Moet je het gebruik van Google Translate in de taalles verbieden of juist toelaten? In deze blog vertellen Marrit van de Guchte en Paul Halma (project DoeltaalDigitaal) over hun onderzoek naar het gebruik van vertaaltools in de les. Ze laten zien hoe het gebruik van vertaaltools, Quizlet en de activiteit chatten de woordenschat van leerlingen kan vergroten.
MULTIFILE
Leerlingen die in de mvt-les vaak in de doeltaal communiceren, beleven meer plezier aan het leren van de vreemde taal. Voor veel docenten van de Gooise Scholenfederatie (GSF) blijft het echter lastig om leerlingen in de les in de doeltaal met elkaar te laten communiceren. Hoewel digitale communicatiemiddelen, zoals audio/video-conferencing en tekstchat tegenwoordig een grote rol spelen in de communicatie tussen mensen wereldwijd, worden deze middelen nauwelijks ingezet om het doeltaalgebruik tussen leerlingen te vergroten. Onderzoek laat zien dat deze middelen zowel de hoeveelheid als kwaliteit van het doeltaalgebruik van leerlingen en daarnaast ook de motivatie voor het vak vergroten. Dit onderzoeksproject richt zich op het vergroten van kennis en vaardigheden van GSF- en andere mvt-docenten om audio-, video-, en tekstchat in te zetten om leerlingen in de doeltaal met elkaar te laten communiceren.Door middel van vier studies onderzochten PLG-docenten, voor zowel Engels (vmbo-BK, havo, vwo), als Duits (havo, vwo) de effecten van a) interactie in drie verschillende communicatiemodi op leerling output en affect en b) manieren om het taalverwervingsproces bij online interactie te ondersteunen door online feedback en de inzet vertaaltools en Quizlet. De vijfde studie richtte zich op de effectiviteit van PLG-deelname op de didactische ICT-bekwaamheid van docenten.Studie 1Het vergroten van doeltaalgebruik door synchrone online leerling-leerling interactie: Het effect van audio-, video-en tekstchat-interactie op leerling-output, zelfvertrouwen, plezier en de bereidheid van leerlingen om zich in de doeltaal te uiten.Studie 2Leerlingbetrokkenheid bij de uitvoer van online interactietaken. Hoe en in welke mate tonen vmbo-leerlingen betrokkenheid (‘engagement’) bij de uitvoer van online interactietaken bij het schoolvak Engels.Studie 3Het effect van online feedback, na audio-en tekstchat-interactie, op het correct gebruik van grammaticale structuren.Studie 4Het effect van vertaaltools en Quizlet, in combinatie met tekstchat-interactie, op productieve en receptieve woordenschatverwerving.Studie 5Welke elementen in de PLG’s van Doeltaal Digitaal hebben volgens de deelnemende docenten bijgedragen aan hun didactische ICT-bekwaamheid (kennis, vaardigheden en attitude)?
MULTIFILE
Als docent Duits was Paul Halma betrokken bij het driejarige NRO-onderzoek Doeltaal Digitaal. In dit onderzoek leidde hij verschillende professionele leergemeenschappen waarin talendocenten van meerdere scholen werden getraind chattaken te ontwerpen en uit te voeren in de klas. In deze blog beschrijft hij hoe hij een chattaak uitvoert in een 2de klas havo/vwo.
