Abstract Primary healthcare professionals face an increasing number of geriatrics patients, and patient care often involves different disciplines. eHealth offers opportunities to support interprofessional collaboration (IPC). This exploratory study aimed to gain insight in 1) IPC in community-based rehabilitation, 2) facilitators and barriers for technology-based IPC and 3) technological IPC solutions envisioned by the primary healthcare professionals An focus group with six primary healthcare professionals and a design thinking session with four participants were conducted. Data analysis was based upon an IPC model. Results indicate that facilitators and barriers for IPC can be clustered in three categories: human, organization and technology, and provide some requirements to develop suitable IPC technological solutions Primary healthcare professionals recognise the urgency of working collaboratively. Current barriers are understanding each other’s professional vocabulary, engaging the older adults, and using technology within the patient’s environment. Further research is needed to integrate IPC components in a technological solution
Organisations operate in an increasingly dynamic environment. Consequently, the business models span several organisations, dealing with multiple stakeholders and their competing interests. As a result, the enterprise information systems supporting this new market setting are highly distributed, and their components are owned and managed by different stakeholders. For successful businesses to exist it is crucial that their enterprise architectures are derived from and aligned with viable business models. Business model ontologies (BMOs) are effective tools for designing and evaluating business models. However, the viability perspective has been largely neglected. In this paper, current BMOs have been assessed on their capabilities to support the design and evaluation of viable business models. As such, a list of criteria is derived from literature to evaluate BMOs from a viability perspective. These criteria are subsequently applied to six well-established BMOs, to identify a BMO best suited for design and evaluation of viable business models. The analysis reveals that, although none of the BMOs satisfy all the criteria, e3-value is the most appropriate BMO for designing and evaluating business models from a viability perspective. Furthermore, the identified deficits provide clear areas for enhancing the assessed BMOs from a viability perspective.
Purpose: To facilitate the design of viable business models by proposing a novel business model design framework for viability. Design: A design science research method is adopted to develop a business model design framework for viability. The business model design framework for viability is demonstrated by using it to design a business model for an energy enterprise. The aforementioned framework is validated in theory by using expert opinion. Findings: It is difficult to design viable business models because of the changing market conditions, and competing interests of stakeholders in a business ecosystem setting. Although the literature on business models provides guidance on designing viable business models, the languages (business model ontologies) used to design business models largely ignore such guidelines. Therefore, we propose a business model design framework for viability to overcome the identified shortcomings. The theoretical validation of the business model design framework for viability indicates that it is able to successfully bridge the identified shortcomings, and it is able to facilitate the design of viable business models. Moreover, the validation of the framework in practice is currently underway. Originality / value: Several business model ontologies are used to conceptualise and evaluate business models. However, their rote application will not lead to viable business models, because they largely ignore vital design elements, such as design principles, configuration techniques, business rules, design choices, and assumptions. Therefore, we propose and validate a novel business model design framework for viability that overcomes the aforementioned shortcomings.
Gemeenten zijn ongerust over de cyberweerbaarheid van hun vitale infrastructuren, zoals waterbeheer en verkeersmanagement. Deze infrastructuren zijn vaak in hoge mate geautomatiseerd en verbonden met het internet. De digitale systemen binnen de infrastructuren worden aangeduid als Operationele Technologie (OT). Er is een toenemende dreiging van cyberaanvallen op de OT van vitale infrastructuren, met potentieel ernstige gevolgen, zoals grote materiële schade, maatschappelijke onrust en zelfs dodelijke slachtoffers. Hierbij gaat het niet alleen om cyberaanvallen door vandalen of criminelen, zoals ransomware, maar ook om cyberaanvallen ten gevolge van internationale conflicten. De gemeentelijke CISO’s en informatiebeveiligers zijn verantwoordelijk voor het treffen van goede beveiligingsmaatregelen. Met betrekking tot OT hebben zij echter te weinig kennis om dat effectief te kunnen doen. Cyberweerbaarheid van OT vergt specialistische kennis, die sterk verschilt van de gebruikelijke IT-kennis binnen kantoorautomatisering. Bovendien wordt de cyberweerbaarheid van de OT negatief beïnvloed door een grote diversiteit in technologie, spreiding en afhankelijkheid van een grote hoeveelheid externe leveranciers en dienstverleners. Deze problematiek speelt ook bij andere organisaties, met name omdat hiervoor nog geen geschikte oplossingen beschikbaar zijn. Dit RAAK-project beoogt met behulp van gemeentelijke casestudy’s oplossingen te zoeken. Mogelijke oplossingsrichtingen worden onderzocht en geëvalueerd. Enkele kansrijke oplossingsrichtingen worden met de gemeenten uitgewerkt in aanpassing van bestaande- en nieuw te ontwikkelen instrumenten voor interventies. Deze worden geëvalueerd en gegeneraliseerd. Drie cybersecuritylectoraten van De Haagse Hogeschool (CSS en NSE) en Hogeschool Utrecht (CS) werken in dit praktijkgerichte onderzoek samen met de gemeenten Eindhoven, Rotterdam en Zoetermeer, alsook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Informatiebeveiligingsdienst (IBD). Daarnaast nemen het nationaal veiligheidscluster Security Delta, kennisinstelling TNO en cyberexpertbureau Hudson Cybertec deel. Verankering van kennis vindt plaats in onderwijs en lectoraten. Hierbij zijn drie lectoren, vijftien (docent)onderzoekers en circa tweehonderdvijfentwintig studenten betrokken.
