Achtergrond: Patiënten met verslavingsproblematiek ervaren vaak zelfstigma. Steun van de omgeving lijkt zelfstigma te verminderen, maar nog weinig is bekend over de relatie met ervaren en gewenste sociale steun.Doel: Zicht krijgen op de samenhang tussen ervaren sociale steun, gewenste sociale steun en zelfstigma bij patiënten met verslavingsproblematiek en te onderzoeken of de ernst van de verslaving hierin een rol speelt. Methode: 83 ambulante patiënten met verslavingsproblematiek vulden de Sociale Steun Lijst in en de Internalized Stigma of Mental Illness scale.Resultaten: Pearson correlaties toonden verbanden tussen gewenstheid van sociale steun, ervaren sociale steun en zelfstigma, maar een multipele regressie liet alleen een verband zien tussen gewenstheid van sociale steun en zelfstigma. Het belang van gewenstheid van sociale steun werd ook gevonden bij patiënten met een lage verslavingsernst, maar bij patiënten met een ernstige verslaving werd juist een verband gevonden met de ervaren sociale steun.Conclusie: Gewenste sociale steun lijkt meer van belang te zijn voor zelfstigma dan de ervaren sociale steun. Bij mensen met een ernstige verslaving lijkt ervaren sociale steun echter belangrijker te zijn.
DOCUMENT
Vierdejaarsstudenten van de HU-opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH, inmiddels Social Work) krijgen voor hun afstuderen de opdracht een artikel te schrijven over een zelfgekozen onderwerp. De vierdejaars van deze opleidingen dongen in 2018 opnieuw mee naar prijzen voor het beste artikel. De winnaar van de Topartikelenwedstrijd 2018 is: Roy Leunen met zijn artikel ‘Help, ik word hulpverlener’. Roy schijft een artikel over peer-support voor aankomend Sociaal Werkers. Hij beschrijft de groeiende aandacht, zowel nationaal als internationaal, voor de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGZ en aangrenzende werkvelden. Hij verwijst naar onderzoeken van zowel Hogeschool Utrecht als Hogeschool Windesheim waaruit blijkt dat twee derde van de studenten van sociale opleidingen persoonlijk of via een naaste, ervaringen heeft met psychiatrie, verslaving of andere problematiek. Deze ervaringen kunnen een bron van kracht en kennis zijn, betoogt Roy. Hij ziet binnen het onderwijs de aandacht voor ervaringskennis van aankomend professionals weliswaar toenemen, maar wijst erop dat het niet eenvoudig is om ruimte te creëren voor het bespreekbaar maken van persoonlijke ervaringen door studenten. Zelfstigma kan daar een rol bij spelen. Hij benadrukt daarom het belang van de introductie van peer-supportgroepen. Peer-supportgroepen zouden ook kunnen bijdragen aan het verlagen van psychische druk die studenten ondervinden, door de confrontatie met hun eigen ervaringen binnen hun opleiding en stage.
DOCUMENT
Het gebruik van ervaringskennis onder behandelaren in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is een opkomend fenomeen. Een significant percentage van alle ggz-professionals heeft zélf te maken gehad met psychische ontregeling. Studies suggereren uiteenlopende percentages in de groep ggz-professionals, variërend van 45 procent tot zeventig procent, wat hoger is dan gemiddeld genomen in de beroepsbevolking. Velen voelen zich juist ook om deze reden aangetrokken tot het hulpverlenerschap, hoewel slechts een minderheid expliciet gebruikmaakt van deze kennis. In opleidingen en nascholingen werd oorspronkelijk ruim aandacht besteed aan de risico’s van zelfonthulling. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het klimaat tijdens leertherapie en intervisies niet altijd veilig genoeg is om persoonlijke ervaringen met ontwrichting bespreekbaar te maken. Als dit wel het geval is, dan ligt de nadruk op het inzichtelijk krijgen van de eigen problematiek zodanig dat deze niet interfereert met toekomstig cliëntcontact. Hiermee wordt vaak uitgegaan van een mogelijk negatieve invloed van ervaringskennis. Eenmaal werkzaam in de ggz is het eveneens niet vanzelfsprekend om er openlijk over te spreken met collega’s en is er regelmatig sprake van (zelf-)stigma. Er bestaan namelijk nog veel misvattingen over het gebruik van ervaringskennis en -deskundigheid, voornamelijk voortkomend uit de psychoanalyse, zoals het idee dat het schadelijk zou zijn voor cliënten. Ggz-professionals hebben de neiging zich te verschuilen achter hun professionele identiteit, met vaak weinig ruimte voor persoonlijke aspecten. Daarbij komt dat er een