Uiteenzetting van de missie en visie van het Historisch College FNI, over de rol en geschiedenis van de verpleegkundige. Dit ter ondersteuning van beleidsvorming en de invloed die de beroepsgroep daarop heeft
LINK
Verpleegkundigen zijn essentieel voor het leveren van goede ziekenhuiszorg. Wanneer zij niet toekomen aan het geven van noodzakelijke zorg leidt dit tot niet-verrichte zorg. Dit heeft negatieve gevolgen voor de patiënt en de arbeidstevredenheid van de verpleegkundige. Het toepassen van vakinhoudelijk leiderschap door verpleegkundigen op de werkvloer is geassocieerd met betere patiëntenuitkomsten en minder verloop van personeel. Verpleegkundigen hebben echter moeite om invulling te geven aan vakinhoudelijk leiderschap in concrete zorgsituaties. Het Kiezen voor Beter onderzoeksprogramma, uitgevoerd door het lectoraat Verpleegkundig Leiderschap & Onderzoek voor Goede Zorg van NHL Stenden Hogeschool en het Medisch Centrum Leeuwarden heeft als doel verpleegkundigen te ondersteunen in het ontwikkelen en toepassen van vakinhoudelijk leiderschap, in samenspraak met de patiënt. Hierbij worden de principes van participerendactieonderzoek en methoden van Practice Development toegepast om tot een duurzame praktijkverandering te komen. Deze rapportage beschrijft een verkenning van niet-verrichte zorg en de verpleegkundige percepties van eigen vakinhoudelijk leiderschap op drie verpleegafdelingen (B, T en U) in het Medisch Centrum Leeuwarden in de periode september 2020 tot juni 2021. Per afdeling is een keuze gemaakt in het aan te pakken praktijkprobleem.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
BACKGROUND: Patient participation in nursing documentation has several benefits like including patients' personal wishes in tailor-made care plans and facilitating shared decision-making. However, the rise of electronic health records may not automatically lead to greater patient participation in nursing documentation. This study aims to gain insight into community nurses' experiences regarding patient participation in electronic nursing documentation, and to explore the challenges nurses face and the strategies they use for dealing with challenges regarding patient participation in electronic nursing documentation.METHODS: A qualitative descriptive design was used, based on the principles of reflexive thematic analysis. Nineteen community nurses working in home care and using electronic health records were recruited using purposive sampling. Interviews guided by an interview guide were conducted face-to-face or by phone in 2019. The interviews were inductively analysed in an iterative process of data collection-data analysis-more data collection until data saturation was achieved. The steps of thematic analysis were followed, namely familiarization with data, generating initial codes, searching for themes, reviewing themes, defining and naming themes, and reporting.RESULTS: Community nurses believed patient participation in nursing documentation has to be tailored to each patient. Actual participation depended on the phase of the nursing process that was being documented and was facilitated by patients' trust in the accuracy of the documentation. Nurses came across challenges in three domains: those related to electronic health records (i.e. technical problems), to work (e.g. time pressure) and to the patients (e.g. the medical condition). Because of these challenges, nurses frequently did the documentation outside the patient's home. Nurses still tried to achieve patient participation by verbally discussing patients' views on the nursing care provided and then documenting those views at a later moment.CONCLUSIONS: Although community nurses consider patient participation in electronic nursing documentation important, they perceive various challenges relating to electronic health records, work and the patients to realize patient participation. In dealing with these challenges, nurses often fall back on verbal communication about the documentation. These insights can help nurses and policy makers improve electronic health records and develop efficient strategies for improving patient participation in electronic nursing documentation.
DOCUMENT
BACKGROUND: The time that nurses spent on documentation can be substantial and burdensome. To date it was unknown if documentation activities are related to the workload that nurses perceive. A distinction between clinical documentation and organizational documentation seems relevant. This study aims to gain insight into community nurses' views on a potential relationship between their clinical and organizational documentation activities and their perceived nursing workload.METHODS: A convergent mixed-methods design was used. A quantitative survey was completed by 195 Dutch community nurses and a further 28 community nurses participated in qualitative focus groups. For the survey an online questionnaire was used. Descriptive statistics, Wilcoxon signed-ranked tests, Spearman's rank correlations and Wilcoxon rank-sum tests were used to analyse the survey data. Next, four qualitative focus groups were conducted in an iterative process of data collection - data analysis - more data collection, until data saturation was reached. In the qualitative analysis, the six steps of thematic analysis were followed.RESULTS: The majority of the community nurses perceived a high workload due to documentation activities. Although survey data showed that nurses estimated that they spent twice as much time on clinical documentation as on organizational documentation, the workload they perceived from these two types of documentation was comparable. Focus-group participants found organizational documentation particularly redundant. Furthermore, the survey indicated that a perceived high workload was not related to actual time spent on clinical documentation, while actual time spent on organizational documentation was related to the perceived workload. In addition, the survey showed no associations between community nurses' perceived workload and the user-friendliness of electronic health records. Yet focus-group participants did point towards the impact of limited user-friendliness on their perceived workload. Lastly, there was no association between the perceived workload and whether the nursing process was central in the electronic health records.CONCLUSIONS: Community nurses often perceive a high workload due to clinical and organizational documentation activities. Decreasing the time nurses have to spend specifically on organizational documentation and improving the user-friendliness and intercommunicability of electronic health records appear to be important ways of reducing the workload that community nurses perceive.
