In twee jaar tijd hebben wij een enerverend en leerzaam onderzoek- en ontwikkeltraject met tien Utrechtse voetbalverenigingen en een aantal andere organisaties doorlopen. Wij hebben ons gezamenlijk over de vraag gebogen hoe voetbalverenigingen vital kunnen blijven. En in die mate vitaal, dat ze adequaat op ontwikkelingen in en buiten de club kunnen inspelen. Gangbaar onderzoek richt zich meestal op de vraag of een vereniging vitaal is; wij hebben onderzocht hoe een voetbalclub vitaal kan worden en kan blijven.
Hoofdstuk 6 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. In de vorige hoofdstukken hebben we het begrip vitaliteit uitgewerkt aan de hand van de aspecten missie/identiteit, verenigingsklimaat en vrijwilligers. In dit hoofdstuk gaan we in op de communicatie in clubs. Hoe is het daarmee gesteld en wat betekent dat voor de vitaliteit van verenigingen? Eerst zetten we de doelrationele benadering van communicatie uiteen, een benadering die het denken over communicatie nogal eens bepaalt. Dan toetsen we deze benadering in de praktijk en laten we de leden van de tien Utrechtse verenigingen aan het woord: hoe kijken zij aan tegen de communicatie in hun clubs? Wat valt op en wat kan beter? In de laatste paragraaf trekken we de belangrijkste conclusies en formuleren we aanbevelingen.
Hoofdstuk 4 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen Dit hoofdstuk gaat over het verenigingsklimaat en de processen die zich er kunnen afspelen. Zonder goed verenigingsklimaat is het niet alleen onprettig voetballen, maar is het ook lastig leden en vrijwilligers te vinden en te binden aan de club. Zonder positief verenigingsklimaat zullen sponsoren en lokale overheden niet in de club willen investeren. Het verenigingsklimaat is voor clubs dus van vitaal belang. Toch zijn er de afgelopen jaren op de Nederlandse voetbalvelden de nodige incidenten geweest, met als dieptepunt de gewelddadige dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen. In 2010 stelde de KNVB dat de verruwing van het voetbal “de grootste bedreiging” is van de sport (NRC Handelsblad, 4 december 2010). Janssens (2012a; 2012b) geeft aan dat er al ruim een decennium over het thema wordt gepraat zonder noemenswaardige progressie (vgl. Van Kalmthout 2012).
De gevolgen van extreme hitte en droogte tussen 2018 en 2020, en het bijzonder natte voorjaar in 2024, illustreren de impact van klimaatverandering op Europese en Nederlandse bossen. De Landelijke Bossenstrategie beoogt nieuw bos aan te leggen en bestaande bossen te revitaliseren om hun weerbaarheid tegen klimaatextremen te verhogen. De realisatie van deze doelen loopt echter achter, voornamelijk door gebrek aan beschikbare ruimte voor bosaanleg en door een tekort aan het benodigde autochtone plantmateriaal. Slechts naar schatting 3% van de bomen en struiken in Nederland zijn van vermoedelijk autochtone oorsprong. Dergelijke populaties hebben zich langdurig kunnen aanpassen aan variabele klimaten, en zijn wellicht beter bestand tegen ziektes, plagen en extreme weersomstandigheden dan niet-autochtone herkomsten. Zij leveren daarom potentieel waardevol plantmateriaal voor de aanleg en revitalisering van nieuw en bestaand bos. Autochtone populaties van bomen en struiken komen vooral voor in en rond oude boskernen. Om die reden spelen deze landschapselementen een belangrijke rol in het behoud van de genetische diversiteit in Nederlandse bossen en worden gewaardeerd als “groen erfgoed”. Dit vraagt om beleid en beheerstrategieën om de aanwezige waarden in oude boskernen te behouden en te versterken. Dit project onderzoekt de klimaatbestendigheid van plantmateriaal uit oude boskernen via analyses van genetische diversiteit en klimaat-groeirelaties. De projectresultaten dragen bij aan de bescherming van oude boskernen en herkenning van de daarin aanwezige waarden. De ontwikkeling van concrete beheermaatregelen voor behoud en benutting van boom- en struikpopulaties in oude boskernen als bron voor plantmateriaal draagt bij aan realisatie van de doelen van de Landelijke Bossenstrategie. In het onderwijs is langdurige doorwerking van projectactiviteiten en resultaten gewaarborgd door de ontwikkeling van onderwijsmateriaal, de inrichting van een leerbos en integratie van het onderwerp in cursusmodules via excursies en studentenprojecten waarbij ingezette activiteiten worden gemonitord.
