Automutilatie vertrekt vanuit een noodsituatie. Het is een poging tot evacuatie van ondraaglijke inhouden, tot vermindering van onnoembare spanningen, tot non-verbale communicatie… Het is vaak een vorm van zich behelpen zonder appel op of tussenkomst van de ander en gaat dan gepaard met verstomming, zwijgen of verzwijgen. Daden nemen de plaats in van woorden. Hier en daar kan automutilatie evolueren tot een soort verslaving of addictie, die in een spielerei wel eens met één d geschreven wordt: a-dictie. Zonder spreken. Binnen de hulpverlening is het in elk geval van het grootste belang een professionele houding en inzet te bewaren tegenover dit soms traumatiserend verschijnsel. Het is geen sinecure om de neiging tot reageren vanuit diverse negatieve gevoelens door te denken, te verteren en te bevatten. Automutilatie is een uiterst gevoelig en complex thema dat menig GGZ-werker voor bijzondere uitdagingen plaatst. Conform het profiel van deze boekenreeks wordt een en ander vanuit diverse theoretische en klinische perspectieven belicht. Zo wordt gezorgd voor meerdere kaarten die er hopelijk (nu eens naast, dan weer op elkaar) toe bijdragen een duister en onherbergzaam gebied te helpen ontsluiten.
MULTIFILE
Het MMAGazine is een 160 pagina’s tellende publicatie waarin zelfbeschadiging belicht wordt vanuit wetenschap, ervaringskennis, kunst en lifestyle. Er is concreet trainingsmateriaal in de vorm van een CD en uitsprakenkaarten in opgenomen. Deze zijn gebaseerd op enkele kunstwerken van de expositie Met mij alles goed: Van litteken naar taal. Aan bod komt o.m. wetenschappelijk onderzoek naar het effect van de trainingen van het project ‘Met mij alles goed: Van litteken naar taal’, dat van 2009 – 2011 langs tien ggz-instellingen is gereisd. Het MMAGazine is ontwikkeld door de Landelijke Stichting Zelfbeschadiging in samenwerking met het lectoraat ggz-verpleegkunde van Hogeschool Inholland.
DOCUMENT
Achtergrond: Zelfbeschadigend gedrag door forensisch psychiatrische patiënten maakt vaak grote indruk op alle betrokkenen en is een belangrijke voorspeller voor geweld naar anderen tijdens de behandeling. Doel: Beschrijven van incidenten van zelfbeschadiging door patiënten die opgenomen zijn in de forensische psychiatrie. Methode: Alle geregistreerde incidenten van zelfbeschadiging tijdens behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum tussen 2008 en 2019 werden geanalyseerd en gecodeerd wat betreft ernst met de MOAS+. Resultaten: In de periode 2008-2019 werden in totaal 299 incidenten van zelfbeschadiging geregistreerd, gepleegd door 106 patiënten. De meerderheid van de incidenten (87,6%) betrof zelfbeschadigend gedrag zonder suïcidale intentie. De meest toegepaste methoden waren zichzelf snijden met glas, gebroken servies of een (scheer)mes en het inslikken van gevaarlijke vloeistoffen of voorwerpen. Er waren 10 suïcides, nagenoeg alle middels verhanging met een touw of riem. De meerderheid van de incidenten werd als sterk of extreem ernstig gescoord op de MOAS+. Vrouwelijke patiënten hadden gemiddeld drie keer zoveel incidenten als mannelijke patiënten. Conclusie: Incidenten van zelfbeschadiging komen regelmatig voor in de forensische psychiatrie en zijn doorgaans ernstig van aard. Meer onderzoek naar de invloed op betrokkenen en getuigen, motieven en aanleidingen voor het zelfbeschadigende gedrag en effectieve behandeling hiervan is noodzakelijk.
DOCUMENT
Een slecht genezende wond kan het onverwachte gevolg van zelfbeschadiging zijn. Dan lopen somatische en psychiatrische zorg ineens door elkaar. Voorkomen moet worden dat onbekendheid met het andere specialisme tot meer schade leidt. Aan de hand van een somatische casus wordt geschetst hoe dit proces kan verlopen. Het doel van dit artikel is de kwaliteit van zorg aan psychiatrische patiënten met een wond te optimaliseren. Wondbehandeling en psychiatrische zorg lijken moeilijk verenigbaar. Door de eigen specifieke gerichtheid op ofwel de somatische ofwel de psychiatrische zorg, is het voor een verpleegkundige lastig zich te verplaatsen in de problematiek van de patiënt als deze buiten het eigen aandachtsgebied valt. Door het ontbreken van kennis en vaardigheden lukt het niet altijd met de juiste professionele blik naar problematiek te kijken en adequaat te handelen. Ook leidt het gedrag van de patiënt met een psychiatrisch beeld en een wond vaak tot onbegrip bij de somatische hulpverleners en andersom leidt het bij de psychiatrisch hulpverleners vaak tot een onjuist behandelbeleid. Hierdoor bestaat het risico dat een wond bij een psychiatrische patiënt gemakkelijk tot complicaties leidt die de wondgenezing verstoren, waardoor er een slecht genezende wond is. Wonden bij psychiatrische patiënten die slecht genezen worden geassocieerd met zelfbeschadigend gedrag, wat kan leiden tot vooroordelen aan de kant van de somatische hulpverlener. Zowel de psychische als de fysieke littekens kunnen aanwezig blijven. Dit artikel heeft tot doel deze schade zoveel mogelijk te beperken door inzicht en handvatten te geven om de kwaliteit van zorg aan psychiatrische patiënten met een wond te optimaliseren en dit vanuit het brede somatische en psychiatrische perspectief te bekijken.
