Factsheet voor professionals in het onderwijs en de jeugdhulp t.b.v. het bieden van ondersteuning bij de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Samenwerking met ouders is daarbij cruciaal. In het kader van het onderzoek Rondom het kind onderzochten we hoe de samenwerking tussen ouders, onderwijs- en jeugdhulpprofessionals kan worden verbeterd om passende ondersteuning te bieden aan kinderen en gezinnen.
Hoe kunnen we startende leraren zo goed mogelijk begeleiden? Samen met vijf schoolbesturen van het Partnerschap Utrecht-Amersfoort doen onderzoekers van het lectoraat Werken in Onderwijs (Hogeschool Utrecht) hier onderzoek naar. Doel van dit project is het in kaart brengen van werkende principes waarmee de begeleiding van startende leraren vormgegeven kan worden. Het gaat hierbij om studenten en starters in een lijn van initiële opleiding (pabo) tot en met de inductiefase (op een school). Met een dergelijke doorgaande begeleiding kunnen startende leraren zich ontwikkelen tot autonome professionals met plezier en voldoening in hun werk én kan het voortijdig en onnodig verlaten van starters worden teruggedrongen. In het kader van dit onderzoek is een visualisatie gemaakt van de werkende principes waarmee begeleiding op maat van studenten en starters in een doorgaande lijn vormgegeven kan worden.
In de hulp aan huishoudens met financiële problemen spelen vrijwilligers een steeds grotere rol. Daarmee geven zij invulling aan de met de Wmo beoogde civil society. Hoe is deze opkomst van de vrijwilliger te verklaren? Wat is zijn toegevoegde waarde? En wat zijn aandachtspunten voor vrijwilligersorganisaties?
In het project Netwerkondersteuning Dementie (februari 2015 – februari 2017) is een samenhangend aanbod van toepassingen en diensten ontwikkeld in de vorm van een digitaal platform voor mantelzorgers en zorgprofessionals die betrokken zijn bij de zorg voor mensen met dementie, opdat deze mensen langer en onder betere omstandigheden thuis kunnen blijven wonen. Het platform is samengesteld op basis van een behoefte inventarisatie bij mantelzorgers en zorgprofessionals van mensen met dementie. Het is een beveiligde omgeving met een aantal knoppen (cubes of apps), zoals ‘Info Dementie’, ‘Berichten’, ‘Videoconsult’ en ‘Zorgschrift’. De knoppen hebben verschillende functies, met name ter bevordering van communicatie en het delen van informatie. Het ontwikkelde platform is vervolgens in twee Limburgse regio’s op bruikbaarheid en haalbaarheid onderzocht door onderzoekers, docenten en studenten van Zuyd Hogeschool, in samenwerking met twee zorgorganisaties (MeanderGroep Zuid Limburg en Proteion) en vier technologie bedrijven. In de kleinschalige bruikbaarheidsstudie waren mantelzorgers en zorgprofessionals positief over de gebruiksvriendelijkheid van het platform. Daarnaast vond het merendeel van hen dat ze door het platform sneller, gemakkelijker en efficiënter met elkaar gingen communiceren. Vervolgens is de haalbaarheid van het platform getest met een groter aantal deelnemers. Ondanks de informatieverstrekking onder een groot publiek en via diverse kanalen, bleef belangstelling voor deelname echter achter bij de verwachtingen. Het platform blijft op verzoek van de deelnemers beschikbaar voor degenen die er mee willen (blijven) werken. De betrokken zorgorganisaties en bedrijven zijn aan het bekijken of en in welke vorm het platform verder ingevoerd gaat worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de knelpunten en uitdagingen die gedurende het project naar voren zijn gekomen, zoals afspraken over de regievoering over het platform, integrale en eenmalige registratie van zorggegevens, en meer en betere voorlichting over (technologische) hulpmiddelen bij dementie. Deze top up aanvraag biedt het consortium de gelegenheid om in te spelen op het laatstgenoemde knelpunt. Door hier een bijdrage aan te leveren wordt de duurzame doorwerking van projectresultaten naar de beroepspraktijk, patiënten en hun naasten, alsook het onderwijs, bevorderd. “De (potentiële) gebruikers van het platform zijn zich ondanks betrokkenheid bij het project toch nog onvoldoende bewust van de mogelijkheden van het platform, waardoor de kans om de zorg voor mensen met dementie te optimaliseren m.b.v. inzet van zorgtechnologie nog niet naar vermogen wordt benut”.
