Toen Richard Feynman verkondigde dat niemand quantummechanica begrijpt, maakte hij geen uitzondering voor onze leerlingen. Jaarlijks zien wij onze examenleerlingen en studenten worstelen met begrippen, zoals toestand en golffunctie, en zoeken naar een fysische interpretatie die beter aansluit bij hun belevingswereld. Daarbij komt natuurlijk het bekende gedachte-experiment aan bod: de kat van Schrödinger. Het probleem waarmee de leerlingen worstelen, is in zekere zin dan ook een filosofisch probleem: hoe hangen een theoretische beschrijving en de uitkomst van een meting met elkaar samen?
DOCUMENT
Wat vind je ervan dat biochemische kennis gebruikt wordt voor het ‘verbeteren’ van mensen? Met een raket naar Mars: nuttig of geldverspilling? Dit zijn grote vragen die maar moeilijk te beantwoorden zijn, zeker als iemand weinig achtergrondkennis heeft. In de cursus Horizonverbreding worden vier grote thema’s geïntegreerd behandeld: Big History, wetenschapsfilosofie, wetenschapsgeschiedenis en ethiek. Het achterliggende idee is dat er een wereld voor de leerlingen opengaat wanneer een docent deze verbanden kan leggen.
DOCUMENT
Eind vorig jaar promoveerde Frank van Eekeren op een proefschrift met als titel ‘De Waardenvolle Club’. Dat is een club die - ideaal gesproken - als dienstverlenende organisatie verschillende waarden creëert: sportieve, culturele, commerciële én publieke waarden. In de kern gaat de dissertatie van Van Eekeren over de vraag hoe voetbalorganisaties de creatie van publieke waarden kunnen besturen en organiseren. Daarbij valt te denken aan waarden als diversiteit, veiligheid, gelijkwaardigheid en maatschappelijke cohesie. In dit artikel wordt de wetenschapsvisie in deze dissertatie onderzocht.
LINK
Straatpolitiek laat het politieke engagement van jongeren zien, buiten het stemhokje en de politieke partijen om.
LINK
Het dilemma tussen inductief en deductief analyseren bestaat eigenlijk al sinds de wetenschapsfilosofie zichzelf als zodanig ontdekte. Dit dilemma is ook terug te vinden in de discussie over het wel of niet gebruiken van vakliteratuur bij de gefundeerde theoriebenadering, zoals in Kwalon 39 omschreven door Karsten en Tummers (2008). Ditzelfde thema speelt een rol in mijn promotieonderzoek, een internationale vergelijking van het werk van professionals in de sociale sector, waarin door middel van observaties in het veld het 'hoe en waarom' van de activiteiten van sociaal werkers in kaart wordt gebracht. In deze bijdrage laat ik zien hoe ik inductief en deductief analyseren heb toegepast bij de analyse van twee casussen en wat dit heeft opgeleverd.
DOCUMENT
Het Sint Pietersplein loopt over, de straten in Rome zijn niet langer begaanbaar, alle accommodaties in de wijde omtrek zijn volgeboekt, de hele wereld is vertegenwoordigd bij de uitvaartmis van de op 2 april 2005 gestorven paus Johannes Paulus II, die jong en oud, regeringsleiders en jan-van-de-straat weet te treffen. Een paus die de mogelijkheid van wereldeenheid zichtbaar maakt. Wat vindt deze Paus van de Europese Unie? Welke effecten heeft hij gehad op Europa? Allereerst iets over zijn persoon en zijn visie op mens en wereld.
