Background: The extent of participation of adults with visual and severe or profound intellectual disabilities (VSPID) is unclear.Aims: To explore participation of adults with VSPID and the association between occurrence and importance of aspects of participation.Methods: Individual support plans (ISPs) of 40 adults with VSPID were analyzed: selected text fragments were categorized according to 125 previously operationalized statements that had different levels of importance and were divided into seven participation clusters.Results: The ISPs contained 2791 text fragments that related to a statement. All clusters were covered: the clusters ‘Experience and discover’ (91.7%), ‘Involvement’ (90%), and ‘Social relations’ (87.5%) were well covered. ‘Inclusion’ (53.6%) and ‘Leisure and recreation’ (57.1%) were mentioned less often. Among the 36 high-importance statements, two related to ‘Inclusion’, ‘Involvement’ and ‘Social Relations’ each, three to ‘Communication and being understood’, and five to ‘Self-management and autonomy’ had at least 30 text fragments.Conclusions: The participation domains ‘Experience and discover’, ‘Involvement’, and ‘Social relations’ are well-documented, suggesting that adults with VSPID participate in those areas. However, domains such as ‘inclusion in society’ and ‘leisure in society’ were not documented. This overview of participation offers residential facilities the opportunity to determine in which areas participation can be improved.
Voor de ondersteuning van personen met eenvisuele en (zeer) ernstige verstandelijke beperking(VEVB) is specifieke expertise nodig, welkeovergedragen kan worden door cursussen of directesamenwerking in dagelijkse werksituaties.Dit onderzoek heeft in kaart gebracht wat kenmerkenvan expertise zijn in de ondersteuningvan personen met VEVB, gericht op benaderingen inrichting van de fysieke omgeving, en inhoeverre professionals deze expertise explicietkunnen benoemen. 25 Kenmerken van expertisezijn bepaald door cursuscompetenties aan tevullen met bevindingen uit de literatuur en interviewsmet acht begeleiders. Het merendeel vande expertisekenmerken op het gebied van benaderingen fysieke omgeving wordt genoemddoor vijf of minder professionals. Drie van de 25kenmerken worden niet benoemd. Het explicietbenoemen van de specifieke expertise blijkt lastig.Met de bevindingen en aanbevelingen vandit onderzoek kunnen praktijk en onderzoek verbeteringenaanbrengen aan bewustwording enimplementatie van expertise waardoor de kwaliteitvan ondersteuning kan verbeteren.
Background: We investigated the effects of the “Care for Participation+” (CFP+) intervention on direct support professionals’ (DSPs’) attitudes regarding the participation of adults with visual and severe or profound intellectual disabilities (VSPID).Methods: We implemented a pilot non-randomized controlled trial with two control groups to compare DSPs’ attitudes towards CFP+ using the Attitudes towards Participation Questionnaire (APQ) and DSPs’ written profiles of adults with VSPID.Results: CPP+ and the Participation Mind Map control group showed a positive trend for the “leisure/recreation,” “social relations,” and “ability to act” APQ domains compared to the usual care control group. The CFP+ group described significantly fewer disabilities at 6 months, reflecting a more positive attitude than controls.Conclusion: CFP+ had positive effects on DSPs’ attitudes towards the participation of adults with VSPID. The small sample size, ceiling effects, measurement instruments used, and implementation difficulties may have hampered understanding the full potential of CFP+.
Meer dan 350.000 mensen in Nederland hebben problemen met hun gezichtsvermogen. Minimaal 20% hiervan is geheel blind. Door de vergrijzing zal het percentage visueel gehandicapten komende decennia met zo’n 2% per jaar blijven stijgen. Het overgrote deel van deze groep maakt gebruik van een blindengeleidestok. Blindengeleidestokken zijn er in veel varianten. Ze kunnen als herkenningsteken gebruikt worden en als taststok om een veilige weg te vinden. Blindengeleidestokken zijn relatief lang (120-155 cm), normaliter tot het borstbeen. Op deze wijze kunnen visueel gehandicapten op de tast en met de echo van het tikken met de stok een redelijke loopsnelheid ontwikkelen. De lange stokken zijn soms onhandig, bijvoorbeeld binnenshuis. Daarom zijn er ook deelbare taststokken die in twee tot vijf delen uiteengenomen kunnen worden. Zo zijn ze minder hinderlijk als ze niet gebruikt worden. Er kleven echter nadelen aan deelbare stokken. Het grootste probleem is speling op de deelstukken die ervoor zorgt dat de deelbare stokken als taststok niet goed functioneren. Daarnaast zijn er tegenwoordig ook veel stokken met elektronische sensoren die minder bewogen hoeven te worden. De acceptatie van deze laatste categorie is echter laag omdat de feedback via geluid of trillingen de primaire functionaliteit van de stok juist verstoort. Mogelijk heeft de verminderde acceptatie ook wel met de leeftijd van veel slechtzienden te maken. Er is in de wereld van blinden en slechtzienden behoefte aan een eenvoudige maar goede deelbare taststok die geschikt is voor ernstiger visueel gehandicapten. Het probleem is dat deze stok niet blijkt te bestaan. Dit gegeven heeft ook te maken met de complexiteit en de toelaatbare prijs van een goede taststok. In dit Kiemvoorstel gaan een drietal bedrijven samen met de Hogeschool Utrecht op zoek naar de Taststok 2.0; een ‘simpele’ stok die deelbaarheid combineert met functionaliteit