De HvA zou moeten inzetten op krimp van studentenaantallen, maar andere gebieden dan een groei moeten streven, vindt August Hans den Boef. De auteur beschrijft hoe hij in de jaren 70 de hogeschool heeft zien veranderen, de gebouwen verhuisden naar de periferie van de stad. Studenten werden klanten. Door groei in kwaliteit en aantal studenten moesten de hogescholen aan kwaliteit inboeten. De auteur beschrijft vervolgens waar de hogeschool zich wel op zou moeten richten.
Hoofdstuk 1 in Moresprudentie in de praktijk. In opvattingen over professionaliteit worden emoties vaak met enig wantrouwen genoemd. Sociale professionals moeten hun handelen rationeel kunnen verantwoorden en (liefst evidence based) onderbouwen. Toch kunnen we er niet omheen dat morele dilemma’s ons emotioneel raken in de beroepsuitoefening. Verstoren die emoties een welbewuste rationele afweging of kunnen we er ook op een andere manier naar kijken? In dit hoofdstuk schrijft Sabrina Keinemans over de morele betekenis van emoties en de meerwaarde die het serieus nemen van emotionele beroering heeft voor het professionele handelen
Op het FIAR Congres 2024 sprak Jeske Nederstigt, onderzoeker Sociale Innovatie en Gedragsverandering en auteur van het boek Consumentengedrag. Haar presentatie richtte zich op de evolutie van consumentengedrag in relatie tot veranderende maatschappelijke omstandigheden. Haar blik hierop bood inzicht in de psychologische aspecten die ten grondslag liggen aan de veranderingen in het consumentengedrag. Dit verslag geeft een inkijkje in de belangrijkste punten uit haar presentatie.
LINK
Onderzoek laat zien dat gedragsproblemen en leesproblemen vaak gelijktijdig voorkomen. Maar waar moet de leerkracht zich op richten; het gedrag of de leesprestaties? Voor de onderwijspraktijk is het relevant om uitsluitsel te krijgen over hoe deze problematiek in elkaar zit.Doel Uit veel onderzoek komt naar voren dat gedragsproblemen en leesproblemen bij veel kinderen min of meer gelijktijdig voorkomen. Leerkrachten zijn in deze situatie geneigd zich eerst te richten op het gedrag aangezien ze daar de meeste last van hebben. De primaire gerichtheid op gedragsproblemen uit zich ook in de grote vraag die er is naar begeleiding van leerkrachten bij het voorkomen en bestrijden van gedragsproblemen en de oververtegenwoordiging van studenten die bij de Master EN bij het Seminarium voor Orthopedagogiek de route Gedrag kiezen. De vraag is of deze gerichtheid terecht is en inderdaad tot de oplossing van de problemen leidt dan wel dat een achterliggend probleem de oorzaak is; namelijk een leesprobleem dat bij de leerling gedragsproblemen veroorzaakt. Het is relevant voor zowel de onderwijspraktijk als de opleidingen om uitsluitsel te krijgen over hoe deze problematiek in elkaar zit. In dit proefschrift wordt beoogd de vraag te beantwoorden of de gerichtheid op gedragsproblemen terecht is. Ook wil hiermee tegemoet worden gekomen aan de behoefte aan onderzoek waarmee de praktijk duidelijkere handvatten aangereikt krijgt om om te gaan met deze problemen en waar te beginnen met het bestrijden en voorkomen van de problemen. De volgende onderzoeksvragen worden beantwoord: 1) Gaan leesproblemen vooraf aan gedragsproblemen, is het andersom of is er sprake van wederzijdse volgtijdelijkheid? 2) Veroorzaken leesproblemen gedragsproblemen, is het andersom of veroorzaken zij elkaar? 3) In welke mate is lezen en gedrag te beïnvloeden door de leerkracht? Resultaten Het gedrag van leerlingen tijdens de leesles (aandacht, verstorend gedrag, emotionele stabiliteit) blijkt niet bij te dragen aan hun leesvaardigheid aan het eind van datzelfde schooljaar (groep 5); het is dus niet zo dat leerlingen die zich beter gedragen aan het begin van het jaar, beter lezen aan het eind van het jaar. Andersom is het wel zo dat leerlingen die aan het begin van het jaar beter lezen, zich aan het eind van het jaar beter gedragen (Brokamp, Houtveen & Van de Grift, 2018b; Brokamp, Houtveen & Van de Grift, submitted). Er wordt momenteel vervolgonderzoek uitgevoerd om te kijken of deze trend hetzelfde is over meerdere leerjaren. Wanneer gekeken wordt naar wat de leerkracht kan doen om zowel het lezen als het gedrag van de leerlingen tijdens de leesles te beïnvloeden, blijkt dat de leerkracht door het geven van een kwalitatief goede leesles ervoor kan zorgen dat de leerlingen beter gaan lezen, maar ook meer gefocust zijn, minder verstorend gedrag vertonen en (in minder mate) meer zelfvertrouwen hebben. Voor de praktijk heeft dit een belangrijke implicatie, namelijk het belang van