Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de effecten zijn van een niet-hiërarchische werkomgeving op leiderschap. Onderzocht wordt of niet-hiërarchisch leiderschap (in een matrix-, project- en netwerkorganisatie, of bij zelfsturende teams zoals bij projectmanagement) leiderschapskwaliteiten aantrekt, selecteert en behoudt. Het onderzoek toont aan, dat niet-hiërarchisch leidinggevenden hoger scoren op het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme, vooral bij de subschalen angsten/nervositeit, ergernis, depressie, kritiekgevoeligheid en stressgevoeligheid, en lager scoren op extraversie, vooral bij de subschalen hartelijkheid, sociabiliteit en dominantie/assertiviteit. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat leiderschapskwaliteiten die samenhangen met neuroticisme en extraversie ondervertegenwoordigd lijken te zijn in een matrix-, project- en netwerk georiënteerde werkomgevingen, als ook bij innovatieprojecten en projectmanagement in het algemeen. Deze twee persoonlijkheidskenmerken hangen sterk samen met transformationeel leiderschap. De volgende kwaliteiten lijken bij niet-hiërarchisch leiderschap minder sterk ontwikkeld te zijn dan bij hiërarchisch leidinggevenden: inspirerend en enthousiasmerend vermogen, leiderschapscharisma, effectieve conflicthantering, het geven van feedback, assertiviteit, het vermogen tot het versterken van groepscohesie, bevorderen van een groeps- of teamontwikkeling richting meer autonomie en sterkere performance, initiatief met betrekking tot ondernemerschap, synergie tussen teamleden op het gebied van innovatie, kennisproductiviteit en reflectieve vaardigheden, als ook 'performance' in het algemeen in werkomgevingen met veel sociale interactie. Aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot werving en selectie, als ook voor het opleiden en ontwikkelen van niet-hiërarchisch leidinggevenden. ABSTRACT This paper is devoted to answer the question whether nonhierarchical leadership (in a matrix, process, network structure, or in a project based work environment) attracts, selects and attains leadership qualities related to transformational (charismatic, inspiring & empowering) leadership. More in particular, we would expect leaders with lower scores concerning neuroticism, and with higher scores concerning extraversion and agreeableness. Enhancement of innovational capacities and knowledge productivity are the main motives for applying the structuring principles of a matrix, process, network organization, or of project management. The indicated personality traits are closely related to transformational leadership. Transformational leadership is needed to effectuate innovational and adaptive capacities, as well as for the enhancement of knowledge productivity in organizations. We analyzed whether significant differences could be found when personality traits of non-hierarchical (project) leaders and hierarchical operating managers are compared. Our study revealed, that non-hierarchical (project) leaders had indeed higher averages concerning neuroticism, and lower averages concerning extraversion. Neuroticism is negatively related to leadership charisma. Neuroticism, extraversion and agreeableness are related to transformational leadership in general. The overall conclusion of this study is that leadership qualities related to neuroticism and extraversion, tend to be underrepresented in the group of nonhierarchical leaders in a matrix, process or network structure, or in a project based work environment. Analyzing significant differences of the sub scales of neuroticism and extraversion revealed that these leadership qualities are specifically related to learning/adaptive capacities, feedback and conflict solving processes, knowledge productivity in teams, enhancement of group cohesion and coping with stressful situations. Furthermore, these qualities are closely related to several dimensions of transformational leadership: idealized influence, inspirational motivation and intellectual stimulation. Implications for training and development, and for selection processes are discussed. Also, some recommendations are put forward, related to the enhancement of the effectiveness of applying the structuring principles of a matrix, process, network or project based work environment.
