BACKGROUND: Value-based healthcare (VBHC) is increasingly implemented in healthcare worldwide. Transparent measurement of the outcomes most important and relevant to patients is essential in VBHC, which is supported by a core set of most important quality indicators and outcomes. Therefore, the aim of this study was to develop a VBHC-burns core set for adult burn patients.METHODS: A three-round modified national Delphi study, including 44 outcomes and 24 quality indicators, was conducted to reach consensus among Dutch patients, burn care professionals and researchers. Items were rated on a nine-point Likert scale and selected if ≥ 70% in each group considered an item 'important'. Subsequently, instruments quantifying selected outcomes were identified based on a literature review and were chosen in a consensus meeting using recommendations from the Dutch consensus-based standard set and the Dutch Centre of Expertise on Health Disparities. Time assessment points were chosen to reflect the burn care and patient recovery process. Finally, the initial core set was evaluated in practice, leading to the adapted VBHC-burns core set.RESULTS: Twenty-seven patients, 63 burn care professionals and 23 researchers participated. Ten outcomes and four quality indicators were selected in the Delphi study, including the outcomes pain, wound healing, physical activity, self-care, independence, return to work, depression, itching, scar flexibility and return to school. Quality indicators included shared decision-making (SDM), the number of patients receiving aftercare, determination of burn depth, and assessment of active range of motion. After evaluation of its use in clinical practice, the core set included all items except SDM, which are assessed by 9 patient-reported outcome instruments or measured in clinical care. Assessment time points included are at discharge, 2 weeks, 3 months, 12 months after discharge and annually afterwards.CONCLUSION: A VBHC-burns core set was developed, consisting of outcomes and quality indicators that are important to burn patients and burn care professionals. The VBHC-burns core set is now systemically monitored and analysed in Dutch burn care to improve care and patient relevant outcomes. As improving burn care and patient relevant outcomes is important worldwide, the developed VBHC-burns core set could be inspiring for other countries.
Standard treatment for large burns is transplantation with meshed split skin autografts (SSGs). A disadvantage of this treatment is that healing is accompanied by scar formation. Application of autologous epidermal cells (keratinocytes and melanocytes) may be a suitable therapeutic alternative, since this may enhance wound closure and improve scar quality. A prospective, multicenter randomized clinical trial was performed in 40 adult patients with acute full thickness burns. On two comparable wound areas, conventional treatment with SSGs was compared to an experimental treatment consisting of SSGs in combination with cultured autologous epidermal cells (ECs) seeded in a collagen carrier. The primary outcome measure was wound closure after 5-7 days. Secondary outcomes were safety aspects and scar quality measured by graft take, scar score (POSAS), skin colorimeter (DermaSpectrometer) and elasticity (Cutometer). Wound epithelialization after 5-7 days was significantly better for the experimental treatment (71%) compared to the standard treatment (67%) (p = 0.034, Wilcoxon), whereas the take rates of the grafts were similar. No related adverse events were recorded. Scar quality was evaluated at 3 (n = 33) and 12 (n = 28) months. The POSAS of the observer after 3 and 12 months and of the patient after 12 months were significantly better for the experimental area. Improvements between 12% and 23% (p ≤ 0.010, Wilcoxon) were detected for redness, pigmentation, thickness, relief, and pliability. Melanin index at 3 and 12 months and erythema index at 12 months were closer to normal skin for the experimental treatment than for conventional treatment (p ≤ 0.025 paired samples t-test). Skin elasticity showed significantly higher elasticity (p = 0.030) in the experimental area at 3 months follow-up. We showed a safe application and significant improvements of wound healing and scar quality in burn patients after treatment with ECs versus SSGs only. The relevance of cultured autologous cells in treatment of extensive burns is supported by our current findings.
Een slecht genezende wond kan het onverwachte gevolg van zelfbeschadiging zijn. Dan lopen somatische en psychiatrische zorg ineens door elkaar. Voorkomen moet worden dat onbekendheid met het andere specialisme tot meer schade leidt. Aan de hand van een somatische casus wordt geschetst hoe dit proces kan verlopen. Het doel van dit artikel is de kwaliteit van zorg aan psychiatrische patiënten met een wond te optimaliseren. Wondbehandeling en psychiatrische zorg lijken moeilijk verenigbaar. Door de eigen specifieke gerichtheid op ofwel de somatische ofwel de psychiatrische zorg, is het voor een verpleegkundige lastig zich te verplaatsen in de problematiek van de patiënt als deze buiten het eigen aandachtsgebied valt. Door het ontbreken van kennis en vaardigheden lukt het niet altijd met de juiste professionele blik naar problematiek te kijken en adequaat te handelen. Ook leidt het gedrag van de patiënt met een psychiatrisch beeld en een wond vaak tot onbegrip bij de somatische hulpverleners en andersom leidt het bij de psychiatrisch hulpverleners vaak tot een onjuist behandelbeleid. Hierdoor bestaat het risico dat een wond bij een psychiatrische patiënt gemakkelijk tot complicaties leidt die de wondgenezing verstoren, waardoor er een slecht genezende wond is. Wonden bij psychiatrische patiënten die slecht genezen worden geassocieerd met zelfbeschadigend gedrag, wat kan leiden tot vooroordelen aan de kant van de somatische hulpverlener. Zowel de psychische als de fysieke littekens kunnen aanwezig blijven. Dit artikel heeft tot doel deze schade zoveel mogelijk te beperken door inzicht en handvatten te geven om de kwaliteit van zorg aan psychiatrische patiënten met een wond te optimaliseren en dit vanuit het brede somatische en psychiatrische perspectief te bekijken.
