Achtergrond: Ernstige psychische aandoeningen (epa) gaan gepaard met hoge ggz- en andere zorgkosten. Om de discussie hierover tussen verzekeraars, gemeenten en ggz transparanter te voeren zijn in 2012 zorgvignetten ontwikkeld die in een regio een beeld moeten geven over de aanwezige groepen patiënten met epa, ingedeeld naar zorgintensiteit. Doel: Inzicht krijgen in de vraag hoe bruikbaar en valide deze epa-vignetten zijn in relatie tot zorgbehoeften en psychosociaal functioneren. Methode: rom-uitkomsten (zorgbehoeften en psychosociaal functioneren) van 706 patiënten werden per zorgzwaartevignet vergeleken (m.b.v. χ2-toetsen en anova’s). Voor twee complexe zorgzwaartevignetten (zorgwekkende zorgmijders en gevaar afwenden) werden verschillen in zorgbehoeften en functioneren longitudinaal onderzocht (met repeated measures-anova’s en analyses volgens McNemar). Resultaten: De vignetten waren in beperkte mate onderscheidend wat betreft zorgbehoeften en functioneren. Patiënten met vignetten ‘zorgwekkende zorgmijders’ en ‘gevaar afwenden’ hadden de meeste beperkingen in functioneren en de meeste (onvervulde) zorgbehoeften. Deze bevindingen bleken stabiel over tijd. Conclusie: De vignetten zijn onvoldoende onderscheidend. Om regionale zorgplanning te verbeteren is het wenselijk om bestaande informatie van zorgvignetten te verrijken met informatie over zorgbehoeften en functioneren
DOCUMENT
Supportive social interactions between nonparental adults (i.e. social work professionals, volunteers, and other parents that have contact with children but are not the primary caregiver), parents, and children are important for children’s well-being and development. Parenting styles, types of child behaviour, and location in the neighbourhood may influence these interactions. The aim of the present study was to identify when and how nonparental adults respond in interactions with other adults and children in the neighbourhood. A mixed-method study with vignettes and interviews (N = 114) was conducted to gain insight into which factors (parenting style, child behaviour, location in the neighbourhood) influence the nonparental adults’ intention to respond to children and/or parents. Nonparental adults indicated they were most likely to respond in the context of a permissive parenting style or a child’s externalising behaviour. Professionals more often felt responsible than parents and volunteers, although they did not respond more often. All three factors were related to the participants’ willingness to respond and promote a supportive social structure in the neighbourhood. Social work professionals and their organisations can use this study to identify social support interactions and to discuss their responsibilities.--Sociaal ondersteunende interacties tussen mede-opvoeders (zoals sociaal werk-professionals, vrijwilligers en andere ouders die contact met kinderen hebben, maar niet primair verantwoordelijk zijn) zijn belangrijk voor het welzijn en een positieve ontwikkeling van kinderen. Het doel van deze studie was inzicht geven in hoe mede-opvoeders reageren in interacties met andere opvoeders en kinderen in de buurt. Een mixed-method design met vignetten en interviews is toegepast om inzicht te krijgen in welke factoren (opvoedstijl, gedrag van een kind en locatie in de buurt) de reactie van mede-opvoeders beïnvloeden. Mede-opvoeders gaven aan dat ze het meest reageren in situaties waar sprake is van een permissieve opvoedingsstijl of externaliserend gedrag van een kind. Professionals voelen zich meer verantwoordelijk dan ouders en vrijwilligers, maar reageren niet vaker. Opvoedstijl, gedrag van het kind en locatie in de buurt hangen samen met de mate waarin respondenten reageren en om een ondersteunende sociale structuur in de buurt te bevorderen. Sociaal werkers en hun organisaties kunnen deze studie gebruiken om sociaal ondersteunende interacties te identificeren and over hun verantwoordelijkheid te discussiëren.
DOCUMENT
Deze studie kijkt naar de factoren die de intentie tot het doen van aangifte of melding na slachtofferschap van cybercrime verhogen en de motieven die daarmee samenhangen. In deze studie wordt gebruikgemaakt van een vragenlijst met daarin vignetten. De factoren die gemeten zijn in de vignetten zijn het type delict, de ernst van het delict, of er een relatie is tussen de dader en het slachtoffer en de mogelijkheden om aangifte te doen. Het blijkt onder meer dat het type en de ernst van het delict bepalende factoren zijn voor zowel meldings- als aangiftebereidheid van slachtofferschap na cybercrime. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
MULTIFILE