DOCUMENT
Carrièreperspectief in Groningen vaak nog onbekend bij studentenGroningen, 2 december 2021 – Het aantal studenten van buiten de regio Noord-Nederland dat aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Hanzehogeschool Groningen gaat studeren is twee jaar na de studie ongeveer even groot als het deel van de studenten dat weer uit de regio vertrekt na hun studie. Bij 70% van deze studenten komt dat door loopbaankansen elders. Betere informatievoorziening over carrièrekansen in Groningen kan helpen een groter deel van het kostbare talent dat in Groningen wordt opgeleid voor de regio te behouden.Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek dat is uitgevoerd door de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit Groningen. Het was een opdracht van het Akkoord van Groningen, een samenwerkingsverband van de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen, Martini Ziekenhuis, de provincie Groningen, Noorderpoort, het Alfa-college en de gemeente Groningen. Zij wilden weten hoe het zit met het vertrekgedrag van studenten na hun studie en welke motieven daarbij een rol spelen.Meer RUG studenten vertrekkenDe onderzoekers stelden vast dat meer dan de helft van de studenten aan de RUG van buiten Noord-Nederland komt. Twee jaar na de studie is ook ongeveer de helft van de studenten weer vertrokken uit het noorden. Zes jaar na de studie neemt het aandeel vertrekkers toe tot een kleine 60%. Van de studenten aan de Hanzehogeschool komt ongeveer een kwart van buiten de regio. Twee jaar na de studie is 28% van de Hanzestudenten vertrokken uit het Noorden en na zes jaar 35%. Het merendeel van de Hanzestudenten blijft in de eigen regio. Voor de beide instelling geldt dat de instroom van buiten de regio en de uitstroom uit het Noorden elkaar opheffen.Jouke van Dijk, hoogleraar regionale arbeidsmarkt: “Het is dus niet zo, wat wel eens wordt gedacht, dat na de studie het overgrote deel van de studenten uit het Noorden ‘naar de Randstad verhuist’. Wat velen niet weten, is dat ook de helft van de studenten van de RUG van buiten het Noorden komt. Dat een deel vertrekt is niet erg, voor alle afgestudeerden is hier geen werk en alleen al dat ze hier gestudeerd hebben is goed voor de regionale economie in Groningen vanwege de bestedingen en de ambassadeursfunctie. Dat afgestudeerden vertrekken kun je zien als een mooi exportproduct, maar het zou natuurlijk nog beter zijn als noordelijke bedrijven zelf gebruik zouden maken van deze belangrijke bron van kennis en innovatie die hier in de regio geproduceerd wordt.”Baankans elders groterVoor 69% van de ondervraagde studenten is ‘werk’ de belangrijkste reden om te vertrekken. Ook blijkt dat de ondervraagde studenten de kans op een baan en de doorgroeimogelijkheden in de Randstad hoger inschatten dan in Groningen. Dit geldt vooral bij de meeste RUG studenten, studenten ‘gezondheid en verzorging’ vormen hierbij een uitzondering. Een andere belangrijke reden om te vertrekken is de partner (40%). Bij 26% van de vertrekkers speelt de ‘woonomgeving’ een rol, wat te maken kan hebben met de dynamiek in de Randstad. Studenten van de Hanzehogeschool zijn optimistischer dan RUG studenten over het vinden van een passende baan in de regio Groningen.Toch in het Noorden blijvenDe helft van de ondervraagde studenten wil na hun studie graag in Groningen blijven. De belangrijkste reden om in Groningen te blijven is ‘vrienden’ (44%) maar opmerkelijk genoeg ook ‘werk’ (40%). Bij studenten binnen het techniek- en bètadomein is de interesse om te blijven als er banen zouden zijn het sterkst. Een klein deel van de vertrekkende studenten (5%) denkt over 10 jaar weer naar het noorden terug te komen. Belangrijkste redenen daarvoor zijn familie, partner en woonomgeving. Lector Karel Jan Alsem: “Het lijkt er dus op dat best veel studenten in de regio zouden willen blijven maar daarin verhinderd worden doordat ze denken dat er geen carrièreperspectief voor ze is.” Jouke van Dijk: “Dat is opmerkelijk omdat er juist veel werkgelegenheid in de regio is, ook voor hoger opgeleiden. En met alle ontwikkelingen rondom bijvoorbeeld energietransitie en zorg hebben we ook behoefte aan meer slimme studenten.” Gebundelde onderzoekenDe faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de RUG onderzocht op basis van microdata van het CBS welke aantallen studenten aan de Hanzehogeschool en de RUG studeren, waar ze vandaan komen en waar ze nadien heen gaan. Het Lectoraat Marketing van de Hanzehogeschool onderzocht de motieven van studenten om wel of niet te vertrekken. In het voorjaar van 2021 vulden circa 800 derde- en vierdejaarsstudenten van de RUG en Hanzehogeschool een vragenlijst in.
DOCUMENT
Dit project richt zich op het verkennen van de toepasbaarheid van 3D-printen met siliconen voor de productie van op maat gemaakte gehoorbescherming, zoals oordoppen en otoplastieken. Siliconen zijn vanwege hun huidvriendelijkheid en flexibiliteit het geschikt voor gebruik in deze sector, maar traditionele productiemethoden zijn arbeidsintensief en moeilijk schaalbaar. 3D-siliconenprinten biedt potentie om deze processen te optimaliseren door efficiëntere, flexibelere en gepersonaliseerde productie mogelijk te maken zonder de noodzaak van mallen. Pluggerz, producent van gehoorbescherming, ziet in deze technologie een kans om hun productieproces te vernieuwen. Samen met Detax, leverancier van hoogwaardige siliconenmaterialen, en Hogeschool Saxion wordt in een éénjarig praktijkgericht onderzoek onderzocht hoe deze technologie kan bijdragen aan een hogere productkwaliteit, kortere productietijd en betere pasvorm. De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe kan 3D-siliconenprinttechnologie optimaal worden ingezet voor de productie van op maat gemaakte gehoorbeschermingsproducten, rekening houdend met materiaalkeuze, printparameters en productkwaliteit? Het project is opgebouwd uit vijf werkpakketten: analyseren van huidige processen en technologieën, experimenteren met materialen en ontwerpen, valideren van prototypes, implementatie in productieprocessen en kennisdisseminatie binnen de sector. Door het ontwikkelen, testen en verbeteren van prototypes wordt niet alleen technologische kennis opgebouwd, maar ook praktische toepasbaarheid onderzocht. Het project draagt bij aan kennisontwikkeling binnen het netwerk en onderwijs, met betrokkenheid van studenten en docenten. De verworven inzichten worden gedeeld via publicaties en vakbijeenkomsten. Daarmee vormt dit project een belangrijke stap richting een toekomst waarin hoogwaardige, gepersonaliseerde gehoorbescherming voor een brede doelgroep beschikbaar en betaalbaar wordt gemaakt via innovatieve 3D-printtechnologie.
