Om eerste beelden te verzamelen van het belang van een ontlokkende en vriendelijke inrichting, zijn er in het najaar van 2019 twee spreekkamers van de Jeugdgezondheidszorg opnieuw ingericht. Het team van Social Design Studio Joes + Manon heeft de inrichting ter hand genomen op de locaties De Gravin en F.C. Donderstraat. Het lectoraat schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht heeft vanuit haar ontwerpende rol in de aanpak van het stress-sensitief werken een vragenlijst voor een voor- en nameting ontwikkeld en de ingevulde vragenlijsten geanalyseerd. In het totaal zijn er 58 ouders bevraagd over de oude en 52 ouders over de nieuwe spreekkamer. Het resultaat van het onderzoek is dat de uitstraling van de spreekkamers op beide locaties significant positiever wordt beoordeeld na de herinrichting van de spreekkamers. De uitstraling is de optelsom van hoe vriendelijk, veilig en verwelkomend de spreekkamer op mensen overkomt. Daarbij voelen mensen zich ook significant vrijer om te praten over hetgeen zij belangrijk vinden. Het effect op het vrij voelen is kleiner dan het effect van de ervaren uitstraling. Dat verschil kan wellicht verklaard worden uit het gegeven dat uitstraling alleen over de spreekkamers gaat en hoe vrij je je voelt met meer zaken in het contact samenhangt. Denk bijvoorbeeld aan het gevoel dat de medewerker je geeft in het gesprek of de mate waarin je je schaamt voor wat er speelt. De opzet van het onderzoek was een cross-sectioneel pre-post design. Dit houdt in dat de ouders die bevraagd zijn over de aanvankelijke spreekkamers niet dezelfde mensen zijn als de ouders die bevraagd zijn over de aangepaste spreekkamers. Daarbij is het aantal ouders dat een vragenlijst heeft ingevuld beperkt. De optelsom van deze twee zaken maakt dat de gevonden resultaten beschouwd mogen worden als belangrijke en interessante positieve aanwijzingen. In wetenschappelijke termen is de herinrichting niet onomstotelijk aan te wijzen als de causale veroorzaker van de gevonden positieve verschillen. Daarvoor zou op termijn nog een effectonderzoek uitgevoerd moeten worden. Mocht de gemeente dat voornemens zijn dan laat de in het kader van dit project uitgevoerde powerberekening zien dat er tussen de 46 en 94 ouders moeten worden bevraagd.
De uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek PREvention Decline in Older Cardiac Surgery patients (PREDOCS) waren positief. Daarom is in 2016 een implementatiestudie van start gegaan in twaalf hartoperatiecentra in Nederland. In dit artikel zetten de auteurs eerst uiteen wat dit programma ter voorbereiding van oudere patiënten op ziekenhuisopname inhoudt en vervolgens schetsen ze welke problemen er bij invoering overwonnen moeten worden.
Duimbasisdistractie is een medische behandeling waarbij een duimgewricht van een patiënt 1-3mm uit elkaar wordt getrokken met een ‘Distractor’. De behandeling duurt vier weken. De distractor is een frame dat met dunne botpennen in de botjes van de duim verankerd wordt. Door de trekkracht ontstaat een ruimte in het gewricht die door het lichaam opgevuld wordt met gewrichtsvloeistof. De behandeling zorgt voor het juiste ‘gewrichtsmilieu’ waardoor; (i) het gewrichtskraakbeen door lagere belasting kan herstellen, en (ii) de wisselende vloeistofdruk van de gewrichtsvloeistof de aanmaak van kraakbeen stimuleert. Beide versnellen het herstel waardoor een gewrichtsvervangende operatie tot tien jaar uitgesteld kan worden. In dit project staat duimdistractie centraal. Duimdistractie wordt toegepast bij ‘Artrose’, een chronische aandoening waarbij het kraakbeen in de gewrichten aangetast wordt. Duimartrose treedt meestal op bij de basis van het derde duimbot (Metacarpaal) en het vierde duimbot, (Trapezium, zie figuur rechtsboven). St. Antoniusziekenhuis Nieuwegein en het UMCU hebben de ingreep ontwikkeld van experiment tot conceptuele methode. Er zijn inmiddels 108 ingrepen uitgevoerd waarvan >80% succesvol. Toch is er ruimte voor verbetering, met name door de gebruikte distractor: Door de omvang is het draagcomfort zeer matig; Plaatsing vergt hoge vaardigheden van de uitvoerend chirurg; Onvoldoende Hygiënisch. De partners willen de behandeling uit de conceptuele sfeer te halen en beschikbaar maken voor meer duimartrosepatiënten. De Hogeschool Utrecht heeft de mogelijkheden onderzocht voor een verbeterde duimdistractor. Dit heeft geleid heeft tot een ontwerp dat veel nadelen oplost, echter, de produceerbaarheid van het ontwerp is nog een uitdaging. Fontys Hogeschool neemt deel om het produceerbaarheidsprobleem te onderzoeken en intrinsiek te verbeteren.
Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer anderhalf miljoen operaties uitgevoerd. Na een operatie ontstaan vaak complicaties die het herstel van de patiënt ernstig kunnen belemmeren. Voor een beter herstel kan voorafgaand aan de operatie de belastbaarheid van de patiënt worden vergroot. Hiervoor wordt multimodale prehabilitatie ingezet, waarbij actief wordt geïntervenieerd op leefstijlfactoren zoals beweging, voeding, rookgedrag en alcoholgebruik. Eerstelijns MKB-fysiotherapeuten begeleiden prehabiliterende patiënten tijdens hun training. Het trainingsprogramma is gericht op het vergroten van de spierkracht en conditie. Patiënten volgen hiervoor driemaal per week een geprotocolleerd trainingsprogramma, gedurende een periode van ongeveer vier weken. Het trainingsprogramma is de centrale component van elk prehabilitatieprogramma en draagt in belangrijke mate bij aan een verbeterd postoperatief herstel. Voor het opstellen van een trainingsprogramma maken MKB-fysiotherapeuten gebruik van (regionale) protocollen en/of standaarden. Alhoewel deze voor een eenduidige aanpak zorgen, blijkt uit een steekproef bij 17 MKB-fysiotherapeuten dat deze nooit exact (kunnen) worden gevolgd. Patiënten verschillen immers in belastbaarheid, motivatie en/of beweegervaring, waardoor maatwerk noodzakelijk is. Een MKB-fysiotherapeut kan een trainingsprogramma op verschillende manieren aanpassen, waarbij de gevolgen voor de effectiviteit van de interventie niet altijd duidelijk zijn. MKB-fysiotherapeuten geven daarom aan dat er behoefte is aan een leidraad, waarin wordt geëxpliciteerd wat gewenste of ongewenste variatie is, zodat de gevolgen van gemaakte keuzes duidelijk zijn voor de zowel MKB-fysiotherapeut als de prehabiliterende patiënt. In dit project wordt in nauwe samenwerking met MKB-fysiotherapeuten onderzocht welke dilemma’s MKB-fysiotherapeuten ervaren bij het prehabiliteren van patiënten, waarna een leidraad wordt ontwikkeld waarmee effectieve prehabilitatie kan worden afgestemd op de mogelijkheden van de patiënt. Hiervoor wordt onderzocht wat gewenste en ongewenste variatie is bij prehabilitatie. Deze leidraad wordt vervolgens persoonsgericht en contextueel toegepast, geëvalueerd en doorontwikkeld in samenwerking met de eindgebruikers, waarna een implementatie -en disseminatieplan wordt ontwikkeld voor de ontwikkelde leidraad.