Comprehensive understanding of the merits of bottom-up urban development is lacking, thus hampering and complicating associated collaborative processes. Therefore, and given the assumed relevancies, we mapped the social, environmental and economic values generated by bottom-up developments in two Dutch urban areas, using theory-based evaluation principles. These evaluations raised insights into the values, beneficiaries and path dependencies between successive values, confirming the assumed effect of placemaking accelerating further spatial developments. It also revealed broader impacts of bottom-up endeavors, such as influences on local policies and innovations in urban development.
MULTIFILE
Verandering en innovatie zijn een zaak van lange adem. Ook bij praktijkgericht onderzoek in het sociaal domein vergt de introductie van nieuwe manieren van werken vaak geduld en tijd. In ons dagelijks werk ervaren wij dat bestaande perspectieven op onderzoek nog beperkt ruimte bieden aan de mogelijkheden die de kunsten kunnen creëren. Tegelijkertijd is er in de Angelsaksische literatuur een “nieuwe loot” aan de (praktijkgerichte) onderzoekstam ontsproten: ‘Arts-Based Research (ABR)’. Volgens ons krijgt ABR als praktijkgericht onderzoek nog niet de aandacht die het verdient. In Nederlandstalige rapportages en literatuur over praktijkgericht onderzoek vinden we er weinig over terug. Binnen het onderwijs en de beroepspraktijk in het brede sociaal domein bestaat er echter wel een lange traditie van het werken met kunst en creativiteit. Het gaat dan bijvoorbeeld om creatief agogisch werken, projecten en activiteiten gericht op sociaal-culturele participatie of kunst- en cultuureducatie in school of wijk. Het is zaak het praktijkgericht onderzoek hierop aan te sluiten, met als inzet het opleiden tot de onderzoekende creatieve sociale professional van de 21e eeuw. Dat is een professional met onderzoekend vermogen (Greve, Munneke & Andriessen, 2015) die steeds weer doet wat nodig is in de specifieke context. Door de inzet van Arts-Based Research bij sociale vraagstukken wordt onzes inziens een nieuw perspectief toegevoegd dat andere mogelijkheden creëert om een bijdrage te leveren aan verandering in de complexe praktijk van het brede sociaal domein
DOCUMENT
Deze inventarisatie is uitgevoerd als voorbereidend onderzoek naar de vraag: Wat voor lokale voedselinitiatieven zijn er in Groningen en wat hebben deze nodig om hun beoogde meerwaarde blijvend te kunnen realiseren en zichtbaar te maken?Deze inventarisatie op basis van literatuurstudie en interviews geeft:- een overzicht van bestaande voedselinitiatieven rond de stadsregio Groningen;- een beeld van de meerwaarde zoals die in de literatuur en vanuit de praktijk is aangegeven;- knelpunten waar lokale voedselinitiatieven mee te maken (kunnen) krijgen;- aanbevelingen voor toekomstige ontwikkeling van lokale voedselinitiatieven, zoals aangetroffen in literatuur en praktijk.
DOCUMENT
Steden en wijken staan ook de komende jaren voor belangrijke opgaven op onder andere het gebied van armoede, duurzaamheid, veiligheid, welzijn en zorg. Deze complexe en taaie vraagstukken kunnen veelal niet door één of twee partijen van bovenaf worden opgelost. Ze vragen om een nieuwe aanpak met een grotere rol van de direct betrokkenen. Op steeds meer plekken in Nederland zien we dan ook dat groepen van diverse personen en organisaties met elkaar werken aan creatieve oplossingen voor vraagstukken op individueel, buurt- of wijkniveau. Zij bundelen hun krachten in nieuwe samenwerkingsverbanden om zo lokaal het verschil te maken. Deze samenwerkingsverbanden zorgen ten opzichte van het verleden voor verschuivende rollen, taken en (machts)verhoudingen. Er ontstaat een nieuw speelveld met deels nieuwe spelers en spelregels. Hoe je dit samenspel tussen burgers, ondernemers, maatschappelijke instellingen en gemeenten precies vorm moet geven, wordt nu uitgeprobeerd en ontdekt. Hoe verhouden bijvoorbeeld de burger en de professional zich tot elkaar? Welke complexe afhankelijkheden zijn er tussen de andere partijen? Heeft iedereen een gelijkwaardige stem? Tegen welke knelpunten lopen deze samenwerkingen op? Wat zijn belangrijke leerpunten en hoe kunnen we het leren over en binnen deze plekken optimaliseren? In dit boek gaan we aan de hand van tien casestudies en vijf interviews op zoek naar de antwoorden op deze vragen. Naast de grote verscheidenheid laten de voorbeelden ook zien dat de partijen op deze plekken in volle overtuiging gezamenlijk aan iets ‘nieuws’ bouwen ondanks hun verschillende achtergronden, belangen, denk- en werkwijzen. Daarmee zijn het voor ons plekken van hoop en verandering.