Het project ‘App4Support – doorontwikkeling en validering’ ondersteunt vrijwillige jeugdtrainers om sportuitval te voorkomen bij kinderen met milde psychosociale problemen. Hoewel sporten belangrijk is voor hun fysieke en mentale gezondheid, haken juist deze kwetsbare kinderen vaak vroeg¬tijdig af op de sportclub. Dit project wil daar verandering in brengen door de app ‘App4Support’ die we recentelijk vanuit Hogeschool Winderheim tezamen met het bedrijfsleven, sportclubs en professionals hebben ontworpen, verder te ontwikkelen en te valideren. De app ‘App4Support’ is ontworpen om vrijwillige jeugdtrainers te ondersteunen in het pedagogisch verantwoord omgaan met moeilijk-te-verstaan gedrag van kinderen op de sportclub. De app biedt inzicht in gedragingen van kinderen en de aanleidingen hiervoor en geeft praktische tips voor vrijwillige jeugdtrainers, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en praktijkkennis. We werken in dit project aan een uitgebreidere en gevalideerde versie van de recentelijk ontworpen app. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het toevoegen van een digitaal samenwerkings¬platform waarop jeugdtrainers en sportprofessionals kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Om een beeld te krijgen van de bruikbaarheid – oftewel ter validering – van deze volgende versie van de app creëren we een living lab-setting tijdens één van de vele sportfestivals die jaarlijks in ons land plaatsvinden. Onder de bezoekers van het sportfestival zal zich ongetwijfeld een aanzienlijk aantal vrijwillige jeugdtrainers bevinden. We nodigen deze jeugd¬trainers op het sportfestival uit om de app, inclusief het digitale samenwerkingsplatform, ter plekke te verkennen in een interactieve setting, met een focus op de gebruiksvriendelijkheid, relevantie en compleetheid van de app. Het doel van deze testcase is om waardevolle input te verzamelen voor de doorontwikkeling en validering van de app ‘App4Support’. Hierdoor zal de app zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeftes van vrijwillige jeugdtrainers in de dagelijkse praktijk op sportclubs. Dat voorkomt sport¬uitval bij kwetsbare kinderen en draagt in die zin bij aan een inclusieve sportparticipatie.
Veel kinderen in de leeftijdsgroep van 8 tot 12 jaar haken af op de sportclub door slechte ervaringen met goedbedoelende, maar vaak onvoldoende deskundige jeugdtrainers en door de soms negatieve sfeer op en rond sportvelden. Dat geldt vooral voor kinderen die moeilijk-te-verstaan (‘lastig’) gedrag vertonen ten gevolge van milde psychosociale problemen. Het project beoogt een gedragsverandering bij jeugdtrainers te stimuleren en daarmee bij te dragen aan een veilig en inclusief klimaat voor kinderen op de sportclub. Getracht wordt om professionals zoals buurtsportcoaches en clubkadercoaches, te voorzien van een gebruiksvriendelijke digitale tool voor het begeleiden van jeugdtrainers. Daartoe wordt via een social design-benadering gefaseerd gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de digitale tool App4Support, waarvan we recent in een eerder project een Proof of Concept (PoC)-versie tot stand hebben gebracht. De verdere ontwikkeling van App4Support vindt plaats binnen drie werkpakketten: 1. Participatie en co-creatie – Sportprofessionals, jeugdtrainers en ouders ontwerpen gezamenlijk gedragsinterventies voor jeugdtrainers die aansluiten bij de realiteit op de sportclub; 2. Gedrag en empowerment – Via interactieve workshops beoordelen sportprofessionals, jeugdtrainers en ouders gezamenlijk op basis van praktijkervaringen in hoeverre de ontworpen gedragsinterventies daadwerkelijk positief gedrag stimuleren en negatieve interacties ombuigen; 3. Waardecreatie en opschaling – Gunstig beoordeelde gedragsinterventies worden geïntegreerd in de digitale tool App4Support, met bijzondere aandacht voor de gebruiksvriendelijkheid van de app, de prioritering van adviezen en de toevoeging van gamification-elementen. Dit éénjarige project wordt uitgevoerd door Hogeschool Windesheim in samenwerking met Feeton als bedrijf uit de creatieve industrie, met In Opbouw, Intraverte en Sportservice Zwolle als organisaties uit de sector sport en gezondheid, en met enkele sportverenigingen. Vanuit een social design-benadering worden pedagogische inzichten, innovatieve methodes, gebruikerswensen en digitale technologie gecombineerd ter stimulering van positieve sportervaringen voor kinderen met milde psychosociale problemen.