In de ouderenzorg vinden ingrijpende veranderingen plaats. De zorg zal veel meer en langer in de eigen thuisomgeving moeten gaan plaatsvinden. Ouderen en hun mantelzorgers (het informele netwerk) moeten meer taken zelf gaan vervullen en professionele zorg moet hier meer aanvullend op worden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de inrichting van de benodigde zorg en ondersteuning, zeker voor de sterk groeiende groep van ouderen met dementie waar complexe problematiek speelt. Zorg- en welzijnsprofessionals van drie Limburgse aanbieders van ouderenzorg (Sevagram, MeanderGroep en Proteion) willen het informele en professionele netwerk rond ouderen met dementie versterken en meer met elkaar verbinden om deze ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. Ze herkennen in toenemende mate de mogelijkheden van ondersteunende zorgtechnologie, maar weten nog onvoldoende welke toepassingen geschikt zijn en hoe ze het gebruik in hun dagelijkse werk kunnen integreren. In dit RAAK-project wordt daarom in nauwe samenwerking met professionals, mantelzorgers van dementerende ouderen en aanbieders van technologie gewerkt aan een samenhangend pakket van technologie en diensten dat de kracht en regie van het sociale netwerk van de dementerende ouderen ondersteunt en versterkt, en de samenwerking en coördinatie tussen professionals beter faciliteert. Er worden geen nieuwe technologische toepassingen ontwikkeld. De focus ligt op de integratie en implementatie van reeds beschikbare – eenvoudige en betaalbare – technologie, die afzonderlijk al wordt toegepast, zoals een ICT (wijk)platform voor communicatie, plannen van activiteiten en het inroepen van diensten, beeldcommunicatie, en eHealth modules ter ondersteuning van mantelzorgers en professionals. Dit leidt tot een geïntegreerd, flexibel en samenhangend ondersteuningspakket dat voldoet aan de wensen van de eindgebruikers en breed uitrolbaar is naar de praktijk. Naast de drie zorgaanbieders zijn een groot aantal andere partners vanuit het netwerk van het Expertisecentrum Innovatieve Zorg en Technologie – waaronder cliënten- en mantelzorgorganisaties, bedrijven die relevante technologie kunnen leveren en andere kennis- en onderwijscentra – actief betrokken bij dit project. Dit netwerk biedt een uitstekende basis voor commitment, kennisdeling, de vertaalslag van resultaten naar onderwijs en (bij)scholing, en de implementatie van het ondersteuningspakket in de dagelijkse praktijk. Dit pakket zal er toe bijdragen dat ouderen
Het afgelopen decennium is het aantal daklozen in Nederland verdubbeld tot ruim 36.000 in 2020. Deze mensen leven in een extreme vorm van bestaansonzekerheid, waarbij basale levensvoorwaarden als eten, drinken, toegang tot sanitair en een slaapplek niet vanzelfsprekend zijn. De bestaande aanpak van het daklozenvraagstuk – ook wel ‘housing first’ genoemd – richt zich op het vinden van opvang of reguliere woonruimte. De plek waar daklozen terecht kunnen voor tijdelijk onderdak en voor begeleiding – de Maatschappelijke Opvang (MO) – kent momenteel echter lange wachtlijsten. In grote steden moeten veel daklozen 1 tot 2 jaar wachten op opvang. Om daklozen toch de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoeken gemeenten, MO-organisaties en sociaal professionals naar aanvullingen op ‘housing first’ aanpak. Zo bieden MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem, in samenwerking met de gemeente, de uit de langdurige Geestelijke Gezondheidszorg afkomstige Resource-methode aan bij daklozen die op de wachtlijst staan voor opvang. Deze methode is gericht op het samen met de dakloze vormen van een steungroep van mensen uit het formele hulpverleningsnetwerk en informele deelnemers, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en (oud-)collega’s. Bij mensen die hulp krijgen vanuit de GGZ leidt het aanbieden van de Resource-methode tot een sterker sociaal netwerk en meer eigen regie. De vraag is nu of en hoe de methode werkt bij dak- en thuislozen, en welke kennis, vaardigheden, attituden en facilitering sociaal professionals in de MO nodig hebben om steungroepen te vormen en samen met de dakloze en de steungroep te werken aan de eigen regie van de dakloze. Dit is wat in dit onderzoeksproject, getiteld ‘Social Network First?’, wordt onderzocht.