In dit rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van een onderzoek naar ontwikkelwerkplaatsen die zijn geïnitieerd en uitgevoerd. Het onderzoek vond plaats in de periode januari 2019 - juni 2020 door onderzoekers van de lectoraten: Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Participatie Zorg en Ondersteuning en Jeugd van het Kenniscentrum Sociale Innovatie en met ondersteuning van het Lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek van de Hogeschool Utrecht. Het onderzoek is door al deze lectoraten uit eigen middelen gefinancierd. De aanleiding voor dit onderzoek was dat het moment zich ervoor leent samen met facilitators en onderzoekers van deze werkplaatsen terug te blikken en vooruit te kijken. De bedoeling ervan was niet alleen een evaluatie uit te voeren maar tevens te leren van deze ervaringen en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en onderbouwing van de ontwikkelwerkplaatsen als een succesformule voor praktijkonderzoek. Over het algemeen is namelijk de indruk dat de ontwikkelwerkplaatsen een krachtige stimulans vormen voor praktijkontwikkeling, maar het is nog niet zo eenvoudig aan te geven waardoor dit het geval is. Vragen die hiermee samenhangen zijn welke doelen worden nagestreefd en welke resultaten worden bereikt, wat werkzame elementen zijn en waarom ze in de ene situatie wel goed uitpakken en in een andere iets minder (zie Metz, 2020 voor een actueel en verhelderend overzicht van de stand van zaken).
DOCUMENT
Hoofdstuk 7 in Leren Transformeren. Transformatieleren komt niet uit de lucht vallen, maar heeft een lange geschiedenis in het sociale domein. Soms had dat te maken met nieuwe maatschappelijke situaties (na de Tweede Wereldoorlog, met de opkomst van de verzorgingsstaat en de mensweten¬schappen, of na de Koude Oorlog, met de opkomst van globalisering en het neoliberale marktdenken). In de Wmo-werkplaatsen is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de transformatie van praktijken in het sociale domein als gevolg van decentralisaties en nieuwe wetgeving. De kennis die zo ontstond vertaalden ze naar praktijk-, onderwijs- en wetenschapsontwikkeling. Dat laatste heeft geleid tot allerlei handelingstheorieën en -modellen. Dit hoofdstuk zet de belangrijkste principes van transformatieleren op een rij, als onderlegger voor verdere theorievorming. De drijfveer achter transformatieleren is hoop, bij voorbeeld op hoe het verkokerde sociale domein langs lijnen van integraal werken opnieuw ingericht kan worden. Maar ook door vrees. Er is het besef dat oude, vertrouwde manieren van leren niet voldoen, maar er is tegelijkertijd veel onzekerheid over hoe nu het beste gehandeld kan worden. Er zijn geen kant en klare oplossingen, ook niet in dit boek. De vrees is dat praktijken blijven hangen in een ‘double bind’-posi¬tie: deelnemers weten wel dat het op de oude wijze niet meer kan, maar het perspectief op een effectieve nieuwe benadering ontbreekt. Die situatie van onzeker weten kan er in het ergste geval voor zorgen dat men teruggrijpt op oude zekerheden waarvan men juist afstand wilde nemen.
