Over recent years, there has been an explosion in the number and diversity of projects undertaken to address urban resilience and climate proofing. Sharing the knowledge gained from these projects demands increasingly innovative and accessible methods. This paper details the outcomes of one such initiative: an interactive web-based map application that provides an entry point to gain detailed information of various ‘blue-green’ projects. The climatescan.nl has proven to be a successful tool in several international workshops, not only for field-based practitioners but also for those involved in teaching and research. Further upscaling is needed however if the full potential of such an application is to be achieved.
Background: In face-to-face therapy for eating disorders, therapeutic alliance (TA) is an important predictor of symptomreduction and treatment completion. To date, however, little is known about TA during web-based cognitive behavioral therapy(web-CBT) and its association with symptom reduction, treatment completion, and the perspectives of patients versus therapists.Objective: This study aimed to investigate TA ratings measured at interim and after treatment, separately for patients andtherapists; the degree of agreement between therapists and patients (treatment completers and noncompleters) for TA ratings;and associations between patient and therapist TA ratings and both eating disorder pathology and treatment completion.Methods: A secondary analysis was performed on randomized controlled trial data of a web-CBT intervention for eatingdisorders. Participants were 170 females with bulimia nervosa (n=33), binge eating disorder (n=68), or eating disorder nototherwise specified (n=69); the mean age was 39.6 (SD 11.5) years. TA was operationalized using the Helping AllianceQuestionnaire (HAQ). Paired t tests were conducted to assess the change in TA from interim to after treatment. Intraclasscorrelations were calculated to determine cross-informant agreement with regard to HAQ scores between patients and therapists.A total of 2 stepwise regressive procedures (at interim and after treatment) were used to examine which HAQ scores predictedeating disorder pathology and therapy completion.Results: For treatment completers (128/170, 75.3%), the HAQ-total scores and HAQ-Helpfulness scores for both patients andtherapists improved significantly from interim to post treatment. For noncompleters (42/170, 24.7%), all HAQ scores decreasedsignificantly. For all HAQ scales, the agreement between patients and therapists was poor. However, the agreement was slightlybetter after treatment than at interim. Higher patient scores on the helpfulness subscale of the HAQ at interim and after treatmentwere associated with less eating disorder psychopathology. A positive association was found between the HAQ-total patientscores at interim and treatment completion. Finally, posttreatment HAQ-total patient scores and posttreatment HAQ-Helpfulnessscores of therapists were positively associated with treatment completion.Conclusions: Our study showed that TA in web-CBT is predictive of eating disorder pathology and treatment completion. Ofparticular importance is patients’ confidence in their abilities as measured with the HAQ-Helpfulness subscale when predictingposttreatment eating disorder pathology and treatment completion.
MULTIFILE
Patients with cardiovascular risk factors can reduce their risk of cardiovascular disease by increasing their physical activity and their physical fitness. According to the guidelines for cardiovascular risk management, health professionals should encourage their patients to engage in physical activity. In this paper, we provide insight regarding the systematic development of a Web-based intervention for both health professionals and patients with cardiovascular risk factors using the development method Intervention Mapping. The different steps of Intervention Mapping are described to open up the “black box” of Web-based intervention development and to support future Web-based intervention development.
LINK
Hoogwaardig afvalhout van bewoners, bouwbedrijven en meubelmakers blijft momenteel ongebruikt omdat het te arbeidsintensief is om grote hoeveelheden ongelijke stukken hout van verschillende afmetingen en soorten te verwerken. Waardevol hout wordt waardeloos afval, tegen de principes van de circulaire economie in. In CW.Code werken Powerhouse Company, Bureau HUNC en Vrijpaleis samen met de HvA om te onderzoeken hoe een toegankelijke ontwerptool te ontwikkelen om upcycling en waardecreatie van afvalhout te faciliteren. In andere projecten hebben HvA en partners verschillende objecten gemaakt van afvalhout: een stoel, een receptiebalie, kleine meubels en objecten voor de openbare ruimte, vervaardigd met industriële robots. Deze objecten zijn 3D gemodelleerd met behulp van specifieke algoritmen, in de algemeen gebruikte ontwerpsoftware Rhino en Grasshopper. De projectpartners willen nu onderzoeken hoe deze algoritmen via een toegankelijke tool bruikbaar te maken voor creatieve praktijken. Deze tool integreert generatieve ontwerpalgoritmen en regelsets die rekening houden met beschikbaar afvalhout, en de ecologische, financiële en sociale impact van resulterende ontwerpen evalueren. De belangrijkste ontwerpparameters kunnen worden gemanipuleerd door ontwerpers en/of eindgebruikers, waardoor het een waardevol hulpmiddel wordt voor het co-creëren van circulaire toepassingen voor afvalhout. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door HvA Digital Production Research Group, met bovengenoemde partners. HUNC heeft ervaring met stadsontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal gekapt afvalhout. Vrijpaleis biedt toegang tot een actieve, lokale community van makers met een sterke band met buurtbewoners. Powerhouse Company heeft ervaring in het ontwerpen met hout in de bouw. Alle drie kunnen profiteren van slimmere circulaire ontwerptools, waarbij beschikbaar materiaal, productiebeperkingen en impactevaluatie worden geïntegreerd. De tool wordt ontwikkeld en getest voor twee designcases: een binnenmeubelobject en een buitengevelelement. Bevindingen hiervan zullen leidend zijn bij de ontwikkeling van de tool. Na afronding van het project is een bètaversie gereed voor validatie door ontwerpers, bewonerscollectieven en onderzoek/onderwijs van de HvA.