LINK
Eén van de zeven pijlers van de Vensterschool is “binnen- en buitenschoolse activiteiten”. Daarin trachten Vensterschoolpartners een aanbod te bieden dat op elkaar is afgestemd en samenhang vertoont. Dit lijkt vaak (nog) niet het geval, wat o.a. te maken heeft met het feit dat het aanbod onvoldoende in samenspraak wordt ontwikkeld. Pas wanneer de betrokkenen professionals ten diepste overtuigd zijn van de doelen van de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren, zullen zij de voetangels en klemmen die met die verbinding gepaard gaan uit de weg willen en kunnen ruimen. De fundamentele vraag is WAAROM en vooral WAARTOE?De overwegingen en drijfveren van het project zijn: Betekenisvol leren beklijft bij kinderen beter dan puur schools leren. Talentenontwikkeling. We weten niet precies welke beroepen en functies we als maatschappij in de toekomst nodig hebben, maar we weten wel dat we mensen nodig hebben met creativiteit, die kritisch kunnen denken, samen kunnen werken en ondernemend zijn. Een school kan de volledige ‘Bildung’ van kinderen niet alleen aan. Een brede school is dan ook een school die beseft het niet alleen te kunnen.De werkgroep “binnen- en buitenschools leren” heeft als doelen geformuleerd;1. (Delen van) het buitenschoolse aanbod meer (dan nu het geval is) in samenhang te ontwikkelen met het binnenschoolse;2. (delen van) het buitenschoolse aanbod beter te laten aansluiten bij de (ontwikkelings)behoeften van de kinderen in de wijk op basis van wensen en ervaringen van professionals, ouders en kinderen zelf;3. verschillende groepen kinderen beter toe te leiden naar het naschoolse aanbod.De werkgroep heeft het volgende gerealiseerd: Een criterialijst t.b.v. de ontwikkeling van “ideale” geïntegreerde activiteiten. ‘Lente’, een geïntegreerde activiteit voor de onderbouw. Een “eigen” ruimte inrichten: een activiteit om aan te sluiten bij de leefwereld van bovenbouwkinderen. Kinderpersbureau: de activiteit is verbeterd op de activiteitenladder opgenomen en er is onderzoek gedaan naar de veronderstelde communicatie- en samenwerkingsproblemen. Een activiteit voor groep 5/6 op basis van een behoeftepeiling. Een activiteit (i.s.m. de werkgroep 10-14-jaar) waarbij kinderen aan de hand van zelf vervaardigde filmpjes bewust werden gemaakt van verschillende vormen van risicogedrag. Een korte promotiefilm over de werking van de ladder t.b.v. ouders die minder makkelijk zijn aan te spreken met schriftelijke voorlichting (via de ladder). Alle activiteiten zijn zowel wat betreft product als proces geëvalueerd en er is gekeken naar de continueringsmogelijkheden. Voor de ontwikkeling van binnen- en buitenschoolse activiteiten zijn succesfactoren geformuleerd.
DOCUMENT
Deze publicatie van The British Council richt zich op innovatieve onderwijspraktijken in initiële lerarenopleidingen voor docenten Engels over de hele wereld. Elk van de 14 hoofdstukken is geschreven door een andere lerarenopleider die vanuit een geheel eigen context zijn of haar innovatie toelicht. In mijn bijdrage Beyond Theory and Practice: Introducing Praxis in Pre-Service Language Teacher Education (hoofdstuk 13) beschrijf ik een deel van de eerstejaars module Language Learning & Teaching 1 die ik in 2011-2012 voor de opleiding IDEE heb ontwikkeld. Steeds weer blijkt dat het voor studenten enorm ingewikkeld is om theorie en praktijk met elkaar te verbinden. Studenten zien slechts een beperkte relevantie van theorie voor hun lespraktijk of vinden het moeilijk deze theorie toe te passen in diezelfde lespraktijk. Zij rapporteren een gebrek aan (voor)beelden die een dergelijke integratie illustreren. Studenten spenderen veel uren aan het observeren van ervaren docenten, maar richten zich hierbij niet vanzelf op de beweegredenen van de docent. Zij weten wel wat docenten doen, maar komen niet te weten waarom docenten dit doen. Dit hindert hen in het ontwikkelen van een meer theoretisch begrip van het onderwijs. Studenten kijken veel, maar zien weinig. In dit hoofdstuk beschrijf ik de aanpak die ik gehanteerd heb om studenten te leren observeren en interpreteren met gebruikmaking van een theoretisch kader. Ik beschrijf en illustreer het ontwerp met voorbeelden uit mijn lespraktijk. Kort gezegd, hebben de studenten op basis van verzameld video materiaal in een reeks van drie maal twee lessen geleerd om op een specifieke manier een lesobservatie uit te voeren. De lessen van en gesprekken met docenten betroffen achtereenvolgens leesvaardigheid, spreekvaardigheid en woordenschatverwerving en beslaan de volgende stappen. Voorts evalueer ik de opbrengst van deze interventie. Ik maak daarbij onderscheid tussen het effect op de attitude en het