DOCUMENT
We hebben tijdens dit onderzoek gezien dat professionals die direct met jongeren werken goed zijn in het aansluiten bij hun leefwereld. Ze doen als het ware een pedagogische dans met jongeren, waarbij ze hen zoveel mogelijk ‘in the lead’ laten, maar soms ook een andere kant op bewegen wanneer dat nodig is, terwijl ze wel in ‘close contact’ met jongeren blijven. Professionals die op school, in de wijk en online dagelijks met jongeren werken zijn goed in improviseren en afstemmen, om zo samen met elke jongere een eigen, passend ritme te vinden. Zij kunnen deze pedagogische dans echter niet uitvoeren zonder vertrouwen en steun van managers en teamleiders binnen hun eigen organisatie, en zonder passende opdrachten en faciliterende kaders van beleidsmakers. Het swingt pas echt, als ook deze twee partijen bij de pedagogische dans tussen jongeren en professionals betrokken zijn. Met andere woorden: dansen doe je met zijn vieren. In deze publicatie delen we onze ‘danslessen’ voor uitvoerend professionals, teamleiders/managers en beleidsmakers in het onderwijs en het sociaal domein. We beschrijven hoe zij elk op hun eigen manier eraan kunnen bijdragen dat jongeren met plezier, energie en vertrouwen de toekomst in dansen. Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Jeugd en Samenleving van Hogeschool Inholland, perMens en het Verwey-Jonker Instituut, in het kader van de Kenniswerkplaats Jeugd KeTJAA in Amsterdam-Amstelland. KeTJAA is een van de twaalf Regionale Kenniswerkplaatsen Jeugd en wordt gefinancierd door ZonMw en de gemeente Amsterdam. Auteurs: Marjolijn Distelbrink, Femke Kaulingfreks, Kelly Matthijsen, Evelien Nijland, Sophie Vermaning en Donya Yassine
DOCUMENT
Verslag samengesteld op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door drs. Ans Buys (voorzitter ADEF en directeur Fontys Lerarenopleiding Tilburg.
DOCUMENT
In de rapportage over het deeltijdonderwijs van De Haagse Hogeschool is gekozen voor een beschrijvende benadering op tal van aspecten van dit onderwijs. Zo komen ondermeer aan de orde: doelgroep, onderwijsaanpak en studiesucces, begeleiding, personeel, organisatie, financiën, en ook communicatie en marketing van de deeltijd. In korte tijd heeft de onderzoeker een veelheid van informatie verzameld en is zij erin geslaagd dit toegankelijk te ordenen. Op elk van de onderzochte aspecten worden gegevens gepresenteerd die aanleiding kunnen vormen om op zoek te gaan naar verbetering van het deeltijdonderwijs. Het geheel overziende valt een aantal zaken op. In kwantitatief opzicht is sprake van 21 deeltijdopleidingen die op dit moment samen een aandeel van 14% hebben in de studentenpopulatie. Het deeltijdonderwijs kent daarmee een forse terugloop. Zo was een vijftien jaar geleden nog 40% van de studenten van De Haagse Hogeschool deeltijder. In kwalitatief opzicht valt op dat het deeltijdonderwijs een sterk academiegebonden beleid kent. Elke academie heeft zo haar eigen visie op elementen als instroom, onderwijsaanbod, werving en acquisitie. Ook laten de academies flinke verschillen in ambities zien. Al met al maakt de rapportage overduidelijk dat er een grote kloof bestaat tussen de praktijk van het deeltijdonderwijs en de beleidsambitie van De Haagse Hogeschool. Immers de aanleiding voor het uitgevoerde onderzoek was de vraag: hoe profileren we intern en extern De Haagse Hogeschool niet alleen als voltijd, maar ook als deeltijd school? Op basis van de verzamelde gegevens worden in het rapport uitgebreid aanbevelingen gedaan voor een sterkere profilering van De Haagse Hogeschool op het gebied van deeltijdonderwijs.
DOCUMENT
Om de brug te kunnen slaan tussen onderzoek en praktijk hebben twee ministeries academische werkplaatsen opgericht. Een academische werkplaats is een samenwerkingsverband tussen een praktijkinstelling en een hogeschool of universiteit. De praktijkinstelling krijgt toegang tot onderzoeksresultaten en haar methode en aanpak kunnen wetenschappelijk worden getoetst. Andersom kunnen hogescholen en universiteiten de opgedane kennis toepassen met hulp van de praktijk instelling. Er zijn drie academische werkplaatsen (Amsterdam, Tilburg en Rotterdam), waar professionals, jeugdorganisaties, gemeenten, universiteiten en hogescholen samenwerken aan de ontwikkeling van praktische en bewezen effectieve aanpakken in het bereik van etnische doelgroepen. De academische werkplaats in Rotterdam draagt de naam DWARS: Diversiteit vraagt om kennis en vakmanschap in de Werkplaats voor Academische vorming in de Rotterdamse Stadsregio. DWARS is een netwerkorganisatie, waarin kennis en vakmanschap worden gedeeld tussen doelgroep, praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid.
DOCUMENT
Continuïteit in de forensische zorg versterkt beschermende structuren voor een cliënt en verkleint de kans op terugval. De afgelopen jaren zijn diverse (beleids)programma’s en initiatieven ontplooid om continuïteit in de forensische zorg te verbeteren. Een belangrijke vraag is of professionals en cliënten hier voldoende mee bekend zijn en welke behoeften zij hebben om continuïteit te kunnen verbeteren.
DOCUMENT