DOCUMENT
Opvoeding, onderwijs, jeugdcriminaliteit – iedereen heeft er een mening over. Op feesten en partijen, in de politiek en in de media word je om de oren geslingerd met oneliners en verdraaide uitkomsten van empirisch onderzoek. Voorbij de oneliners Complexe pedagogische onderwerpen vragen om echte aandacht op basis van goede informatie. Inleiding in de pedagogiek laat studenten kennismaken met een groot aantal thema’s, basisbegrippen en stromingen uit de wetenschappelijke pedagogiek. Het geeft helder inzicht in en een brede blik op actuele, veelzijdige kwesties. Inhoud In dit tweede deel van Inleiding in de pedagogiek komen verschillende grondslagen en stromingen aan de orde. Van wetenschapsfilosofie tot rationalisme, van de positie van Kant tot fenomenologie, van taalfilosofie tot postmodernisme. Deze onderwerpen worden onder de loep genomen door toonaangevende experts verbonden aan universiteiten en hogescholen in Nederland en Vlaanderen. Uniek aan dit boek •Met bijdragen van toonaangevende auteurs uit Nederland en Vlaanderen •Verplichte literatuur voor 400 tot 450 tweedejaarsstudenten van Universiteit Gent en Universiteit Leuven •De voorganger, Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek, is zeer positief ontvangen Doelgroep •Masterstudenten pedagogiek en onderwijswetenschappen •Studenten pedagogiek (WO): pedagogische wetenschappen, onderwijskunde, orthopedagogiek, master speciaal onderwijs
DOCUMENT
De rode draad: In deze openbare les worden eerst twee dominante paradigmas, die binnen de opleidingen gehanteerd worden, geschetst. De ideeën van paradigma II worden aangevuld met het gedachtegoed van het sociaalconstructivisme en het postmodernisme. Vanuit dit kader worden de consequenties van deze ontwikkeling voor het opleiden van leraren bekeken. De ontwikkeling van een competentielandschap voor opleiders van leraren wordt vanuit een ecologisch perspectief (waarbinnen de intensieve samenhang tussen leerlingen, school, omgeving, opleidingsorganisatie en opleider verondersteld wordt) stap voor stap opgebouwd. Daarbij worden de invloeden van deellandschappen op deze ontwikkeling, de integratie van deze deellandschappen en de kernaspecten van dat competentielandschap stuk voor stuk besproken. Tot slot worden de grote lijnen van zon landschap (en niet de inhouden; die worden door opleiders en studenten geselecteerd) in termen van paradigma II geschilderd.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Sportverenigingen in Nederland dragen bij aan een gezonde leefstijl, sociale cohesie en inclusieve sportdeelname. Ondanks dat de sportparticipatie toeneemt, hebben de clubs het moeilijk om hun ledental op peil te houden. Diverse ontwikkelingen spelen daarbij een rol. De focus van het onderzoek in dit proefschrift richt zich op twee maatschappelijke ontwikkelingen, ‘individualisering’ en ‘digitalisering’. In zeven studies wordt antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen: 1) hoe het clubgevoel van leden van sportvereniging kan worden geconceptualiseerd in termen van definitie, voorspellers en opbrengsten en 2) hoe sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen bijdragen het ontwikkelen van het clubgevoel van leden? Die studies vormen samen een multimethode onderzoek. Resultaten laten zien dat clubgevoel verwijst naar de gevoelsband van leden met hun club op basis van participatie, relevantie en de sociale wereld van de club. Clubgevoel hangt samen met bindingsaspecten zoals de intentie om je in te zetten voor de club en te blijven. Sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen helpen om dit clubgevoel te ontwikkelen, bij voorkeur door de kanalen in te zetten voor informatie en interactie over de club, de sport en de leden. De online kanalen vormen samen de virtuele community van de vereniging die, afhankelijk van de aanpak door de club en de leden, verschillende verschijningvormen kan hebben. Met hun virtuele community bieden sportverenigingen, naast de accommodatie, ook een ónline ontmoetingsplek voor sport en andere activiteiten waarmee ze het clubgevoel onder hun leden kunnen bevorderen. Met dit proefschrift geeft Nanny Kuijsters inzichten voor de ontwikkeling van virtuele community’s voor verenigingen, professionals en geïnteresseerden in de georganiseerde sport.
DOCUMENT