LINK
Het eten wat op ons bord ligt heeft steeds meer kilometers afgelegd voor het daar terecht is gekomen. Een opkomend alternatief is voedsel uit zogenoemde ‘korte ketens’, waarbij geprobeerd wordt de afstand tussen producent en consument – zowel fysiek als mentaal - te verkleinen. Maar wat is de capaciteit van korte ketens in het uitdagen van het systeem, en daarmee hun rol in een transitie?
DOCUMENT
Het position paper verstuurd vanuit het lectorenplatform Voedsel, Voeding & Gezondheid naar de vaste kamercommissie van VWS voor het debat over de afschaffing van de btw op groente en fruit
DOCUMENT
Lectoren Frederike Praasterink en P.J. Beers van het lectoraat Future Food Systems deden binnen de Transitiecoalitie Voedsel een toekomstverkenning naar de agrofoodsector in 2050
LINK
De honingbij is bijna een landbouwhuisdier en heeft in Nederland weinig last van de afnemende biodiversiteit. De kasten van de honingbijen staan vaak bij land- en tuinbouwgewassen. Als de bloei van die gewassen stopt, gaan de honingbijen bij het zoeken naar voedsel de concurrentie aan met wilde bijen. Dat moet veranderen, vindt o.a. Arjan Strijkstra, lector Bijengezondheid, aan hogeschool Van Hall Larenstein.
LINK
In kruidenrijke graslandmengsels voor weidevogels is ook daadwerkelijk meer voedsel te vinden voor de weidevogel. Ook haalden de kruidenrijke mengsels een hogere opbrengst dan regulier Engels Raaigras. Dat blijk uit het project Koeien en Kruiden.
LINK
In het stadhuis aan het Almeerse Stadhuisplein denkt een ambtenaar na over het stedelijk voedselbeleid. Ze weet dat er verschillende buurt- en volkstuinen in de stad zijn waar mensen hun eigen voedsel produceren, maar ze beseft ook dat uiteindelijk slechts een klein deel van de bevolking bij die zichtbare initiatieven betrokken is. En hoewel ze weet dat de gemeente een groene, eetbare stad belangrijk vindt, vraagt ze zich ook af of het zinvol is het gemeentelijke beleid (alleen) te baseren op die groep zichtbare initiatieven. Terwijl ze vanuit haar werkkamer uitkijkt over de woensdagmarkt bedenkt ze dat ze graag zou willen weten in hoeverre het zelf produceren van voedsel ook dagelijkse praktijk is voor de doorsnee Almeerder. Een beter inzicht in waar de bredere groep Almeerders zich mee bezig houdt als het gaat om zelf voedsel produceren zou haar helpen bij het opstellen van de gemeentelijke voedselagenda. Maar ook bij het bepalen in hoeverre er een taak is weggelegd voor beleidsmakers en bestuurders om de verschillende initiatieven op dit gebied te ondersteunen in de stedelijkeprogramma’s. Tot deze ambtenaar richten wij ons in dit rapport, wetende dat niet alleen in Almere deze vraag wordt gesteld.
LINK