Deze praktijkaanbevelingen, te hanteren bij het maken van lamineerverbindingen voor GVK-buizen, zijn bedoeld als richtlijn voor het toezichthoudend personeel. Ze bevatten geen gedetailleerde voorschriften voor de uit te voeren werkzaamheden. Uitgangspunt bij deze aanbevelingen is dat het uitvoerend personeel de beschikking heeft over de werkvoorschriften van de leverancier.
DOCUMENT
Als accountant heb ik ervaren dat veel kleine Stichtingen en Verenigingen jaarrekeningen opstellen die niet deugen. Ze voldoen niet aan de wettelijke voorschriften en richtlijnen titel 9 Boek 2 BW en richtlijn 640. In dit artikel wordt ingegaan op die ondeugdelijkheden: wat wordt niet goed verwerkt op de Balans, wat niet op de Staat van Baten en Lasten en hoe zou het wel moeten? Allereerst wordt beschreven wat er is te verwachten op een Balans en op een Staat van Baten en Lasten. Vervolgens wordt aan de hand van een voorbeeld beschreven hoe volgens drie verschillende methodes een subsidie kan worden verwerkt in de jaarrekening. Uitgelegd zal worden welke van deze methodes in overeenstemming is met de voorschriften.
DOCUMENT
Deze praktijkaanbevelingen, te hanteren bij het maken van lijmverbindingen voor GVK-buizen, zijn bedoeld als richtlijn voor het toezichthoudend personeel. Ze bevatten geen gedetailleerde voorschriften voor de uit te voeren werkzaamheden. Uitgangspunt bij deze aanbevelingen is dat het uitvoerend personeel de beschikking heeft over de werkvoorschriften van de leverancier.
DOCUMENT
Hoe gaat de journalistiek om met kritiek uit de buitenwereld?
DOCUMENT
Incorporating user requirements in the design of e-rehabilitation interventions facilitates their implementation. However, insight into requirements for e-rehabilitation after stroke is lacking. This study investigated which user requirements for stroke e-rehabilitation are important to stroke patients, informal caregivers, and health professionals. The methodology consisted of a survey study amongst stroke patients, informal caregivers, and health professionals (physicians, physical therapists and occupational therapists). The survey consisted of statements about requirements regarding accessibility, usability and content of a comprehensive stroke e-health intervention (4-point Likert scale, 1=unimportant/4=important). The mean with standard deviation was the metric used to determine the importance of requirements. Patients (N=125), informal caregivers (N=43), and health professionals (N=105) completed the survey. The mean score of user requirements regarding accessibility, usability and content for stroke e-rehabilitation was 3.1 for patients, 3.4 for informal caregivers and 3.4 for health professionals. Data showed that a large number of user requirements are important and should be incorporated into the design of stroke e-rehabilitation to facilitate their implementation.
MULTIFILE
Uit diverse onderzoeken (Serail, 2004; EIM, 2007; Serail en von Bergh, 2007; Ommeren van, e.a. 2009; Westhof e.a., 2011; Kerkhaerts en De Ruig, 2013) blijkt dat steeds meer Nederlandse huishoudens kampen met problematische schulden en dat deze het leven van deze huishoudens ernstig kunnen ontwrichten. Een beperkt deel van deze huishoudens komt terecht bij een door de overheid erkende professionele organisatie (Van Ommeren e.a. 2009) die het zogenaamde minnelijke traject aanbiedt. Het gaat hier om een traject waarin getracht wordt de schulden op vrijwillige basis en in samenspraak met schuldeisers te regelen. De resultaten van deze dienstverlening zijn echter beperkt. Dit komt door onder meer door het ontstaan van knelpunten met name in de eerste fases van het dienstverleningstraject, waardoor deze voortijdig beëindigd wordt (Jungmann, 2002; Bronsveld 2005; Oosten en Van Putten, 2007; Jungmann e.a., 2008 en Van Ommeren 2009). Dit onderzoek richt zich op deze eerste fases van het minnelijke traject, zoals dat wordt aangeboden door de kredietbank van de gemeente Rotterdam. Bij deze organisatie melden zich mensen die geen uitweg meer zien voor hun schulden. Zij hopen op een oplossing voor hun vaak problematische situatie. Voor de daar werkende dienstverlener is dit werk een alledaagse routine, een van de vele processen die de dienstverlener vanuit zijn specifieke functie uitvoert. De dienstverlener heeft veel meer zicht dan de klant op de complexe processen die zich binnen de organisatie, vaak achter de schermen, afspelen en bepaalt aan de hand van allerlei regels en voorschriften welke mogelijkheden er zijn voor de individuele klant. Het gaat er in deze studie met name om zicht te krijgen op de wereld van de klant en de wereld van de dienstverlener en op de aansluiting van deze twee werelden die allebei vorm geven aan de schuldhulpverlening bij de kredietbank in Rotterdam.
