Er verschijnen doorgaans minder vrouwen dan mannen voor de rechter en het overgrote deel van de justitiële en forensisch psychiatrische instellingen wordt bevolkt door mannen. In de literatuur naar voorspellers van crimineel gedrag komt ‘man zijn’ steevast naar voren als één van de sterkste voorspellers. Hoewel vrouwen en meisjes een duidelijke minderheid vormen binnen justitiële en forensische psychiatrische instellingen (tussen de 6 en 10%), lijkt hun aandeel in de criminaliteit de laatste 20 jaar toe te nemen. Wereldwijd wordt gezien dat er meer vrouwen worden veroordeeld en gedetineerd of opgenomen in de forensische zorg (zie de Vogel & Nicholls, 2016; Walmsley, 2015). De laatste jaren is er dan ook beduidend meer aandacht gekomen voor de vrouw als dader.1 Het meeste onderzoek naar criminologische en forensisch psychologische vraagstukken is echter nog altijd verricht binnen mannelijke populaties. De vraag is dan ook of de huidige theoretische en empirische kennis over mannelijke daders wel voldoende van toepassing is op vrouwelijke daders en wat mogelijke verschillen betekenen voor de sanctietoepassing.
DOCUMENT
Ongetwijfeld zijn er vrouwen (en mannen) die aan hun werk als pornoster of prostituee oprecht plezier beleven en het gevoel hebben daarin pas echt 'zichzelf' te kunnen zijn. Maar als dergelijke praktijken floreren op een gebrek aan zelfrespect en het onvermogen om de eigen grenzen te bepalen, is het maar zeer de vraag of 'respect voor eigen keuze' niet een eufemisme is voor onverschilligheid.
DOCUMENT
In deze lezing neem ik jullie mee in het denken over kindermishandeling en geweld in intieme relaties. Het inzicht in kindermishandeling en de aanpak ervan heeft zich ogenschijnlijk los ontwikkeld van de aandacht en aanpak voor geweld in intieme relaties (ook wel huiselijk geweld of partnergeweld genoemd). Pas recent komt meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang hiertussen, en voor een integrale en systeemgerichte aanpak met aandacht voor alle gezinsleden. Oog voor genderverschillen is hierbij (nog) niet vanzelfsprekend. Dat kinderen als kwetsbare partij tegenover de ouders bescherming behoeven door de overheid is algemeen geaccepteerd en vastgelegd in de wet. Dat volwassenen beschermd moeten worden in een intieme relatie is echter van een andere orde. In Nederland zijn mannen en vrouwen voor de wet gelijk. Dat betekent niet dat de patriarchale verhoudingen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen maatschappelijk gezien zijn verdwenen, zoals onder meer de discussie omtrent Me Too laat zien. Juist bij verschuivende machtsverhoudingen kan geweld toenemen (Van Lawick, 2003; Yerden, 2008). Bij geweld, dwang en controle in intieme relaties zijn er verschillen tussen slachtofferschap van vrouwen en mannen. Geweld uit onmacht of stressfactoren binnen intieme relaties heeft een ander effect op kinderen dan dwingende controle binnen intieme relaties. Wat dit betekent voor de bescherming en hulp aan kinderen en volwassenen en hoe dit vanuit een geïntegreerde visie kan worden vormgegeven is een enorme uitdaging. In deze lezing geef ik een aantal overdenkingen mee over de samenhang tussen kindermishandeling en geweld in intieme relaties, dilemma’s in het bieden van hulp en bescherming, en toekomstbeelden. Het gaat bij kindermishandeling en partnergeweld over onveiligheid. Onveiligheid kan bestaan uit allerlei vormen van geweld, zoals fysiek, psychisch, of seksueel geweld, maar ook uit verwaarlozing of financiële uitbuiting. Onveiligheid kan eveneens betekenen dat een ouder, bijvoorbeeld wegens psychiatrische problematiek, niet de zorg, aandacht en liefde kan geven die een kind nodig heeft. Onveiligheid gaat over het ontbreken van respect en vertrouwen, over de subjectieve beleving van veiligheid in termen van ‘mogen zijn wie je bent’. Om juridisch in te kunnen grijpen bij kindermishandeling moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Dit is niet hetzelfde als ‘opgroeien in onveiligheid’ en kan fricties opleveren. Het is duidelijk dat beide termen, onveiligheid en een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, geen objectief vast te stellen begrippen zijn, het heeft ook subjectieve elementen. De invulling van de begrippen veranderen in de tijd (Adriaenssens et al., 1998; Baartman, 2009).
DOCUMENT
Naar schatting circa 250.000 jongeren en jongvolwassenen in Nederland met een licht verstandelijke beperking (12-30 jaar, IQ 50-85) denken en leven anders dan Nederlanders met een gemiddelde intelligentie. In een samenleving waarin concreet maken of verbouwen nauwelijks meer voorkomt, maar gericht is op diensten zijn ze in het nadeel. Ze hebben vaker een historie van falen op veel levensdomeinen en hebben in een steeds ingewikkelder wordende samenleving vaak hun leven lang zorg en begeleiding nodig. De huidige methodieken die door de hulpverlening worden gebruikt zijn volgens de beroepspraktijk ontoereikend. Ook HBO instellingen weten vooralsnog onvoldoende hoe zij studenten kunnen opleiden en voorbereiden om te werken met deze doelgroep. Hulpverleners en leerkrachten die deze jongeren en jongvolwassenen begeleiden en behandelen in de zorg en het onderwijs worden mede daarom vaak geconfronteerd met zeer ernstige agressie en crimineel gedrag. Dit leidt binnen instellingen en scholen vaak tot veel inzet van middelen en maatregelen en soms verwijdering van jongeren en cliënten. Deze aanvraag is erop gericht een nieuwe evidence-based vorm van begeleiding en behandeling voor jeugdigen en jong-volwassenen met een LVB in instellingen en binnen het speciaal onderwijs te ontwikkelen. Deze methodiek is gericht op het voorkomen van overschatten en overvragen en het verminderen agressie en crimineel gedrag, teneinde de ontwikkeling van levensvaardigheden en toekomstige integratie en participatie in de samenleving te verbeteren. Met drie hogescholen, twee universiteiten, beide Landelijke Kenniscentra LVB- en de Borg en met inzet van een groot aantal professionals, cliënten uit drie instellingen en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, alsmede drie HBO-instellingen willen we met dit onderzoek, dat voortborduurt op voortschrijdend inzicht van vijf succesvolle Raak Publiek-projecten, een volgende stap zetten. Die stap moet ook in de toekomst alle Nederlandse kenniscentra, scholen en instellingen die zorg dragen voor kinderen en jongvolwassenen met LVB en het HBO met elkaar verbinden.