trend is om in toenemende mate de interventie boven de relatie te prevaleren. Terwijl het belang van ervaringskennis in behandelingen internationaal en ook in Nederland steeds meer wordt erkend, raken psychotherapeuten op achterstand. Beroepsorganisaties als het Royal Australian and New Zealand College of Psychiatrists en de British Psychological Society benadrukken juist dat persoonlijke ervaringen een essentiële rol kunnen spelen bij het verminderen van stigma. In Nederland heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie onlangs kenbaar gemaakt dit als een positieve ontwikkeling te zien. In Nederland is tevens een kwaliteitsstandaard en zorgstandaard voor het gebruik van ervaringsdeskundigheid en worden ervaringsdeskundigen steeds meer gewaardeerd vanwege hun unieke bijdragen. Terwijl dus steeds meer ex-cliënten worden opgeleid om hun ervaringen met psychische problemen en herstel in te zetten om anderen te helpen, wordt het psychologen nog steeds afgeleerd om open te zijn over hun persoonlijke verleden. Zodoende startte in 2019 een promotieonderzoek naar het gebruik van ervaringsdeskundigheid onder ggz-professionals. Gedurende ruim vier jaar werd kwalitatief en participatief onderzoek uitgevoerd bij vier zorgorganisaties. Naast een literatuurstudie werd er ook praktijkgericht samengewerkt met cliënten, ervaringsdeskundigen, professionals, bestuurders en managers. Een belangrijke vraag hierin was: ‘Wat levert professionele ervaringskennis binnen een therapeutische setting op en hoe kan dit door ggz-professionals worden ingezet?’
DOCUMENT
Wat moeten de buren nou met die buurvrouw die schichtig achter de voordeur verdwijnt als zij wordt aangesproken op haar geschreeuw ’s nachts? Utrechts onderzoek moet uitwijzen of de ervaringenmet gemengd wonen handvatten kunnen bieden voor de omgang tussen ‘gewone’ en ‘andere’ buren. De voortekenen zijn positief. De overheid wil mensen met een verstandelijke beperking of met psychiatrische problematiek die in instellingen verblijven voortaan in stadswijken huisvesten. Ook wil ze de groeiende dak- en thuisloosheid terugdringen. Maar waar laat ze al die kwetsbare mensen? In wijken met veel sociale woningbouw? Daar is de druk op de leefbaarheidsproblemen toch al te groot (Leidelmeijer e.a. 2020).
DOCUMENT
Uitermate kritisch zijn de Amsterdamse sociologen onder aanvoering van Jan Willem Duyvendak en Evelien Tonkens over de participatiemaatschappij, die ‘van bovenaf’ wordt opgelegd. Maar Doortje Kal vindt dat ze daarmee over het hoofd zien dat het ook om een beweging ‘van onderop’ gaat.
DOCUMENT
Het verzuim en de instroom in de WIA als gevolg van een psychische aandoening zijn hoog. Dat komt niet alleen door de aandoening, maar ook doordat werknemers met een psychische aandoening daar vaak niet open over durven te zijn. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat collega’s en leidinggevenden hen buitensluiten of dat ze hun baan verliezen, als bekend wordt wat er aan de hand is. Deze angst is terecht want er bestaan veel vooroordelen over werken met een psychische aandoening en er is sprake van stigmatisering. Het gevolg van niet-open erover zijn is echter dat de werkgever er ook geen rekening mee kan houden. Veel medewerkers met een psychische aandoening staan er daardoor alleen voor, lopen op hun tenen of gaan onderpresteren. Eventuele klachten worden daardoor erger. Werkgevers en HR-professionals kunnen daar wat aan doen. In dit artikel bespreken Aukje Smit, Dorien Verhoeven en Tinka van Vuuren de vooroordelen, de benodigde maatregelen en de strategieën om werkgevers (en dus ook HR-professionals) in beweging te krijgen aan de hand van een literatuuronderzoek naar stigmatisering van werkenden met een psychische aandoening
DOCUMENT
In de uitnodiging voor deze les wordt de vraag opgeworpen wat kwartiermaken betekent voor de opleiding tot sociale professional in tijden van materiële en morele onzekerheid. Zygmunt Bauman (2011) spreekt over vloeibare tijden waarin zowel instituties als het individuele leven vloeibaar, dat wil zeggen onzeker zijn. Dat leidt tot enerzijds desintegratie van het sociale leven en een teloorgang van bestaande instituties van collectief handelen. Van de mens wordt gevraagd flexibel te zijn en zich aan te passen aan de snelheid waarmee het bestaande vervloeit. Daarmee creëren deze vloeibare tijden hun eigen vreemdelingen; hun eigen harde grenzen tussen binnenstaanders en