Het RAAK Publiek project Vitale infrastructuur in de veerkrachtige delta is een praktijkgericht onderzoek naar uitval van vitale infrastructuur in Zeeland als gevolg van een overstroming. Overstromingen en uitval van vitale infrastructuur zoals elektriciteit, gas, drinkwater, telecom, transport, enzovoorts leidt tot maatschappelijke ontwrichting die verder strekt dan het overstroomde gebied alleen. In het project heeft de gemeente Reimerswaal als pilot gefungeerd. Reimerswaal ligt grotendeels in dijkring 31.Dit is het gebied tussen het Schelde-Rijn kanaal en het kanaal door Zuid-Beveland en is een doorvoergebied richting het westelijk gelegen deel van Zuid-Beveland en Walcheren. In het project is generieke kennis ontwikkeld over alle relevante vitale infrastructuur sectoren en de kwetsbaarheid bij overstromingen. Vervolgens zijn analyses uitgevoerd met overstromingsscenario’s onder verschillende extreme omstandigheden voor de casus Reimerswaal. Omdat de analyses grote hoeveelheden geodata omvatten is de online tool ‘Vitale Assets’ ontwikkeld, waarmee uitval op kaart gevisualiseerd kan worden. Assets (bv., een hoogspanningsstation) kleuren rood (uitval), oranje (onzeker) of groen (geen uitval) op een kaart afhankelijk van de geactiveerde overstromingsscenario’s. Door middel van diverse casestudies door studenten en workshops met de beroepspraktijk is deze kwetsbaarheidsanalyse in de praktijk gebracht en zijn handelingsperspectieven besproken ter versterking van de veerkracht. In een online omgeving is de ontwikkelde kennis samengebracht en ingebed in de Delta Expertise Wiki (www.deltaexpertise.nl/wiki/index.php/VI_Waterveiligheid_en_vitale_infrastructuur_in_Zeeland_VN). Hiermee kunnen beheerders voor de casus Reimerswaal beoordelen welke assets bij overstromingen uitvallen, welke cascade effecten optreden en wat het handelingsperspectief (pro-actie, respons en/of herstel) is om maatregelen te nemen. Op basis van de toepassing op de pilot Reimerswaal is er vanuit het werkveld de vraag gekomen de tool Vitale Assets door te ontwikkelen voor andere gebieden.
Veel mensen weten dat voldoende bewegen nodig is om gezond te blijven. Desondanks beweegt meer dan de helft van de bevolking te weinig. In de huidige participatiesamenleving wordt gezond beweeggedrag gezien als primaire verantwoordelijkheid van mensen zelf, waarmee gezondheidsvaardigheden van burgers steeds belangrijker worden. Het blijkt echter moeilijk om beweeggedrag blijvend te veranderen. Een grote groep mensen blijkt niet in staat lijkt te zijn om de stap te maken van ‘denken’ naar (blijven) ‘doen’. De bacheloropleiding Fysiotherapie aan Hogeschool Leiden (HL) heeft als speerpunt: het opleiden van fysiotherapeuten die gezondheidsvaardigheden van burgers kunnen helpen ontwikkelen. Echter, momenteel is er in het onderwijs vooral aandacht voor vergroten van het denkvermogen bij cliënten. Wat er nodig is om ook het doenvermogen goed te ondersteunen is nog onduidelijk. De centrale vraag vanuit de opleiding luidt daarom: ‘Hoe ziet onderwijs eruit waarmee we aankomend fysiotherapeuten leren de stap te verkleinen van ‘weten dat je meer moet bewegen, naar daadwerkelijk doen?’ Om bij te dragen aan een antwoord op deze vraag, heeft deze hbo-postdoc aanvraag tot doel 1) een meetmethodiek te ontwikkelen om het denk- en doenvermogen ten aanzien van bewegen in kaart te brengen, op basis van reeds bestaande, gerelateerde meetinstrumenten in combinatie met nieuw verzamelde data, 2) de huidige stand van zaken in de samenhang tussen denk- en doenvermogen binnen specifieke cliëntgroepen te meten, en 3) de praktische toepasbaarheid van de meetmethodiek te laten testen in het veld door (aankomend) fysiotherapeuten en deze zo nodig aan te passen. De onderzoeksactiviteiten zullen worden uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen het lectoraat Eigen Regie bij Fysiotherapie en Beweegzorg (inclusief de samenwerkingspartners zoals consortium Vitale Delta), de bacheloropleiding Fysiotherapie van HL en het kenniscentrum VEER van Faculteit Gezondheidszorg van HL.