Op 1 november van het vorig jaar vierde de Nederlandse kinderfilosofie haar 25-jarige aanwezigheid in ons land. Dat was reden voor een studiedag in de Universiteit voor Humanistiek. Zo’n honderd betrokkenen verzamelden zich, om elkaar te feliciteren, maar ook om elkaar vragen te stellen: moeten we zo wel verder gaan? Of moeten we nieuwe wegen inslaan? En welke dan? Waar staat de kinderfilosofie in Nederland na 25 jaar? In dit artikel zal ik eerst de achtergronden schetsen van het filosoferen met kinderen: waar komt het idee vandaan? Hoe heeft het zich ontwikkeld? Hoe manifesteert het zich? Om deze vragen te beantwoorden begin ik met een beschrijving van de kinderfilosofie als wereldfenomeen om vervolgens in te zoomen op de Nederlandse Couleur. In 2013 verscheen het proefschrift ‘Democratie leren door filosoferen’ (Bartels, 2013). De conclusies ervan geven de Nederlandse kinderfilosofie te denken over de wijze waarop het filosoferen in de school vorm krijgt. In het tweede deel van dit het artikel verken ik mogelijke nieuwe wegen om de kwaliteit van het filosoferen te verbeteren.
DOCUMENT
In mijn promotieonderzoek heb ik mij gericht op het identificeren van inspiratiebronnen voor profes-sionalisering in de vorm van persona’s, die ik beelden van de professional heb genoemd (De Jonge, 2015). Mijn aanvankelijk plan was om deze bronnen vruchtbaar te maken voor professionaliserings-trajecten, maar mijn promotor stelde een andere richting voor. Voorbeelden van zulke beelden zijn de reflectieve praktijkwerker (Schön, 1983), de presentiebeoefenaar (Baart, 2001), de intrapreneur (Pin-chot, 1985) en de democratische professional (Dzur, 2008). De normatieve professional (Kunneman, 1996) is een beeld dat ik in mijn promotieonderzoek heb opgenomen. Later heb ik betoogd dat ook de muzische professional (Van Rosmalen, 1996) zo’n inspirerend beeld is (De Jonge, 2019b). Dit postdoc-onderzoek kan worden opgevat als een zoektocht om de inspiratie van de normatieve professional en de muzische professional op praktische wijze met elkaar te verbinden tot wat ik – in navolging van Banks’ (2016) concept van ‘ethics work’ – muzisch ethiekwerk heb genoemd. Dit schilderij van mijn vrouw associeerde ik met de dappere en moeizame pogingen van professionals om zich op de juiste wijzen te verhouden tot de complexe contexten waarin zij opereren. Ik gebruikte het voor het omslag van mijn dissertatie. Dit onderzoeksrapport is het verslag van een verkennend postdoc onderzoek naar de potentiële meer-waarde van de theatrale dialoog als ethische interventie voor sociale professionals. De theatrale dia-loog is een muzische werkvorm die ontwikkeld is door Bart van Rosmalen (1996). De kern ervan is dat twee personen in een woordeloze interactie om beurten houdingen of posities ten opzichte van elkaar innemen. In deze verkenning is onderzocht of deze non-verbale werkvorm behulpzaam kan zijn om ethische vraagstukken van sociale professionals te verhelderen. Hierbij is gebleken dat deze interven-tie het ethisch actorschap (Keinemans, De Jonge & Kloppenburg, 2014) van professionals stimuleert, hen aanzet tot ethiekwerk (Banks, 2016). De professionals die aan het onderzoek hebben deelgeno-men, hebben naar eigen zeggen de meerwaarde van deze muzische interventie ervaren. De theatrale dialoog als een vorm van muzische professionalisering bezit dan ook de potentie om de ethische pro-fessionalisering van sociale professionals te bevorderen.
DOCUMENT
Het boek ontwikkelt in discussie met de sociologische traditie en met behulp van de ideaaltypische methode een integraal model van professionaliteit waarin de waardevolle kern, de innerlijke samenhang en de contextuele positionering centraal staan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de identiteit en de positie van professionals. Het model is geschikt als referentiekader voor reflectie op professioneel functioneren en voor onderzoek van professionele praktijken. Het boek is tegelijk goed toegankelijk en goed onderbouwd, en daarmee zowel interessant voor praktijkgerichte professionals als voor sociale wetenschappers.
LINK
Het begrip empowerment komt regelmatig voor in social media en populaire discussies over loopbaanmanagement en professionele ontwikkeling. In zowel linked-in posts als vakliteratuur is de focus op persoonlijke ontwikkeling van skills en eigenschappen een centraal concept. ‘Iemand in de eigen kracht zetten’, ‘je eigenaarschap pakken’, of ‘empoweren’ worden vaak als synoniemen gebruikt om te benadrukken hoe belangrijk het is om je lekker te voelen in je werk en hierbij zelf aan het roer te staan. Zo wordt empowerment in een bijdrage rond e-HRM (Schouwstra, 2006) gelijkgesteld aan het in staat stellen van managers en medewerkers om de rol van HR als businesspartner in te vullen. Ook wordt empowerment zoals hierboven aangegeven vaak omschreven als ‘eigenaarschap’ nemen over de eigen werkzaamheden of loopbaan. Zie bijvoorbeeld ‘De 8 factoren van eigenaarschap van medewerkers’ (Motivaction in HR Praktijk, 21 juni 2016). Of de veelzeggende titel ‘Baas over je eigen loopbaan begint met persoonlijk leiderschap’ (Van Tienen, 2016). Empowerment heeft een bijkans magische betekenis waarbij het zoeken is naar geheimen achter dit felbegeerde doel, zoals Forbes Magazine stelt (2 maart 2017).