DOCUMENT
Nienke Kool geïnterviewd door AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland) . Zie link voor het persbericht
DOCUMENT
Veel forensisch professionals krijgen tijdens hun werk te maken met ingrijpende gebeurtenissen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor hun psychische gezondheid. Dit kan om gedrag van cliënten gaan, zoals agressie of zelfbeschadiging, maar ook om conflicten tussen collega’s, het gevoel je steeds te moeten bewijzen, een hoge werkdruk en een bureaucratische organisatie. Andersom kunnen steun vanuit collega’s, een transparante en open cultuur en een helder beleid omtrent preventie en bieden van nazorg de veerkracht van professionals juist vergroten. Organisaties kunnen dus veel doen om ervoor te zorgen dat medewerkers zo goed en prettig mogelijk hun werk kunnen doen. In deze bijdrage gaan we dieper in op de eerste uren na een ingrijpende gebeurtenis, meer specifiek na het plaatsvinden van een potentieel traumatisch incident. Welke nazorg is in deze fase wenselijk? We bespreken dit aan de hand van actuele richtlijnen voor nazorg, recente wetenschappelijke ontwikkelingen en ervaringen in de praktijk. Zo laten recente studies zien dat het spelen van een computerspelletje zoals Tetris in de eerste uren na het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis ervoor kan zorgen dat mensen minder herbelevingen ervaren. Op grond van deze inzichten heeft het bedrijfsopvangteam (BOT) van De Forensische Zorgspecialisten als aanvulling op het bestaande preventie- en nazorgbeleid een koffertje ontwikkeld met hulpmiddelen en adviezen voor opvang in de eerste uren na een incident, waaronder een Tetris-spelletje. In dit artikel beschrijven we de eerste ervaringen met dit BOT-koffertje en geven we tips voor de praktijk.
DOCUMENT
Het pakket bestaat uit twee delen: Deel A: Het achtergronddocument: hierin worden u allerlei theoretische en procedurele gegevens aangereikt die van belang zijn om goed met het interventiepakket te kunnen werken. Deel B: Het werkboek: dit werkboek biedt u praktische ondersteuning om in samenwerking met de patiënt effectief met het zelfverwondende gedrag om te gaan. Het werkboek kan als WORD-document digitaal worden opgeslagen. Denkt u hierbij vanzelfsprekend aan de privacybescherming van de patiënt. Bij het werkboek behoren een aantal bijlagen.
MULTIFILE
Achtergrond Het is bekend dat gestructureerde instrumenten voor taxatie van het kortetermijnrisico bijdragen aan het voorspellen van fysiek agressief gedrag bij patiënten in de acute psychiatrie. Doel Onderzoeken of de Brøset Violence Checklist (BVC), een instrument voor de inschatting van fysieke agressie op korte termijn, kan bijdragen aan het voorspellen van fysieke agressie-incidenten binnen de forensische psychiatrie en onderzoeken hoe het gebruik van de BVC wordt ervaren. Methode Tweemaal per 24 uur op min of meer vaste momenten werd voor alle patiënten die in 2019 verbleven op een crisisafdeling binnen een forensisch psychiatrisch centrum een BVC-score geregistreerd. De totaalscores van de BVC werden vervolgens gerelateerd aan fysieke agressie-incidenten. Daarnaast werden focusgroepen en interviews gehouden met sociotherapeuten om de ervaringen met het gebruik van de BVC te onderzoeken. Resultaten Uit de analyse kwam een significante voorspellende waarde van de BVC-totaalscore naar voren (AUC = 0,69; p < 0,01). Bovendien ervoeren de sociotherapeuten de BVC als gebruikersvriendelijk en weinig tijdsintensief. Conclusie De BVC heeft toegevoegde waarde voor de forensische psychiatrie. Dit geldt met name voor patiënten bij wie de primaire diagnose géén persoonlijkheidsstoornis betreft.
DOCUMENT
De publicatielijst bevat alle publicaties waar Berno van Meijel aan bijgedragen heeft
DOCUMENT