In de periode oktober 2019 - juli 2020 heeft de Hogeschool Utrecht in opdracht van de drie reclasseringsorganisaties (3RO) een onderzoek uitgevoerd naar vrijwilligerswerk bij de reclassering. Doel van dit onderzoek is vast te stellen op welke wijze vrijwilligers van meerwaarde kunnen zijn voor de doelen van een reclasseringstraject. De aanleiding was dat de reclassering op meer structurele wijze invulling wilde gaan geven aan de inzet van vrijwilligers in de organisatie. Deze ambitie is in lijn met het Regeerakkoord 2017-2021, waarin staat dat bij de ten uitvoerlegging van straffen en maatregelen, resocialisatie en reclassering steviger worden gepositioneerd. In januari 2020 heeft de reclassering een visie ontwikkeld over hoe vrijwilligersinzet in het reclasseringswerk in de toekomst vormgegeven kan worden (Reclassering Nederland & Bureau Buitenland, 2020). In deze visie staat centraal welke samenwerkingsvorm met vrijwilligersorganisaties het meest geschikt zou zijn voor de reclassering. Naast dit inrichtingsvraagstuk wil de reclassering inhoudelijke vragen oppakken. Relevante vragen voor dit onderzoek zijn welke activiteiten vrijwilligers uitvoeren voor reclasseringscliënten en welke doelen zij daarmee beogen; op welke wijze vrijwilligers, professionals (reclasseringswerkers) en cliënten samenwerken en hoe zij deze samenwerking waarderen; welke meerwaarde vrijwilligers, professionals en cliënten ervaren ten aanzien van vrijwilligerswerk bij de reclassering en of er knelpunten zijn.
MULTIFILE
Uitgangspunt van de Participatiewet is meedoen in de samenleving en werken naar vermogen. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking (wetten.overheid, 2015). In het onderzoek naar begeleidingsvormen binnen de bijstand in Amsterdam, hebben we de ruim 800 deelnemers ook gevraagd naar hun niet-betaalde werkzaamheden: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing. Hoewel onze doelgroep niet representatief is voor de gehele bijstandspopulatie in Amsterdam, geven de onderstaande bevindingen wel een beeld van de situatie waarin bijstandsgerechtigden zich bevinden. Op basis van de vier metingen in het onderzoek (zie hoofdstuk 2 voor de opzet en fasering van de metingen) constateren we dat ruim de helft van onze deelnemers een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps heeft. En weer de helft van hen komt daardoor niet tot (betaald) werken. Anderen geven aan niet meer uren te werken dan ze al doen, omdat dat een te grote fysieke of mentale belasting geeft. Er is in onze samenleving dus een hoog percentage mensen dat als gevolg van fysieke of mentale belemmeringen nooit betaald werk zal verrichten of nooit voldoende uren kan werken om uit de uitkering te komen. Dit betekent niet dat ze zich niet willen inzetten in de maatschappij. In sommige gevallen participeren ze al op een of andere manier, onbetaald. Meedoen naar vermogen kan immers ook het verrichten van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg betekenen. Soms naast een baan, maar in enkele gevallen ook in plaats van een (parttime) baan. Als stimulans om te (blijven) participeren, is het voor veruit de meeste bijstandsgerechtigden belangrijk perspectief te bieden op (meer) betaald of onbetaald werk of op scholing.In dit hoofdstuk komen drie vormen van onbetaalde (maatschappelijke) activiteit aan bod die door de ondervraagde bijstandsgerechtigden naast of in plaats van een betaalde baan worden verricht: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing.
In deze tekst staan twee vormen van participatie centraal: de burger als kiezer en als co-producent. De auteurs staan stil bij de verhoogde aandacht voor participatie door de ontwikkelingen op drie terreinen te beschrijven, t.w. politieke participatie, vrijwilligerswerk en leefbaarheid in wijk en stad. Telkens trachten ze de internationale en landelijke discussie te vertalen naar de Eindhovense situatie. Uiteraard zijn er nog vele andere vormen van participatie, zoals sportparticipatie, cultuurparticipatie en niet te vergeten arbeidsparticipatie. Dit artikel beperkt zich tot de min of meer vrijwillige vormen van participatie waarbij de relatie met de overheid in het geding is. Andere vormen van participatie (zoals op de arbeidsmarkt) en de vraag of die concurreren met bijvoorbeeld vrijwilligerswerk komen niet aan bod. De tekst sluit af met een aantal algemene observaties en beleidssuggesties.
Het bloemencorso van Zundert is het grootste dahliacorso van de wereld, volledig gebaseerd op vrijwilligerswerk. De dahlia’s die voor het corso gebruikt worden, kweken en onderhouden de buurtschappen zelf. Voor het bloemencorso worden naar schatting ongeveer 6 miljoen dahlia’s gebruikt. Na de corso’s bloeien de planten nog lang na, maar die worden nu niet meer gebruikt. Het onderzoek binnen dit project zal richten op het ontwikkelen van nieuwe toepassingen van de dahlia’s (vooral de bloemen en de bloembollen), zoals fijnchemicaliën, farma, bio-based materialen en bio-based brandstoffen. Op deze focusgebieden wordt onderzocht welke kansrijke business- en verdienmodellen er zijn voor hoogwaardige toepassingen van de bio-actieve stoffen, suikers en andere inhoudstoffen van de bloem en bloembollen.
De reclassering wil op structurelere wijze invulling gaan geven aan de inzet van vrijwilligers in de organisatie. Welke meerwaarde kunnen vrijwilligers hebben op de doelen van een reclasseringstraject: hoe dragen zij met hun activiteiten en samenwerking met professionals bij aan een succesvolle begeleiding van cliënten? Hoe waarderen de betrokken partijen (reclasseringswerkers, vrijwilligers en cliënten) deze samenwerking?Doel Aanbevelingen doen aan het management van de reclassering over een efficiënte samenwerkingsvorm tussen reclasseringswerkers en vrijwilligers, met als doel het integrale werken te bevorderen. Resultaten Drie vrijwilligersprojecten vormden de onderzoekslocaties: COSA 1-op-1, pilot LJ&R en pilotgroep A’dam. Vrijwilligers voeren een breed palet aan activiteiten uit. Vrijwilligers en werkers hebben altijd contact bij de start van een traject, hierna varieert de invulling van de samenwerking. Een samenwerkingsvorm gebaseerd op een gelijkwaardig contact tussen werker en vrijwilliger lijkt het meest adequaat. Werker en vrijwilliger stemmen regelmatig af over de taken en doelen en de cliënt wordt actief betrokken bij het traject. Allen zijn tevreden over het resultaat. Vrijwilligers kunnen van toegevoegde waarde zijn voor de reclassering wanneer zij bij de integrale trajecten van cliënten worden gevraagd. Werkers houden zich direct bezig met het voorkomen en verminderen van crimineel gedrag en vrijwilligers voeren voorwaardenscheppende activiteiten uit. Op deze wijze vullen vrijwilligers en werkers elkaar aan. Looptijd 01 oktober 2019 - 15 juli 2020 Aanpak Literatuurstudie Semi-gestructureerde interviews bij reclasseringswerkers en cliënten Online focusgroepen met werkers en vrijwilligers van onderzoekslocaties