Werk jij als vakleerkracht al samen met de intern begeleider van de school? Weet jij wat deze professional voor jou kan betekenen? En is er een jeugdarts betrokken als een kind een ernstige motorische achterstand heeft? In Amsterdam is er een samenwerking tussen de zorgprofessionals en de professionals op basisscholen die meedoen aan de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM). In dit verhaal lees je welke meerwaarde deze samenwerking heeft en kom je op ideeën hoe jij op die manier als vakleerkracht ook bewegingsachterstanden kan tegengaan.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Met de pilot ‘Bewegen voor kinderen’ wordt ingestoken op het bewegingsonderwijs op de basisschool, en daarmee het binnenschoolse aanbod. Op deelnemende scholen krijgen alle groepen 3 t/m 8 tweemaal per week bewegingsonderwijs van de vakleerkracht.Diezelfde vakleerkracht verzorgt ook tweemaal per week een naschools aanbod. Zoals in de raadsbrief benoemd is het doel de kwaliteit van het bewegingsonderwijs en het buitenschoolse sport- en beweegaanbod te verbeteren.De aanleiding voor dit onderzoek is te vinden in de doelstelling: met het project wordt beoogd de kwaliteit te verbeteren. Maar wat is dan kwaliteit? Wanneer is er sprake van een goede of hoge kwaliteit? Welke factoren of criteria spelen hierbij een rol? De kernvraag binnen dit onderzoek luidt dan ook: Wat vinden beleidsmakers, leerkrachten en schooldirecties de belangrijkste criteria voor de kwaliteit van bewegingsonderwijs?In deze publicatie worden de belangrijkste bevindingen en adviezen uiteengezet.
DOCUMENT
Het ontwerpen en realiseren van bewegingsactiviteiten die door iedere leerling betekenisvol en uitdagend ervaren worden, is geen sinecure. We kunnen vaststellen dat dit voor ons als professionals enerzijds een complexe en ingewikkelde opgave en anderzijds een uitdagende ambitie is. Kunnen de gereedschappen uit de toolbox van het nieuwe motorische leren de professional de benodigde structuur en houvast bieden? Geven deze gereedschappen voldoende richting om nog krachtiger bewegingsarrangementen te ontwerpen?
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek is om, op bescheiden schaal, kennis en inzicht te ontwikkelen over de betrokkenheid, motivatie en organisatiekracht van sportverenigingen bij de organisatie van de buurtsportclubs in Overvecht en Leidsche Rijn. Dit levert informatie op over de mate van draagvlak en eigenaarschap bij sportverenigingen met betrekking tot de buurtsportclubs. Daarnaast biedt het inzicht in de wijze waarop scholen werken aan een structurele samenwerking met de buurtsportclubs. Uiteindelijk leidt het onderzoek tot praktijkgerichte aanbevelingen ten behoeve van beleid en praktijk omtrent de buurtsportclubs.
DOCUMENT
Zoals reeds vermeld in het artikel 'Formatief evalueren' van Weeldenburg & Slingerland (2019) dient formatief evalueren beschouwd te worden als een essentieel onderdeel van het bewegingsonderwijs om het leren van leerlingen te stimuleren en ondersteunen. Echter lijkt evalueren binnen het bewegingsonderwijs in het basisonderwijs vaak gezien te worden als een 'papieren tijger'. In dit artikel wordt daarom een aantal praktische methodes toegelicht waarmee formatieve evaluatie toegepast kan worden in de lessen. Hierbij wordt ingegaan op manieren waarmee de formatieve procescyclus van het geven van feedup, feedback en feedforward ingepast kan worden in de lessen, zonder daarbij de leerkracht te veel te belasten. Praktische handvatten omtrent leerdoelkaarten, zelfevaluatie en peerevaluatie worden in dit stuk besproken.
