Purpose Adding external focus of attention (EF, focus on the movement effect) may optimize current anterior cruciate ligament (ACL) injury prevention programmes. The purpose of the current study was to investigate the effects of an EF, by a visual stimulus and an internal focus, by a verbal stimulus during unexpected sidestep cutting in female and male athletes and how these effects remained over time. Methods Ninety experienced basketball athletes performed sidestep cutting manoeuvres in three sessions (S1, S2 and S3). In this randomized controlled trial, athletes were allocated to three groups: visual (VIS), verbal (VER) and control (CTRL). Kinematics and kinetics were collected at the time of peak knee frontal plane moment. Results Males in the VIS group showed a larger ver- tical ground reaction force (S1: 25.4 ± 3.1 N/kg, S2: 25.8 ± 2.9 N/kg, S3: 25.2 ± 3.2 N/kg) and knee flexion moments (S1: −3.8 ± 0.9 Nm/kg, S2: −4.0 ± 1.2 Nm/ kg, S3: −3.9 ± 1.3 Nm/kg) compared to the males in the VER and CTRL groups and to the females in the VIS group (p < 0.05). Additionally, the males in the VIS group reduced knee valgus moment and the females in the VER group reduced knee varus moment over time (n.s.). Conclusion Male subjects clearly benefit from visual feedback. Females may need different feedback modes to learn a correct movement pattern. Sex-specific learning preferences may have to be acknowledged in day by day practice. Adding video instruction or feedback to regular training regimens when teaching athletes safe movement patterns and providing individual feedback might target suboptimal long-term results and optimize ACL injury prevention programmes. Level of evidence I.
Blessurepreventieve oefenprogramma’s zijn in de sport niet erg populair. Hun effectiviteit staat ter discussie en het feit dat ze doorgaans geen directe bijdrage leveren aan prestatieverbetering komt de motivatie van coaches en sporters niet ten goede. Het toepassen van motorische leerprincipes binnen de blessurepreventie lijkt echter beide doelen te kunnen dienen: minder blessures en betere prestaties.
Primary anterior cruciate ligament (ACL) injury prevention programs effectively reduce ACL injury risk in the short term. Despite these programs, ACL injury incidence is still high, making it imperative to continue to improve cur- rent prevention strategies. A potential limitation of current ACL injury prevention training may be a deficit in the transfer of conscious, optimal movement strategies rehearsed during training sessions to automatic movements required for athletic activities and unanticipated events on the field. Instructional strategies with an internal focus of attention have traditionally been utilized, but may not be optimal for the acquisition of the control of complex motor skills required for sports. Conversely, external-focus instructional strategies may enhance skill acquisition more efficiently and increase the transfer of improved motor skills to sports activities. The current article will present in- sights gained from the motor-learning domain that may enhance neuromuscular training programs via improved skill development and increased reten- tion and transfer to sports activities, which may reduce ACL injury incidence in the long term.
Eén van de lastige opgaven voor de sportfysiotherapeut die sporters na een voorste kruisband reconstructie revalideert, is om de patiënt zo snel mogelijk, maar zonder kans op nieuw letsel, terug op het sportveld te krijgen. Er bestaan geen eenduidige criteria op basis waarvan de sportfysiotherapeut de sporter goed kan adviseren of het veilig is het sporten te hervatten of dat er nog verder gerevalideerd moet worden. Het RAAK-mkb onderzoeksproject ‘Vaste Grond voor Knikkende Knieën’ heeft zich gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de sportfysiotherapie door het ontwikkelen van een protocol voor sporthervatting na traumatische knieblessures (gericht op revalidatie na een voorste kruisbandreconstructie). Het uiteindelijke doel van het project was voor de praktijk bruikbare criteria te ontwikkelen waarmee (sport) fysiotherapeuten revalidatiedoelen kunnen vaststellen en geblesseerde sporters gericht kunnen adviseren over sporthervatting. Hierbij is een prototype online tool ontwikkelt die gebruikt kan worden door sportfysiotherapeuten in het werkveld als hulpmiddel voor sporthervatting bij revalidatie na een voorste kruisbandreconstructie. Om het prototype verder door te ontwikkelen tot een applicatie die online beschikbaar kan worden gesteld aan alle sportfysiotherapeuten, bijvoorbeeld als online tool op de website van relevante beroepsorganisaties, is het wenselijk de gebruiksvriendelijkheid en toepasbaarheid van deze online tool en calculator verder inzichtelijk te maken en te optimaliseren. Dit kan gedaan worden door middel van zogenoemde field trials gericht op usability testing in de context van de eindgebruiker (de sportfysiotherapeut). Bij deze usability testing zal éénmaal een groep 6 sportfysiotherapeuten deelnemen aan een testronde, waarbij de verbeterpunten worden doorgevoerd in het prototype. Door uitvoering van deze Top-up kan de geoptimaliseerde tool daadwerkelijk online komen en wordt het bereik en de betrokkenheid van de beroepspraktijk vergroot: ieder (sport)fysiotherapeut kan de tool gaan gebruiken in het werkveld als hulpmiddel voor sporthervatting bij revalidatie na een voorste kruisbandreconstructie.
De fysiotherapie staat in toenemende mate onder druk om zorg van goede kwaliteit te leveren. Alleen kwalitatief goede, effectieve en doelmatige zorg zal door zorgverzekeraars in de toekomst worden ingekocht. Dit geldt ook voor de sportfysiotherapie, het deelgebied van de fysiotherapie dat zich richt op de revalidatie en advisering van geblesseerde sporters. Eén van de lastige opgaven voor de sportfysiotherapeut is om de patiënt zo snel mogelijk, maar zonder kans op nieuw letsel, terug op het sportveld te krijgen. Er bestaan geen eenduidige criteria op basis waarvan de sportfysiotherapeut de sporter goed kan adviseren of het veilig is het sporten te hervatten of dat er nog verder gerevalideerd moet worden. Als deze er wel zouden zijn, kan het handelen van de sportfysiotherapeut beter onderbouwd worden. Dit levert niet alleen effectievere en betere zorg op maar het verbetert ook de positie van de sportfysiotherapie. Nederlandse fysiotherapiepraktijken hebben het lectoraat Musculoskeletale Revalidatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen daarom benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dit proces van sporthervatting vormgegeven kan worden bij sporters die herstellen van traumatisch knieblessures. Dit is één van de belangrijkste doelgroepen van de sportfysiotherapeut. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie projectdoelstellingen: 1. het in kaart brengen van factoren op basis waarvan sportfysiotherapeuten kunnen inschatten of een sporter na een traumatische knieblessure het sporten weer kan hervatten; 2. op basis van deze factoren ontwikkelen van een predictieregel om de kans op sporthervatting op het niveau van voor de blessure te voorspellen; 3. het ontwikkelen van een (prototype) online tool die door de sportfysiotherapeut gebruikt kan worden om de kans op veilige sporthervatting te berekenen. Om de praktijkvraag te beantwoorden wordt samengewerkt in een consortium. Dit consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, lectoraten Musculoskeletale Revalidatie en Model-Based Information Systems, en Hogeschool van Amsterdam, lectoraat Sportzorg; - Universiteit: Radboud universitair medisch centrum (Radboudumc); - Beroepsorganisaties: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg - MKB: een 10-tal sportfysiotherapiepraktijken verspreid over het land. Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.