimte in steden (»60% tegenover 40% publieke ruimte). Daarom is het consortium van onderzoekers, steden en bedrijven voornemens om een lerend ecosysteem van en voor wijkbewoners te ontwikkelen, die met hun voorkeurstools zoals interactieve dataplatformen en passende interfaces samenwerken aan biodiverse steden, en die gemeenten helpen meer real-time inzicht in biodiversiteit te verkrijgen. Het beoogt onderzoek bouwt voort op inzichten uit een pilot begin 2022: het alleen beschikbaar maken van databases en meetinstrumenten (zogenaamde sensoren) is niet aantrekkelijk genoeg voor de meeste bewoners om ook zelf te zorgen voor meer biodiversiteit. Data-tools moeten aansluiten bij leefwereld en interesses van burgers. Hiervoor moeten kennis en praktijk van ‘citizen science’ en nieuwe vormen van burgenparticipatie gekoppeld worden. Dit gebeurt in de praktijk en in de huidige wetenschappelijke literatuur nog onvoldoende. Met kwalitatief onderzoek en actiegericht ontwerponderzoek worden inzichten en een gereedschapskist inclusief technische prototypes gegenereerd waarmee wijkbewoners en gemeenten middels passende technologie samen kunnen werken voor meer biodiversiteit. In twee wijken in Rotterdam en Den Haag worden Urban Living Labs opgezet om samen met alle relevante betrokkenen de Wijk als Biotoop aanpak te ontwikkelen. Onderzoeksresultaten worden opgeschaald van Rotterdam naar Den Haag en vanuit de provincie verder verspreid.