In deze oratie wordt ingegaan op de problemen en paradoxen bij de versterking van de positie van wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Waarom is het belangrijk dat (alle) kinderen hiermee in aanraking komen? Welke invulling moet wetenschap en techniek krijgen willen we kinderen effectief 'oriënteren op de wereld', het centrale kerndoel in dit domein? Kunnen we leerkrachten hiertoe in staat stellen? Het basisonderwijs is niet gediend met de associatie van wetenschap en techniek met 'moeilijk, vies, gevaarlijk'. Daarom wordt vaak benadrukt dat wetenschap en techniek 'leuk' is. Maar: dit kan leiden tot een verwaarlozing van het leren. We willen leraren die een onderzoekende houding bij leerlingen kunnen stimuleren en ontwikkelen. Maar: op school domineren instruerende didactiek en kant en klare werkbladen. We willen leraren die niet terugschrikken voor een domein van enorme omvang en die zich willen blijven verdiepen. Maar: de pabo trekt overwegend studenten met talenten die niet op het cognitieve vlak liggen. We willen dat scholen meer tijd besteden aan wetenschap en techniek. Maar: de politiek fixeert zich eenzijdig op rekenen en taal, en er zijn geen standaarden voor wetenschap en techniek. In de oratie worden oplossingsrichtingen verkend, evenals de mogelijkheden die praktijk te veranderen. Daarbij gaat het om het versterken van kennisbasis en zelfvertrouwen van leraren en pabostudenten, uitwerking van de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren, curriculumontwikkeling voor de pabo en versterking van de samenwerking met scholen, ook via het concept 'opleiden in de school'. Integratie speelt een sleutelrol. Kunnen we wetenschap en techniek niet beter als opwaartse kracht voor al het onderwijs van de basisschool positioneren in plaats van als het zoveelste vakje?
De journalistiek heeft het de laatste jaren zwaar te verduren. De media, zo kan één van de kritiekpunten worden samengevat, kunnen onvoldoende uit de voeten met de ontzuilde multiculturele samenleving. In dit artikel wordt, na een inventarisatie van praktijken en onderzoeksgegevens, gesteld dat meer aandacht voor 'interculturele journalistiek' een goede zaak zou zijn. Maar wat is interculturele journalistiek precies? Wat is het méér dan journalistiek over de multiculturele samenleving? En waarom zou daarvan een positief effect verwacht mogen worden? Wat kunnen redacties en opleidingen in dit verband doen? Aan welke kwaliteitseisen zou een "intercultureel competente journalist" moeten voldoen?
Journalisten zijn afhankelijk van bronnen, de verschaffers van informatie over alle soorten van onderwerpen. Wat nieuws is hangt sterk af van de rol van de bronnen, want nieuws is niet zozeer gelegen in gebeurtenissen als wel in wat mensen ziggen over gebeurtenissen. Steeds vaker is nieuws ook het commentaar van mensen op elkaars uitingen en handelingen. Bronnen zijn, onverlet de autonomie van de journalist, in feite co-producenten van de inhoud van journalistieke media. Mede als gevolg van de sterke professionalisering van voorlichting en public relations is de invloed van niet-journalisten op het totstandkomen van journalistieke media-inhoud toegenomen. In deze communicatiewetenschappelijke studie krijgen bronnen eindelijk een volwaardige plaats in een denkmodel over journalistiek: de bron-georiknteerde benadering van journalistiek. Dit model nodigt uit tot een nieuwe kijk op 'journalistieke kwaliteit', waarin 'geloofwaardigheid', zowel van journalisten als van hun bronnen, een centrale plaats krijgt. Een van de manieren om de geloofwaardigheid van berichtgeving te bevorderen is duidelijk zijn over de bronnen van uitspraken en verhalen. Bij zes Nederlandse kranten is onderzocht of zij die duidelijkheid bieden. "Journalistiek als kwestie van bronnen" is interessant voor iedereen die nieuwsgierig is naar een alternatieve benadering van journalistiek met toepassingsmogelijkheden op het vraagstuk van 'journalistieke kwaliteit'.