DOCUMENT
Samenvatting Mensen met een beperking (psychiatrisch, verstandelijk, lichamelijk) wonen tegenwoordig vaker zelfstandig en doen voor hun ondersteuning daarom vaker een beroep op mensen in de buurt waar zij wonen. Dit betekent voor de professionele hulpverleners dat zij een steeds grotere taak krijgen in het versterken van het sociale netwerk van mensen met een beperking, en het (op deze wijze) bevorderen van inclusie in de buurt. In hun werk merken zorg- en welzijnsprofessionals op dat, soms relatief spontaan ingezette of kleine initiatieven succesvol kunnen zijn, maar soms ook niet. De professionals hebben wel ideeën over wat goed werkt en wat niet, maar dit is niet op één centrale plek vastgelegd, en daarbij soms onduidelijk en afhankelijk van de context. Zij vragen zich af hoe ze de informatie die ze elk hebben kunnen bundelen en tot meer inzicht kunnen komen in wat werkt, in welke situatie en in welke context. In het project wordt samengewerkt door de Hogeschool van Amsterdam (AKMI / Lectoraat Community Care), de Sociaal Werkopleidingen van de HvA, de Afdeling onderwijs, jeugd en zorg van de Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam, Cliëntenbelang Amsterdam, Centrum voor Cliëntervaringen (i.s.m. VuMcAmsterdam), De Regenbooggroep, Cordaan en Stichting Prisma. In dit onderzoek zullen drie verschillende buurtgerichte interventies worden getoetst aan de hand van de ‘what works’ principes (wwp). De interventies gericht op het bevorderen van de sociale inclusie van mensen met beperkingen in de buurt worden geëvalueerd door cliënten/ ervaringsdeskundigen, zorg- en welzijnsprofessionals en buurtbewoners. Voor dit onderzoek is gekozen voor ‘realis evaluation’, waarin niet het effect op zich wordt onderzocht, maar de werkzame elementen van een interventie. Belangrijke opbrengsten van het project zijn: 1) het determineren en beschrijven van werkzame elementen die leidend kunnen zijn voor het bedenken en/of beoordelen van initiatieven om de netwerken van mensen met een beperking in de buurt te versterken; 2) op basis daarvan een handreiking bieden voor professionals.
ntegrale Kindcentra bestaan in Nederland al een jaar of tien en deze ontwikkeling is niet te stoppen. De indruk is dat zowel kinderen als ouders en professionals een meerwaarde ervaren in het werken volgens de principes, uitgangspunten en bouwstenen van een IKC. Desalniettemin zijn deze ervaringen, en dan zeker vanuit ouders en kinderen, weinig systematisch onderzocht. Vandaar dat wij in dit onderzoek op zoek gaan naar de verhalen van ouders en kinderen over hun ervaringen in het leven en leren in het IKC. Door de verhalen van ouders en kinderen over hun tijd op het ICK krijgen we inzicht in de werkzame factoren van een IKC.
Dit promotieonderzoek richt zich op het domeinoverstijgend samenwerken aan wijkgerichte preventie en gezondheidsbevordering. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en druk op zorg en welzijn is er behoefte aan (handelings)kennis over hoe invulling te geven aan deze samenwerking en hoe bewoners hierbij te betrekken.Doel Het onderzoek heeft drie hoofddoelen: 1. Het verkrijgen van inzicht in de verschillende perspectieven op wijkgerichte samenwerking aan collectieve preventie en gezondheidsbevordering. 2. Het identificeren van werkzame principes en benodigde competenties voor wijkgerichte samenwerking en het betrekken van bewoners hierbij. 3. Het ontwikkelen van duurzame samenwerking voor wijkgerichte preventie in de deelnemende fieldlabs. Op basis hiervan wordt een werkwijze ontwikkeld voor het initiëren van regionale en landelijke systeemverandering. Resultaten Dit onderzoek is in september 2022 gestart. Na afronding vindt u hier een volledig overzicht van de resultaten. Looptijd 01 september 2022 - 01 september 2026 Aanpak Begonnen wordt met het inzichtelijk maken van denkpatronen in perspectieven op domeinoverstijgend samenwerken aan wijkgerichte preventie. Vervolgens zal binnen fieldlabs van PREVENT actieonderzoek gedaan worden naar het HOE van deze samenwerking. Begeleiding promotieonderzoek Het promotieonderzoek wordt begeleid door promotor prof. dr. Niek de Wit van Universiteit Utrecht, UMC-Julius Centrum, copromotor prof. dr. Katarina Jerković-Ćosić en copromotor Dr. Janna Bruijning. Vanuit de fieldlabs van PREVENT wordt samengewerkt met verschillende lectoraten.