MULTIFILE
De samenleving verandert. Dat is van alle tijden, maar de snelheid van deze veranderingen neemt toe. In mijn openbare les die ik op 20 april 2017 heb ik uitgesproken als lector Organiseren van Verandering in het Publieke Domein, aan het kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht heb ik mijn visie gegeven op deze toegenomen snelheid in onze samenleving en is een onderzoeksmodel gepresenteerd waarmee ik door middel van praktijkonderzoek de verbinding zou willen maken tussen de zogenoemde ‘beweging van onderop’ en de ‘beweging aan de top’. Wat deze bewegingen precies inhouden komt verderop aan de orde. Dit artikel is een verkorte weergave van die openbare les. Aan de hand van het werk van Hartmut Rosa laat ik zien welke gevaren de toenemende snelheid oplevert, maar ook hoe er toch verbinding binnen publieke organisaties en lokale samenlevingen tot stand kan komen. Meer specifiek wil ik stilstaan bij de vraag hoe er verbinding kan (blijven) bestaan tussen de werkvloer en de top van publieke organisaties, maar ook hoe er verbinding kan blijven bestaan tussen de burger en de ‘top’ van de lokale samenleving: de gemeenteraad. De centrale vraag van dit artikel luidt dan ook: welke verbindingen zijn er mogelijk tussen de beweging van onderop en de beweging aan de top in de context van een steeds sneller wordende samenleving? Om deze vraag te beantwoorden heb ik me laten inspireren door inzichten uit de sociologie, organisatiekunde en bestuurskunde
MULTIFILE
De afgelopen jaren heeft in het Onderzoeksnetwerk Normatieve Professionalisering onder de bezielende leiding van Harry Kunneman en Hans van Ewijk een bezinning plaatsgevonden op funderende teksten voor de traditie van normatieve professionalisering. Dit artikel is ontstaan naar aanleiding van de bespreking van enkele teksten van Donald Schön over de reflectieve praktijkwerker. Het is niet moeilijk aan te tonen dat het gedachtegoed van Schön een belangrijke inspiratiebron is geweest en gebleven voor normatieve professionalisering; tegelijk blijft het concept van de reflectieve praktijkwerker een belangrijke uitdaging om met name de pragmatische aspecten van professionele praktijken volledig recht te doen.
LINK
Bij het thematiseren van de verhouding tussen professionaliteit en neoliberalisme ligt het voor de hand om gebruik te maken van de resultaten van empirisch onderzoek naar de impact van neoliberaal beleid op professionele praktijken of op zijn minst van illustratieve anekdotes dienaangaande. Toch moeten we dan eerst weten wat we bedoelen wanneer we het over professionaliteit en over neoliberalisme hebben. Het probleem is namelijk dat deze begrippen ieder voor zich al naar complexe realiteiten en constructen verwijzen waar een onoverzienbare hoeveelheid literatuur over is verschenen. Professionaliteit wordt bijvoorbeeld in sociaalwetenschappelijke literatuur vaak geconceptualiseerd op een wijze waar veel professionals zich niet in zullen herkennen, terwijl denkers en doeners die allerwegen als neoliberaal worden beschouwd niet zelden ontkennen dat ze neoliberaal zijn of zelfs dat er zoiets als neoliberalisme bestaat. Daar komt nog bij dat het thematiseren van de samenhang tussen professionaliteit en neoliberalisme allerminst eenvoudig is, omdat deze verhouding zich uitstrekt over het geheel van mens en maatschappij, waarbij met name historische, economische, politieke en morele perspectieven een belangrijke rol spelen
MULTIFILE
Saharso begint haar rede met een verwijzing naar de participatieverklaring, die inburgeringsplichtige nieuwkomers moeten tekenen. Hierin wordt van heb gevraagd dat zij de Nederelandse kernwaarden (vrijheid, gelijkwaaridgheid en solidariteit) accepteren en verklaren dat zij deze graag zullen helpen uitdragen. Het is dus kennelijk niet voldoende dat ze zich aan de Nederlandse wet zullen houden. Wat betekent haar verhaal voor de theorie en de praktijk van Normaieve professionalisering en waardenwerk en vice versa
LINK
Werken met ervaringskennis als professionele waarde in de ggz krijgt steeds meer aandacht binnen de geestelijke gezondheidszorg, die tegelijkertijd zeer technocratisch en interventionistisch georiënteerd is. Naast ervaringsdeskundigen kunnen ook traditionele professionals ervaringskennis benutten. In deze bijdrage staan we stil bij resultaten uit promotieonderzoek en de dagelijks praktijk van een psychiater en directeur van een ggz instelling. Dit artikel is ook terug te vinden in de maart 2025 editie van het tijdschrift Sozio
LINK
In het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker worden drie aspecten van professionaliteit onderscheiden: normatief, technisch- instrumenteel en persoonlijk. In dit artikel pleit Ed de Jonge voor een vierde vorm: collectieve professionaliteit. Collectieve professionalisering kan een waardevolle bijdrage leveren aan de verdere versterking van sociaal werk.
DOCUMENT