In Europa hebben vooral naaldbossen te lijden onder vitaliteitsverlies en sterfte. Beheerders investeren in herbebossing, bosherstel en verbeterd bosbeheer, wat ook positief zal uitpakken voor CO2-opslag. Uit biodiversiteitsoverwegingen wordt voor revitalisering van bossen vooral ingezet op het verhogen van het aandeel loofbomen. Consequenties voor het toekomstig houtaanbod zullen zijn: een geringere totale houtbeschikbaarheid en een hoger aandeel loofhoutsoorten. Daar tegenover staat de toenemende vraag naar hout in de Europese bouwsector. Dit vraagt om efficiënter en hoogwaardiger houtgebruik en meer kennis en ervaring voor hoogwaardige toepassing van loofhoutsoorten. Nederland dekt haar houtbehoefte grotendeels door import van gezaagd naaldhout uit Europa; vanuit de houtketen is er relatief weinig vraag naar loofhout. Dit projectvoorstel speelt hierop in door de potentie van houtproductie met snelgroeiende loofhoutsoorten op rijke gronden in Nederland voor hoogwaardige toepassingen te verkennen. Doel is om ketenpartijen te stimuleren om meer Nederlands loofhout duurzaam te produceren en hoogwaardig te gebruiken, met aandacht voor (nieuwe) verdienmodellen en nauwe samenwerking tussen onderzoekers, studenten en werkveldpartijen. Het projectconsortium bestaat uit onderwijsinstellingen, publieke partijen, een grootbedrijf, MKB's en brancheorganisaties, die de bos-, hout- en bouwketen vertegenwoordigen. Het onderzoeksplan bouwt voort op actuele beleidsvragen en bestaand onderzoek, en focust op duurzaam bosbeheer, en innovatieve toepassingen voor loofhoutsoorten. Drie werkpakketten zijn gericht op onderzoek aan duurzame houtproductie binnen en buiten bos anticiperend op klimaatverandering en biodiversiteitsbehoud, opwaardering en toepassing van snelgroeiend loofhout. Werkpakket 1 kijkt naar de productie van snelgroeiende inheemse en exotische boomsoorten. Werkpakket 2 richt zich op het verbeteren van houteigenschappen door verschillende behandelingen, terwijl werkpakket 3 praktijkvoorbeelden uitvoert om de potentie van snelgroeiend loofhout in de praktijk te demonstreren en te evalueren. Werkpakket 4 is verantwoordelijk voor coördinatie, communicatie en disseminatie van projectactiviteiten. Het project zal duurzame productie en hoogwaardig gebruik van Nederlands hout stimuleren en impact hebben op onderwijs en de onderzoeksgemeenschap.
Kerntaak van de verenigingsondersteuner is om bij te dragen aan ‘vitalisering’ (het maatschappelijk toerusten en toekomstbestendig maken) van de sportvereniging. De sportvereniging heeft daarbij niet alleen te maken met de behoeften van de eigen leden. Van sportverenigingen wordt een steeds grotere maatschappelijke bijdrage gevraagd (denk aan gezond opgroeien, sociale cohesie, integratie, participatie), en dat lukt alleen als elke sportvereniging een strategie uitstippelt die inspeelt op het eigen karakter van die sportvereniging en op de specifieke context. Ondersteuning op maat van de verenigingsondersteuners is daarbij onontbeerlijk en dat vraagt van deze professionals een ontwikkelingsgerichte procesaanpak. Binnen deze aanpak bekijkt de professional de organisatie als een geheel en open systeem en ontwikkelt vanuit een begeleidende procesrol, in samenwerking met mensen in de organisatie, interventies en strategieën. De verenigingsondersteuners voelen zich echter nauwelijks toegerust voor deze nieuwe procesrol, en hebben dringend behoefte aan nieuwe producten om deze handelingsverlegenheid te verhelpen.Er is veel onderzoek gedaan naar werkingsmechanismen van een ontwikkelingsgerichte procesbenadering binnen organisatieadvisering aan bedrijven en overheden en naar het handelingsrepertoire dat hier bij hoort. Dit is echter nog niet gedaan in de context van organisatieadvies aan sportverenigingen, terwijl uit ander onderzoek wel blijkt dat organisatieadvies in deze context om een andere aanpak vraagt.De onderzoeksvraag die centraal staat in dit project luidt dan ook: Welk handelingsrepertoire heeft een verenigingsondersteuner nodig om een procesgerichte ontwikkelaanpak te kunnen hanteren om te komen tot vitalisering van sportverenigingen?Het project bestaat uit vijf fasen waarin een nieuw handelingsrepertoire voor verenigingsondersteuners wordt ontwikkeld die wordt vertaald in een handleiding en een programma van masterclasses voor de handelingsverlegen verenigingsondersteuners. Daarnaast wordt een evaluatierapport opgeleverd waarin de nieuwe handelingstheorie van verenigingsondersteuners en de opbrengsten hiervan voor verenigingen worden beschreven. Deze producten leiden tot een beter handelingsrepertoire van verenigingsondersteuners tot verenigingsontwikkelaar waarmee de vitalisering van sportverenigingen gestimuleerd wordt.