Een verstoorde vochtbalans en ondervoeding zijn veel voorkomende problemen bij patiënten in ziekenhuizen en behoren al jaren tot één van de belangrijkste uitdagingen in de dagelijkse zorgpraktijk. Een verstoorde vochtbalans zoals uitdroging of overhydratie heeft directe consequenties op het lichamelijk functioneren. De gevolgen van ondervoeding zijn in een veelheid van wetenschappelijk onderzoek beschreven: ondervoeding kan leiden tot vertraagde wondgenezing, verhoogde postoperatieve morbiditeit, verlengde ligduur en vroegtijdig overlijden. Tijdige behandeling van (dreigende) ondervoeding en klachten zoals kauw- en slikproblemen (dysfagie) leidt tot verbetering van voedings- en vochtinname, stabilisatie dan wel toename van het gewicht en spiermassa en een verbetering van kwaliteit van leven (fysiek, emotioneel en mentaal) in het ziekenhuis.In de praktijk blijkt dat de monitoring van de vocht- en voedingsinname voornamelijk een taak is die zorgprofessionals handmatig uitvoeren. Uit onderzoek onder zorgprofessionals in het Máxima MC blijkt dat deze monitoring middels vocht- en voedingslijsten arbeidsintensief, omslachtig, foutgevoelig en complex is. De lijsten worden slecht bijgehouden en raken soms kwijt, waardoor nadelige gevolgen voor de patiënt ontstaan. Tevens hebben patiënten en familieleden nauwelijks tot geen rol in de huidige werkwijze van de monitoring. Betrokkenheid van patiënten en hun naasten door monitoring in te passen in het eigen leven kan helpen om bewustwording te creëren over het belang van een goede voedings-en vochtinname. De wijze waarop monitoring plaatsvindt, vraagt om een persoonsgerichte benadering van monitoring waarin zorg-, leer- en werkrelaties en structuren voortdurend samen worden vormgegeven zodanig dat eigen regie en waardigheid van alle betrokkenen worden gerealiseerd.Het doel van dit project is de bijdrage te onderzoeken van innovaties aan persoonsgerichte monitoring van voeding en vocht.Dit doel willen we bereiken door het opzetten van praktijkgericht onderzoek, samen met de patiënt, diens omgeving en de betrokken zorgprofessionals (i.o), in Zorg Innovatie Centra (ZIC) in de Brainport regio waaronder het Maxima MC.
Een verstoorde vochtbalans en ondervoeding zijn veel voorkomende problemen bij patiënten in ziekenhuizen en behoren al jaren tot één van de belangrijkste uitdagingen in de dagelijkse zorgpraktijk. Een verstoorde vochtbalans zoals uitdroging of overhydratie heeft directe consequenties op het lichamelijk functioneren. De gevolgen van ondervoeding zijn in een veelheid van wetenschappelijk onderzoek beschreven: ondervoeding kan leiden tot vertraagde wondgenezing, verhoogde postoperatieve morbiditeit, verlengde ligduur en vroegtijdig overlijden. Tijdige behandeling van (dreigende) ondervoeding en klachten zoals kauw- en slikproblemen (dysfagie) leidt tot verbetering van voedings- en vochtinname, stabilisatie dan wel toename van het gewicht en spiermassa en een verbetering van kwaliteit van leven (fysiek, emotioneel en mentaal) in het ziekenhuis. In de praktijk blijkt dat de monitoring van de vocht- en voedingsinname voornamelijk een taak is die zorgprofessionals handmatig uitvoeren. Uit onderzoek onder zorgprofessionals in het Máxima MC blijkt dat deze monitoring middels vocht- en voedingslijsten arbeidsintensief, omslachtig, foutgevoelig en complex is. De lijsten worden slecht bijgehouden en raken soms kwijt, waardoor nadelige gevolgen voor de patiënt ontstaan. Tevens hebben patiënten en familieleden nauwelijks tot geen rol in de huidige werkwijze van de monitoring. Betrokkenheid van patiënten en hun naasten door monitoring in te passen in het eigen leven kan helpen om bewustwording te creëren over het belang van een goede voedings-en vochtinname. De wijze waarop monitoring plaatsvindt, vraagt om een persoonsgerichte benadering van monitoring waarin zorg-, leer- en werkomgevingen en structuren voortdurend samen worden vormgegeven zodanig dat eigen regie en waardigheid van alle betrokkenen worden gerealiseerd. Het doel van dit project is de bijdrage te onderzoeken van innovaties aan persoonsgerichte monitoring van voeding en vocht. Dit doel willen we bereiken door het opzetten van praktijkgericht onderzoek, samen met de patiënt, diens omgeving en de betrokken zorgprofessionals (i.o), in Zorg Innovatie Centra (ZIC) in de Brainport regio waaronder het Maxima MC.