DOCUMENT
Sportieve Gezonde School heeft na de succesvolle start in 2014 een vervolg gekregen. In 2015 namen zeven scholen deel, die gedurende zestien weken ondersteuning kregen van een vakleerkracht. Deze nam een deel van de lessen bewegingsonderwijs over, en richtte zich op het organiseren van tussenschoolse en naschoolse sportactiviteiten. In 2015 werd wederom onderzoek gedaan naar de effecten van Sportieve Gezonde School, waarbij de nadruk lag op het effect van de inzet van de vakleerkracht op de psychologische basisbehoeften Competentie, Autonomie en Relatie en volgend daaruit op Intrinsieke en Geïdentificeerde motivatie. De gedachte hierachter is dat leerlingen die hoog scoren op de basisbehoeften meer zin en inzet tonen in de gymles en daardoor mogelijk betere bewegingsvaardigheden ontwikkelen. Dit leidt op termijn mogelijk tot een gezondere leefstijl. De volgende twee deelvragen stonden centraal:1. Wat is de invloed van Sportieve Gezonde School op ervaren competentie, autonomie en relatie in de gymles, en op motivatie voor de gymles?2. Welke succes- en faalfactoren spelen een rol bij het aanbieden Sportieve Gezonde School 2015?Vooraf vond een korte contextanalyse plaats waarmee de context van de school en de invulling van Sportieve Gezonde School in kaart werden gebracht. Voorafgaand aan de zestien weken durende periode en direct na afloop werd een vragenlijst afgenomen onder leerlingen uit groep 6 tot en met 8 die deelnamen aan de pilot. Na afloop werden evaluatiegesprekken gevoerd met de betrokken vakleerkrachten.Uit het onderzoek kwam naar voren dat leerlingen in de lessen die worden gegeven door de vakleerkracht iets hoger scoren op de psychologische basisbehoeften Autonomie, Relatie-docent en Relatie-klas dan in de lessen die worden gegeven door de groepsleerkracht, maar de verschillen zijn erg klein. Voor Intrinsieke Motivatie en Geïdentificeerde Motivatie lijkt sprake te zijn van een zelfde trend, maar ook hier zijn de verschillen erg klein. Met betrekking tot deelvraag twee zijn er in 2015 stappen gemaakt in het verder professionaliseren van Sportieve Gezonde School. Het professionaliseren van de groepsleerkracht voor het geven van de lessen bewegingsonderwijs lijkt nu een volgende stap.De volgende aanbevelingen zijn geformuleerd: Blijf monitoren op outcomedoelstellingen van de inzet van de vakleerkracht binnen Sportieve Gezonde School. Aandachtspunten voor de korte termijn zouden hierbij kunnen zijn: effect op ontwikkeling van motorische vaardigheden binnen de gymles en het effect van de pleinspelen op de lichamelijke activiteit buiten school (wordt er ook meer gespeeld buiten school?) Onderzoek de mogelijkheden voor professionalisering van de groepsleerkracht binnen Sportieve Gezonde School. Heb hierbij aandacht voor wat er al gebeurt, waar behoefte aan is bij groepsleerkrachten en hoe dit het beste kan plaatsvinden. Sluit hier in de uitrol van Sportieve Gezonde School bij aan
DOCUMENT
In september 2013 is het project Brabantse Basisscholen in Beweging van start gegaan. Een samenwerking tussen Fontys Sporthogeschool, de provincie Noord-Brabant en de steden Eindhoven, Tilburg, Helmond, Den Bosch en Breda. Doel van het project is het vergroten van beweegkansen vanuit de schoolomgeving voor leerlingen op de basisschool. Tegelijkertijd biedt het project echter ook een groot aantal betekenisvolle en contextrijke stageplekken voor studenten HBO en WO, bijvoorbeeld als combinatiefunctionaris of als onderzoeker.
DOCUMENT
Op de basisschool sporten kinderen nog volop, maar na het eerste jaar van de middelbare school daalt het percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging drastisch. Dit geldt nog meer voor leerlingen in het vmbo. Deze doelgroep heeft ook een minder gezonde leefstijl dan leerlingen op hogere onderwijsniveaus. Reden voor het lectoraat Praktijkgerichte Sportwetenschap van het Hanze Instituut voor Sportstudies om 'Goalkeeper!' te ontwikkelen: een methode waarmee leerlingen hun sportvaardigheden ontwikkelen en aan een gezonde leefstijl werken. De focus van de methode ligt op zelfregulatievaardigheden, waarbij de context van de gymles en de rol van de vakleerkracht een cruciale rol spelen.
DOCUMENT
Special Heroes heeft als doel om de beoefening van sportieve activiteiten door leerlingen in het speciaal onderwijs te bevorderen. Na een succesvolle pilot, hebben Gehandicaptensport Nederland, NOC*NSF en de Landelijke Vereniging voor Cluster 3-scholen (LVC3) vanaf 2009 het programma Special Heroes verder uitgerold. Om te evalueren hoe het programma is verlopen, is bij de start en aan het eind van de programmaperiode onderzoek uitgevoerd onder cluster 3-scholen van het speciaal onderwijs (SO en VSO). Deze scholen zijn gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke handicap, een meervoudige handicap en aan langdurige zieke leerlingen. Dit rapport gaat in op de eindsituatie bij de cluster 3-scholen en hun leerlingen, zoals we vaststelden medio 2012 (1-meting). Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten onder deelnemende scholen (n=34) en ouders/leerlingen (n=3.004). Daarnaast is kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij tien scholen (interviews met vakleerkrachten, trainers, leerlingen en ouders) en bij programmamedewerkers van Special Heroes (7 bijeenkomsten). Tussentijds is een vragenlijst afgenomen onder sportaanbieders (n=136). Het rapport beschrijft de behaalde resultaten van Special Heroes op organisatieniveau en op het niveau van de einddoelgroep (cluster 3-leerlingen).
DOCUMENT