Uit bovenstaand project is als resultaat naar voren gekomen een keuzetool, die op basis van antwoorden op vragen een advies geeft over de toe te passen bio-based plastic. Het Top-Up project richt zich op het updaten van de (keuze)tool t.a.v. de gebruiksvriendelijkheid van de tool, het ontwikkelen van een web-based versie, ontwikkelen van een plan voor onderhoud van de web-based tool na 1 jaar en de doorwerking naar met name de praktijk.
Het DIEET project onderzocht hoe de eerstelijns diëtetiek effectief en toekomstbestendig zou kunnen zijn: meetbaar en stuurbaar. In het project is onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn in het handelen van de diëtist tijdens het eerste consult met een patiënt. Door observaties van 605 consulten bij 237 diëtistenpraktijken in heel Nederland zijn potentiele predictoren in kaart gebracht. Op basis van deze predictoren (zoals bijv. een directieve houding van de dietist tijdens het consult) en het vaststellen van een effectieve behandeling na 9 maanden is een model ontwikkeld. Het model bleek echter minder eenvoudig dan gedacht, en de verklaring daarvoor is eigenlijk wel eenvoudig: diëtetiek is MAATWERK. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij oudere mannen de directieve houding van de diëtist wel samen gaat met een effectieve behandeling, bij jonge vrouwen werkt motivational interviewing beter. Dit is voor de diëtetiek (en volgens onze voorzichtige inschatting ook andere beroepsgroepen) volstrekt unieke informatie. Deze resultaten hebben we nog een keer kwalitatief met de Stuurgroep van het RAAK-MKB project DIEET besproken en unaniem besloten dat de impact van dit product (model) voor de praktijk heel groot is. Deze nieuwe inzichten zullen ook verwerkt worden in de nieuwe druk van het boek (landelijk lesmateriaal diëtetiek opleidingen) dat is ontwikkeld (Neelemaat F, Ozturk H, Weijs P. Kritisch Redeneren in de Diëtetiek; bol.com). Het ontwikkelde model bleek door het maatwerk fors ingewikkelder dan vooraf ingeschat. Dit model kan echter in een web-based applicatie worden ingebouwd en de predictoren kunnen worden ingevoerd. Met deze applicatie kan bij elke diëtetiek (paramedische) stage en bij elke diëtist professional een scan worden gedaan op effectief handelen. Bij de studenten zal een relatie worden gelegd met het stagecijfer en bij de professionals met de effectieve behandeling na 9 maanden. Implementatie van de webbased applicatie in de eerstelijns diëtetiek praktijk zal meteen breed worden ingezet. Echter onderdeel van deze aanvraag is een interventie en controle groep, waarbij de interventie groep wel feedback krijgt op basis van de score en de controle groep niet. De snelle feedback (na het consult en niet pas na 9 maanden) is namelijk de sleutel tot succes. Top-up subsidie is nodig om voor het bestaande model een web-based tool te ontwikkelen en ontsluiting naar onderwijs en beroepspraktijk te bevorderen. Om in de toekomst goed gebruik van de tool door professionals, onderzoekers, studenten en docenten mogelijk te maken, is een geïntegreerde web-versie van de tool wenselijk waarin nieuwe updates eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. Tot slot kan met Top-up de tool beter ontsloten worden voor de praktijk en voor inzet in het onderwijs door het maken van enkele goede casus beschrijvingen en het presenteren van de tool door middel van bijvoorbeeld workshops. Door Top-Up op deze manier in te zetten krijgt de doorwerking van de resultaten van het RAAK-project een flinke extra impuls.