vermogen van studenten om taallessen te duiden vanuit een theoretisch kader. Op beide aspecten heeft de module een positief effect gehad: studenten rapporteren een hogere bereidheid om nieuwe ideeën over leren en doceren te omarmen; zij zijn zich meer bewust van hun eigen ideeën over taalonderwijs en hebben meer inzicht gekregen in de ideeën van de docenten met wie zij samenwerken op stage. Hun kritisch denkvermogen is verder ontwikkeld en een behoorlijk aantal studenten aan het einde van de module een duidelijk onderscheid maakt tussen de rol van een docent en de rol van een taaldocent. Studenten blijken aan het einde van de module goed in staat om taallessen te duiden en zijn zich ook bewust van dit vermogen. Wat ten grondslag ligt aan het succes van deze aanpak is dat praktijkvoorbeelden als startpunt van het leerproces worden gebruikt en dat theoretische kennis ingezet wordt om deze praktijkvoorbeelden te doorgronden. Hierbij blijkt het van groot belang dat studenten eerst hun eigen ideeën over het bestudeerde onderwerp kunnen expliciteren, alvorens kennis te maken met theoretische modellen. De rol van de docent ervaren zij hierin als leidend: het is de docent die studenten laat zien wat er te observeren is in een les, hoe ze deze observaties kritisch kunnen bevragen en hoe ze theorie kunnen gebruiken om tot een interpretatie van het geobserveerde te komen. Studenten geven aan dat zij het meeste geleerd hebben van het praten over hun observaties, maar tonen tegelijkertijd terughoudendheid om dit ook te doen met hun werkbegeleiders. Hieraan ten grondslag ligt de angst dat scholen een kritische toon niet op prijs zullen stellen. Het hoofdstuk sluit dan ook af met een pleidooi voor het opzetten van Communities of Practice, zodat speerpunten in het opleidingsprogramma meer gezamenlijk gedragen wordt door werkbegeleiders en docentenopleiders. Voorwerk voor het opzetten van dergelijke vaknetwerken wordt momenteel uitgevoerd door mede-onderzoeker en -opleider Liz Dale
DOCUMENT
In een multiculturele groep is elke docent een taaldocent, welk vak hij ook verzorgt. Deze uitspraak hoor je op steeds meer scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Nieuwe leerstof bespreken en de ontwikkeling van nieuwe competenties begeleiden impliceert immers dat docenten en leerlingen begrippen en verbanden in taal onderling verhelderen. Maar niet elke vakdocent is zomaar een goede taaldocent: dit vergt een omslag in de didactiek die niet vanzelf gaat. Deze publicatie bevat het verslag van het onderzoek dat Annelies Riteco uitvoerde in een ROC. Zij beschrijft aan de hand van lesobservaties en interviews twee verschillende docenten en hun opvattingen over taal, leerprocessen en hun eigen rol daarin. De beschrijvingen leveren aanknopingspunten voor gerichte professionalisering en opleiding.
DOCUMENT
De docenten zijn de pilot gestart met de vraag: We willen iets met taal in het nieuwe leren, maar we weten niet wat en hoe. Boven de waterlijn is de taalvaardigheid van de studenten zichtbaar. Maar onder de waterlijn, dus niet direct waarneembaar, zijn andere factoren aan het werk die van grote invloed zijn op het leerproces en de ontwikkeling van studenten. Aandacht voor taalverwerving prikkelt docenten na te denken over hun rol in het leerproces van studenten. Wellicht een kijkje onder water?
DOCUMENT
Deze inventarisatiestudie laat zien hoe mbo-docenten Nederlands en Engels denken en rapporteren over hun handelen ten aanzien van het erkennen en benutten van meertalige competenties voor studie en beroep. Met betrekking tot studie laten de resultaten zien dat docenten twijfelen aan de voordelen van meertaligheid en liever geen andere talen dan het Nederlands of Engels laten gebruiken in de klas. Met betrekking tot beroep wordt duidelijk dat docenten aangeven veel taaloefening te bieden in beroepssituaties, maar niet in meertalige beroepssituaties. Met name bij het oefenen met mediërende strategieën en Engels als lingua franca verschillen de opvattingen en gerapporteerde praktijken van docenten Nederlands en Engels van elkaar.
MULTIFILE
Aan integratie van taal- en zaakvakonderwijs wordt in opleidingen en op basisscholen gewerkt. We zien dan de meerwaarde die deze didactiek kan hebben. Maar wat is er nu nodig om leerkrachten te helpen ontdekken hoe die samenhang van taal en leren ligt en welke rol zij daarin kunnen nemen? Gerda Swank beschrijft in dit onderzoeksverslag hoe zij met twee leerkrachten de stap naar taalgericht vakonderwijs zette. Duidelijk komt hierin naar voren welke kracht het bekijken van videobeelden van samenwerkende kinderen heeft en hoe leerzaam het is om zelf al pratend na te denken over je eigen onderwijs.
DOCUMENT