goed leesonderwijs; het geven van een goede leesles zorgt niet alleen voor verbetering van de leesprestaties maar kan ook in positieve zin bijdragen aan het gedrag van de leerlingen (Brokamp, Houtveen & Van de Grift, 2016; 2018a). Brokamp, S.K., Houtveen, A.A.M., & Van de Grift, W.J.C.M. (submitted). Reading and behavioural and emotional engagement: a bidirectional relationship? Brokamp, S.K., Houtveen, A.A.M., & Van de Grift, W.J.C.M (2016, January). Reading, classroom behaviour and teaching skills. Paper presented at ICSEI 2016 Conference, Glasgow, UK. Brokamp, S.K., Houtveen, A.A.M., & Van de Grift, W.J.C.M (2018a). The relationship among students' reading performance, their classroom behavior, and teacher skills. The Journal of Educational Research. doi: 10.1080/00220671.2017.1411878 Brokamp, S.K., Houtveen, A.A.M., & Van de Grift, W.J.C.M (2018b, Juni). Leesvaardigheid en betrokkenheid tijdens het lezen: een bidirectionele relatie?. Paper gepresenteerd op de ORD 2018 Conferentie, Nijmegen, Nederland. Looptijd 01 december 2012 - 31 december 2020 Aanpak In het onderzoek meten we zowel het gedrag tijdens de leesles als de leesvaardigheid van de leerlingen over meerdere jaren. Ook bekijken we het instructiegedrag en algemeen pedagogisch handelen van de leerkrachten om de vraag te kunnen beantwoorden in welke mate de leerkrachten het lezen en gedrag van de leerlingen kunnen beïnvloeden.
Het project heeft ten doel te onderzoeken hoe bezoekers (zowel toeristen als bewoners) natuurgebieden en de gebouwde elementen daarin ervaren en wat voor emoties een bezoek te weeg brengt. Dat moet een beter begrip opleveren van de (emotionele) waarde van natuurbeleving, achtergrondkenmerken van de bezoekers, het effect op levenskwaliteit en elementen opleveren voor een verdere ontwikkeling van natuurgebieden. Onderzocht wordt ook of er een verschil zit tussen omwonenden en bezoekers van verder weg en of ze zich in meer milieubewust gedrag laten sturen. Societal issueAlgemeen wordt aangenomen dat verbinding met de natuur het individueel welzijn en de kwaliteit van leven positief beïnvloed. Het stimuleren van bezoek aan de natuur is dan ook een algemeen geaccepteerd beleidsdoel dat nog eens versterkt wordt door een veronderstelde bredere acceptatie van milieudoelstellingen door natuurbezoekers. Maar het bezoek aan natuurgebieden heeft ook een mogelijk verstorende invloed op die natuur. Met bepaalde gebouwde voorzieningen kan het bezoek niet alleen worden gestimuleerd maar ook ruimtelijk gestuurd. Daartoe is meer diepgaande kennis nodig van het gedrag van bezoekers.Collaborative partnersStaatsbosbeheer, Marketing Oost, NHLStenden, HZ University of Applied Sciences.
Organs-on-chips zijn microfluidische chips waarin miniatuurorgaantjes worden gekweekt, bijvoorbeeld levers. Deze techniek is zeer veelbelovend voor het bepalen van de effectiviteit en toxiciteit van geneesmiddelen. Veel geneesmiddelen worden in de lever afgebroken en omgezet in metabolieten, dit wordt biotransformatie genoemd. Er is momenteel geen betrouwbare methode voorhanden die biotransformatie van geneesmiddelen in livers-on-a-chips bestudeert. Dit komt door de volgende uitdagingen: de liver-on-a-chip monsters zijn klein, de concentratie geneesmiddelmetabolieten is laag en de concentratie vervuilingen, die de analyse kunnen verstoren, is hoog. Deze uitdagingen adresseren we door innovatieve monstervoorbewerkingsmethoden te ontwikkelen die 1) het werken met zeer kleine liver-on-a-chip monsters mogelijk maken en 2) de te meten stoffen concentreren zodat ze goed gemeten kunnen worden. Conventionele monstervoorbewerkingsmethoden zijn ongeschikt voor deze monsters omdat ze de analieten sterk verdunnen, waardoor de detectielimiet niet gehaald wordt. Om de projectdoelstelling te realiseren is een samenwerking opgezet tussen experts in het ontwikkelen van analytisch chemische methoden van Hogeschool Leiden, Universiteit Leiden, Mimetas (de marktleider in organ-on-a-chip technologie) en Bruker Daltonics (fabrikant en leverancier van innovatieve massaspectrometrieoplossingen). Dit biedt de mogelijkheid om ervaring op te doen met de aanpak van praktijkgerichte onderzoeksvragen rondom organs-on-chips vanuit het Lectoraat Metabolomics van Hogeschool Leiden. Naast de doorwerking van deze studie naar meer omvangrijke projecten is dit ook een onderwerp dat uitstekend past in het hoger onderwijs aan de analytisch chemische analisten van de toekomst. Dit is van groot belang want organ-on-a-chip technologie zal een grote rol gaan spelen in toekomstig geneesmiddelenonderzoek.