DOCUMENT
ACHTERGROND: Het effect en de impact van continue professionele ontwikkeling in de verpleegkunde blijft onbekend. Dit zorgt voor een toegenomen interesse in het minimaliseren van de onderwijspraktijkkloof: een ‘transfer’ van kennis waarbij verpleegkundigen in staat zijn om nieuwe kennis toe te passen in de praktijk (om hun gedrag te veranderen). De noodzaak voor effectieve onderwijsactiviteiten is zeker nodig in de geriatrische zorg, aangezien oudere patiënten een verhoogd risico hebben op complicaties, zoals valincidenten. Het is belangrijk dat verpleegkundigen dit kunnen voorkomen. Het blijft echter onduidelijk welke interventies het gedrag van verpleegkundigen beïnvloeden. Het doel van deze studie is het identificeren van interventies om het gedrag van ziekenhuisverpleegkundigen te veranderen ten aanzien van het inzetten van valpreventieve maatregelen. CONCLUSIE: De resultaten van deze studie laten zien dat er een discrepantie is tussen de meningen van de verpleegkundigen, experts in de Geriatrie, managers en onderwijskundigen. Verdere inzichten in de rol en samenwerking van managers, onderwijskundigen en verpleegkundigen is belangrijk voor de ontwikkeling van onderwijskundige programma’s die veranderingen op de werkvloer versterken en daarmee goede verpleegkundige zorg bewerkstelligen.
MULTIFILE
Er is behoefte aan mensen die bijdragen leveren aan de ontwikkeling van technische producten en processen. Onderwijs heeft de opdracht de technische geletterdheid van leerlingen te ontwikkelen en te zorgen dat ze zich prettig voelen bij het hanteren van techniek. Deze studie focust op de bijdrage die Mindtools hieraan leveren. Mindtools zijn op ICT gebaseerde leermiddelen die samenwerkend constructivistisch leren en hoger-orde (kritisch en creatief) denken stimuleren. Het begrip Direct Manipulation Environments (DME's), een subklasse van Mindtools, kenmerkt concrete leermiddelen zoals de microwerelden "Lego Mindstorms" en "Techno Logica". Deze microwerelden functioneren op basis van een materieel technisch model dat direct via een computer¬programma bestuurd wordt en taken kan uitvoeren (robots). De leertaak voor de leerling kan zich bewegen op het continuüm van het zelf programmeren van een kant-en-klaar materieel model dat bepaalde taken moet uitvoeren tot en met het zelf bedenken, bouwen en programmeren van een dergelijk model dat een of meer taken kan uitvoeren. Op grond van eerder literatuuronderzoek en een casestudie veronderstellen we dat het educatief toepassen van DME's bijdraagt aan de ontwikkeling van de technische geletterdheid van leerlingen. Hoewel definiëring van technische geletterdheid meer aandacht vraagt, zijn de volgende drie dimensies voor onze analyses bruikbaar gebleken: inhoud (zoals feiten, concepten, voorschriften), praktijk (het handelen, het materiële, doen en realiseren) en de cognitieve dimensie (denkvaardigheden en denkhoudingen). Het is aannemelijk dat door het toepassen van DME's domeinspecifieke concepten en kennis ontwikkeld wordt. Het denken van leerlingen is gekoppeld aan contexten en taken en moet niet geïsoleerd worden bestudeerd. We concentreren ons in deze studie vooral op onderzoek naar de dimensie van de denkvaardigheden en denkhoudingen (het denken van leerlingenduo's bij het oplossen van een probleemtaak) door het analyseren van de verbale interactie op kenmerken van kritisch - en creatief denken. Er is gebruik gemaakt van een Techno Logica leeromgeving bestaande uit een computer met software, een interface, bestuurbare materialen zoals lampjes en motors, en een zelfinstructie handleiding. Twee in complexiteit toenemende probleemtaken, ieder gebaseerd op een kant-en-klaar materieel model (Verkeerslicht en Reuzenrad), zijn gebruikt om de leerlingen besturingen te laten ontwerpen en testen. Dit proces werd op video opgenomen. We veronderstellen dat Techno Logica een bruikbare Mindtool is wanneer werken ermee bijdraagt aan technologische geletterdheid, in de zin dat er sprake is van probleemoplossen en hoger orde denken. Om dit te operationaliseren ontwierpen we een gestructureerd observatie-instrument op basis van het IOWA Integrated Thinking Model en de theorie over denkhoudingen (Costa, 2000). Hiermee werd het voorkomen en de diversiteit van denkvaardigheden en denkhoudingen in de verbale acties en interactie gescoord. Op basis van onze waarnemingen concluderen we dat veel interactie en handelen eerder geduid kan worden als uitingen van denken dan trial and error. Er zijn indicaties dat de leeromgeving en probleemtaken leiden tot ontwikkeling van expertise waardoor een nieuwe (moeilijkere) probleemtaak efficiënter en effectiever opgelost wordt. We vragen we aandacht voor de rol van de docent. We ervaren immers dat nieuwe leermiddelen niet gemakkelijk geadopteerd worden door leerkrachten.
DOCUMENT
De auteurs van deze bijdrage nemen de rol aan van leden van de Tweede Kamer van de Staten Generaal. Als zodanig stellen zij voor de Grondwet te veranderen door de vrijheid van meningsuiting uit te breiden tot de vrijheid van communicatie. Deze vrijheid betreft niet alleen het openbaren van meningen en informatie maar ook het kennisnemen daarvan. Daarnaast komen aan de orde de neutraliteit van het internet en de klokkenluidersbescherming. Deze bijdrage is geschreven in het kader van de GrondwetStrijd van het Nationaal Comité 200 jaar Koninkrijk en de Academie voor Wetgeving.
DOCUMENT
Er is in ons land een toenemende vraag naar ouderenhuisvesting, maar het proces van initiatief tot oplevering gaat niet zonder slag of stoot. Het blijkt lastig om in het gereguleerde Nederlandse woonzorglandschap een initiatief te starten dat niet in de bestaande hokjes past. Hoe gaan ‘rebelse’ initiatiefnemers om met de bestaande wet-en regelgeving?
MULTIFILE