Het lectoraat Transmurale Ouderenzorg is onderdeel van het kenniscentrum ACHIEVE van de faculteit Gezondheid. ACHIEVE heeft ‘Complex Care’ als focus. De complexiteit van de acute zorg voor oudere patiënten, waarin samenwerking en coördinatie van essentieel belang zijn, sluit hier naadloos op aan.
DOCUMENT
Duimbasisdistractie is een medische behandeling waarbij een duimgewricht van een patiënt 1-3mm uit elkaar wordt getrokken met een ‘Distractor’. De behandeling duurt vier weken. De distractor is een frame dat met dunne botpennen in de botjes van de duim verankerd wordt. Door de trekkracht ontstaat een ruimte in het gewricht die door het lichaam opgevuld wordt met gewrichtsvloeistof. De behandeling zorgt voor het juiste ‘gewrichtsmilieu’ waardoor; (i) het gewrichtskraakbeen door lagere belasting kan herstellen, en (ii) de wisselende vloeistofdruk van de gewrichtsvloeistof de aanmaak van kraakbeen stimuleert. Beide versnellen het herstel waardoor een gewrichtsvervangende operatie tot tien jaar uitgesteld kan worden. In dit project staat duimdistractie centraal. Duimdistractie wordt toegepast bij ‘Artrose’, een chronische aandoening waarbij het kraakbeen in de gewrichten aangetast wordt. Duimartrose treedt meestal op bij de basis van het derde duimbot (Metacarpaal) en het vierde duimbot, (Trapezium, zie figuur rechtsboven). St. Antoniusziekenhuis Nieuwegein en het UMCU hebben de ingreep ontwikkeld van experiment tot conceptuele methode. Er zijn inmiddels 108 ingrepen uitgevoerd waarvan >80% succesvol. Toch is er ruimte voor verbetering, met name door de gebruikte distractor: Door de omvang is het draagcomfort zeer matig; Plaatsing vergt hoge vaardigheden van de uitvoerend chirurg; Onvoldoende Hygiënisch. De partners willen de behandeling uit de conceptuele sfeer te halen en beschikbaar maken voor meer duimartrosepatiënten. De Hogeschool Utrecht heeft de mogelijkheden onderzocht voor een verbeterde duimdistractor. Dit heeft geleid heeft tot een ontwerp dat veel nadelen oplost, echter, de produceerbaarheid van het ontwerp is nog een uitdaging. Fontys Hogeschool neemt deel om het produceerbaarheidsprobleem te onderzoeken en intrinsiek te verbeteren.
Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer anderhalf miljoen operaties uitgevoerd. Na een operatie ontstaan vaak complicaties die het herstel van de patiënt ernstig kunnen belemmeren. Voor een beter herstel kan voorafgaand aan de operatie de belastbaarheid van de patiënt worden vergroot. Hiervoor wordt multimodale prehabilitatie ingezet, waarbij actief wordt geïntervenieerd op leefstijlfactoren zoals beweging, voeding, rookgedrag en alcoholgebruik. Eerstelijns MKB-fysiotherapeuten begeleiden prehabiliterende patiënten tijdens hun training. Het trainingsprogramma is gericht op het vergroten van de spierkracht en conditie. Patiënten volgen hiervoor driemaal per week een geprotocolleerd trainingsprogramma, gedurende een periode van ongeveer vier weken. Het trainingsprogramma is de centrale component van elk prehabilitatieprogramma en draagt in belangrijke mate bij aan een verbeterd postoperatief herstel. Voor het opstellen van een trainingsprogramma maken MKB-fysiotherapeuten gebruik van (regionale) protocollen en/of standaarden. Alhoewel deze voor een eenduidige aanpak zorgen, blijkt uit een steekproef bij 17 MKB-fysiotherapeuten dat deze nooit exact (kunnen) worden gevolgd. Patiënten verschillen immers in belastbaarheid, motivatie en/of beweegervaring, waardoor maatwerk noodzakelijk is. Een MKB-fysiotherapeut kan een trainingsprogramma op verschillende manieren aanpassen, waarbij de gevolgen voor de effectiviteit van de interventie niet altijd duidelijk zijn. MKB-fysiotherapeuten geven daarom aan dat er behoefte is aan een leidraad, waarin wordt geëxpliciteerd wat gewenste of ongewenste variatie is, zodat de gevolgen van gemaakte keuzes duidelijk zijn voor de zowel MKB-fysiotherapeut als de prehabiliterende patiënt. In dit project wordt in nauwe samenwerking met MKB-fysiotherapeuten onderzocht welke dilemma’s MKB-fysiotherapeuten ervaren bij het prehabiliteren van patiënten, waarna een leidraad wordt ontwikkeld waarmee effectieve prehabilitatie kan worden afgestemd op de mogelijkheden van de patiënt. Hiervoor wordt onderzocht wat gewenste en ongewenste variatie is bij prehabilitatie. Deze leidraad wordt vervolgens persoonsgericht en contextueel toegepast, geëvalueerd en doorontwikkeld in samenwerking met de eindgebruikers, waarna een implementatie -en disseminatieplan wordt ontwikkeld voor de ontwikkelde leidraad.