There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
In dit artikel beschrijven we eerst op grond van de literatuur de achtergrond van de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Vervolgens beschrijven we ons dossieronderzoek, met als doel inzicht te creëren in de wisselwerking tussen mogelijke onderliggende risicofactoren in de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Daarnaast geven we op grond van interviews met zowel professionals als cliënten weer welke belemmeringen worden ervaren in de begeleiding van cliënten ten aanzien van financiën en wat zij hierin nodig hebben. Deze inzichten in de relatie tussen schulden en delictgedrag, mogelijke onderliggende risicofactoren en de ondersteuning die cliënten hierbij nodig hebben, kunnen concrete handvatten bieden aan professionals om cliënten adequaat te begeleiden bij financiële problematiek.
In de afgelopen decennia is de visie op verslaving sterk veranderd. Het momenteel vigerende model in de wetenschap is het hersenziektemodel, maar dit model is momenteel onderhevig aan kritiek en lijkt vooral van toepassing op mensen met een ernstige vorm van verslaving. Wanneer de ideeën vanuit de herstelbenadering worden gelegd naast de visies op verslaving, dan valt op dat het biopsychosociale (BPS) het best passend is bij deze benadering. Tegelijkertijd valt op dat bij de herstelbenadering wordt gesproken over het begrip ’een zinvol bestaan’ en zingeving, maar dat dit begrip niet naar voren komt in het BPS model. In dit artikel wordt daarom gepleit voor toevoeging van een zingeving component aan het BPS model, waardoor een BPSZ model ontstaat. Daarbij bestaat nog wel de vraag of zingeving een vierde domein is of bovenliggend of onderliggend aan de andere drie domeinen. Betoogd wordt dat zingeving niet nieuw is binnen de verslavingszorg en dat toevoeging betekent dat met iedere persoon die zich aanmeldt voor zorg moet worden gezocht naar het persoonlijke verhaal achter de verslaving en de oplossing hiervan.
MULTIFILE
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
Kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) ervaren vaak chronische stress, mentale en lichamelijke gezondheidsproblemen. Ook hun financiële situatie, sociale welzijn en studiesucces kunnen worden beïnvloed door het leven met ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek. Vaak zijn zij niet in beeld bij professionals of krijgen alleen verbale therapieën, zoals cognitieve gedragstherapie, terwijl lichaamsgerichte activiteiten geschikter lijken voor mensen die niet makkelijk over gevoelens praten. Sport en bewegen worden weinig ingezet in preventieve en behandelprogramma’s voor KOPP/KOV, alhoewel sport en bewegen positief zijn geassocieerd met gezondheid en welzijn. Boksen heeft aantrekkingskracht op jongeren in kwetsbare posities, heeft de potentie om het zelfvertrouwen, de persoonlijke groei en mentale gezondheid van KOPP/KOV te bevorderen en victimisatie te voorkomen of beperken. Voorwaarde is dat de manier waarop, en context waarin, het boksen wordt aangeboden zijn afgestemd op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Vanuit boks-, sport-, welzijns- en zorgprofessionals is er op dit moment een duidelijke vraag maar ook discussie over de manier waarop boksen ingezet kan worden als adequate preventieve interventie voor KOPP/KOV. Om deze handelingsverlegenheid weg te nemen, vragen bokstrainers maar ook buurtsportcoaches, welzijns- en zorgprofessionals om hulp bij het komen tot een passende en veilige boksinterventie die de mentale gezondheid van KOPP/KOV bevordert. Vanuit ondernemers perspectief zijn er daarnaast ook vragen rondom financiering en scholing van de trainers. Met een ontwerpgerichte aanpak wordt in dit project de volgende onderzoeksvraag beantwoord: “Aan welke inhoudelijke en organisatorische criteria moet een boksinterventie ter bevordering van de mentale gezondheid van KOPP/KOVV in de leeftijd 16-24 jaar voldoen?”. Het beantwoorden van deze vraag zal resulteren in een boksinterventie die kan worden aangeboden in samenwerking tussen ondernemers binnen de boks- en sportwereld én welzijns- en zorgprofessionals, en inzicht geven in de werkzame elementen, bruikbaarheid en haalbaarheid van deze lichaamsgerichte interventie voor KOPP/KOV.
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’). Er is nog maar weinig bekend over de persoonlijke stijl en opvattingen van de professionals (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van middelengebruik van cliënten en wanneer/hoe grijp je in?Doel In dit project inventariseerden we deze opvattingen bij reclasseringswerkers, maar ook professionals in ambulante en klinische forensische instellingen. Vervolgens onderzochten we welke mogelijke invloeden dit heeft op het werk van professionals en op het traject van de cliënt. Op basis van deze bevindingen hebben we aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk van forensisch sociale professionals. Ook voor het onderwijs kunnen deze aanbevelingen en de opgedane kennis uit het project worden gebruikt om toekomstige professionals optimaal voor te bereiden. Resultaten De attitudes van professionals over middelengebruikers en behandelbaarheid zijn over het algemeen positief. Er is veel overeenstemming over de behandelbaarheid van verslaving, maar er heerst wel verdeeldheid over hoe de behandeling vormgegeven dient te worden, met name of druk uitoefenen bruikbaar is. We vonden interessante verschillen tussen groepen: Verslavingsprofessionals hebben minder moralistische/stereotype attitudes en een andere kijk op behandeling. Professionals die persoonlijke ervaringen hebben met middelengebruik /verslaving zijn toleranter en optimistischer, maar tegelijkertijd strenger wanneer ze terugval bij hun cliënt constateren. Professionals gaan bij constatering van gebruik eerst in gesprek met cliënt en analyseren de risico’s. Het handelen geschiedt vooral op basis van risico’s, in overleg met collega’s en volgens geldende procedures. Aanbevelingen Investeer voor het gehele forensisch sociale domein in meer voorlichting en educatie over (behandeling van) verslaving. De SVG kan mogelijk vaker een consulterende rol oppakken rondom cliënten met verslavingsproblematiek. Stimuleer dialoog en kennisuitwisseling tussen professionals uit verschillende type instellingen, zodat ze beter op de hoogte zijn van elkaars visie, aanpak en beleid op gebied van middelengebruik. Nader onderzoek is gewenst, vooral naar de invloed van attitudes op handelen, samenwerking in de keten rondom cliënten met verslavingsproblematiek, werkplezier, toewijding en mentale veerkracht van professionals. Looptijd 01 juni 2019 - 15 oktober 2020 Aanpak Het onderzoek bestond uit: Een literatuuronderzoek Een online enquête die door 314 professionals is ingevuld Een (kleine) vignetstudie waarbij de HU in gesprek ging over de mogelijke invloed van attitudes op handelen Bespreken van de resultaten met een aantal SVG-professionals (member check)