buitenstaanders (Schinkel, 2011). In het slothoofdstuk Utopia in een tijd van onzekerheid geeft Bauman ons als het ware de opdracht mee om te identificeren wie en wat die harde grenzen doen voortbestaan en om ruimte te geven aan tegenkrachten: de vreemdelingen en buitenstaanders en hun bondgenoten. Om hen te helpen om de druk om te aanvaarden zoals het is, te weerstaan. Na een persoonlijke inleiding introduceer ik in het navolgende kwartiermaken als een praktijk waarin wordt geprobeerd maatschappelijke contexten van bedoelde en onbedoelde uitsluiting te beïnvloeden. Voor het werken aan gastvrijheid voor vreemdheid zijn filosofische reflecties behulpzaam gebleken. Dat laat ik zien in het tweede hoofdstuk. Het derde hoofdstuk geeft weer hoe ik aankijk tegen onderzoek en welke thema’s ik bij de kop wil vatten. In het vierde hoofdstuk besluit ik met de opdracht die ik zie voor het onderwijs in deze vloeibare tijden. Tussendoor komt een drietal kwartiermakers aan bod.
DOCUMENT
This article describes a European project which was aimed at improving the situation of persons with psychiatric or learning disabilities with regard to social participation and citizenship. The project took place in three countries (Estonia, Hungary and the Netherlands) and four cities (Tallinn, Budapest, Amersfoort and Maastricht). The project included research and actions at the policy level, the organizational level and the practice level. At the policy level, the framework of the United Nations Convention on the Rights of Persons with Disabilities (United Nations, 2006) and the European Disability Strategy (European Commission, 2010) were used to look at national and local policies, at the reality of the lives of those with disabilities and at the support that professional services offer with regard to participation and inclusion. The project generated a number of insights, recommendations and methods by which to improve the quality of services and increase the number of opportunities for community engagement. In this article, we present some of the lessons learned from the meta-analysis. Although the circumstances in each country are quite different with regard to policy, culture and service systems, it is remarkable that people with disabilities face many of the same problems. The study shows that in all three countries, access to services could be improved. Barriers include bureaucratic procedures and a lack of services. The research identified that in every country and city there are considerable barriers regarding equal participation in the field of housing, work and leisure activities. In addition to financial barriers, there are the barriers of stigma and self-stigmatization. Marginalization keeps people in an unequal position and hinders their recovery and participation. In all countries, professionals need to develop a stronger focus on supporting the participation of their clients in public life and in the development of different roles pertaining to citizenship
DOCUMENT
De geestelijke gezondheidszorg is op veel vlakken in beweging. Financiële herstructurering heeft grote impact op vorm en inhoud van de zorg. Een groeiend aantal zorgvragers zonder uitbreiding van financiële middelen vraagt om innovatie en effectieve interventies. De visie op psychiatrie verandert waarbij meer aandacht komt voor de gevolgen van psychiatrische symptomen op het functioneren. De focus wordt verlegd van ziekte naar positieve gezondheid waarmee thema’s als bevorderen van zelfmanagement en herstelondersteunende zorg centraal komen te staan. Deze veranderingen hebben grote impact op de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid en vraagt daarmee andere competenties van professionals. Het lectoraat Zorg & Innovatie in de Psychiatrie richt zich op het ontwikkelen en onderzoeken van effectieve interventies die bijdragen aan het verbeteren van de zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid binnen deze veranderende context
DOCUMENT
Hoe betrek je als professional naasten bij een cliënt die dak- en thuisloos is? Voor welke doelen zou een sterk netwerk rondom de cliënt eigenlijk goed zijn? En hoe werken professionals van verschillende organisaties en naasten dan samen ter ondersteuning van een cliënt? Welke vaardigheden en kennis heeft de professional nodig om naasten te ondersteunen? En werkt dat hetzelfde in verschillende stedelijke contexten, of zijn daarin verschillen?
DOCUMENT