Deze Toolkit levert een bijdrage aan het leren omgaan met suïcidale patiënten in een algemeen ziekenhuis. Het gaat daarbij om herkenning, eerste opvang en begeleiding van patiënten waarbij (mogelijk) sprake is van suïcidaliteit.
Op basis van bijna 400 uur observatie in twee Nederlandse ziekenhuizen schetst dit rapport een gedetailleerd en indringend beeld van de leefwereld van de spoedeisende hulp. Agressie, zo bleek, is geen objectief gegeven, maar ontstaat in interactie met mensen en dingen. Gedrag wat de een ervaart als een persoonlijke bedreiging is voor de ander een begrijpelijke uiting van pijn. En wat voor de een teken is van professionele kalmte is voor de ander een gebrek aan empathie. In veel agressieincidenten blijkt het niet eenvoudig om ‘daders’ en ‘slachtoffers’ van elkaar te onderscheiden.
Ziekenhuizen behoren tot wat Mintzberg professionele bureaucratieën noemt. Ze worden geconfronteerd met problemen op het gebied van kwaliteit, patiëntvriendelijkheid, veiligheid en efficiency. Een belangrijke vraag is of ze voor het bereiken van deze doelen de juiste structuur bezitten. In zijn boek Structure in fives (1983) presenteert Mintzberg een ontwerptheorie waarmee deze vraag beantwoord zou kunnen worden. Structuurparameters spelen hierin een belangrijke rol. In het samen met Glouberman geschreven artikel (2001) past hij zijn ontwerptheorie toe op het ziekenhuis. In dat artikel wordt de vraag beantwoord: aan welke knoppen moet de ontwerper draaien om de problemen van ziekenhuizen op te lossen? In deze bijdrage vergelijk ik de opvattingen van Mintzberg met recente opvattingen over een patiëntgerichte en procesgestuurde organisatie van het ziekenhuis. Ik kom tot de conclusie dat wat hierin voorgesteld wordt, overeenkomt met 1) wat volgens Minztberg niet kan (het kantelen van de ziekenhuisorganisatie van een functionele naar een marktgerichte structuur) en 2) wat volgens Minztberg niet mag (het standaardiseren van output en processen). Dat is praktisch belangrijk, immers, volgens Mintzberg krijgen we nooit de zo gewenste multidisciplinaire, patiëntgerichte en proces- gestuurde ziekenhuisorganisatie. In deze bijdrage beperk ik mij nadrukkelijk tot het ziekenhuis als vraagstuk van structuurontwerp. Ik kan, binnen dit bestek, niet ingaan veranderingskundige vraagstukken op meso- en met vraagstukken van institutioneel herontwerp op macroniveau. Deze bijdrage is onderdeel van een vergelijkend onderzoek van de sterke en zwakke punten van verschillende organisatieontwerpbenaderingen (zie Achterbergh, Vriens, 2009; Christis, 2005, 2009 en 2011).
Ondervoeding is een erkend zorgprobleem bij oudere ziekenhuis patiënten. De diëtist adviseert ondervoede ouderen voldoende eiwitten te consumeren tijdens en na een ziekenhuisopname. Echter consumeren ouderen onvoldoende eiwitten tijdens en na ziekenhuisopname met als gevolg fysieke beperkingen, lagere kwaliteit van leven en hogere zorgkosten. De diëtist is verantwoordelijk voor de zorg om een adequate eiwitinname te realiseren. Intensievere diëtistische zorg, bestaande uit 1) betere communicatie met verpleegkundigen, collega diëtisten, artsen en ouderen, 2) multidisciplinaire samenwerking, 3) persoonlijk behandelplan met afstemming op eetlust, kennis en vaardigheden van ouderen en 4) monitoring op de eiwitinname, is belangrijk voor het optimaliseren van de eiwitinname van ouderen. Deze adequate eiwitinname is essentieel om het fysiek functioneren te verbeteren en kan leiden tot beter herstel en kwaliteit van leven. Daarnaast kan het mobiliseren van ouderen de effecten van een adequate eiwitinname op fysiek functioneren versterken. De eerste vraag is hoe de intensievere diëtistische zorg te verbeteren om de eiwitinname van ouderen in het ziekenhuis en thuissituatie te optimaliseren en hoe dit zorgpad te implementeren in de praktijk. De tweede vraag is of de optimale eiwitinname het fysiek functioneren van ouderen tijdens en na ziekenhuisopname verbetert en of het mobiliseren van ouderen de effecten van een optimale eiwitinname op fysiek functioneren kan versterken. Dit voorstel beoogt het zorgpad intensieve diëtetiek (ZID) te ontwikkelen om de eiwitinname van ouderen te verbeteren tijdens en na ziekenhuisopname. ZID wordt ondersteund door een webapplicatie en onderzocht in een pilot studie, waarna implementatie volgt. Vervolgens toetsen we de effecten van ZID op de eiwitinname en fysiek functioneren van ouderen tijdens en na ziekenhuisopname en of mobilisatie deze effecten kan versterken in een multicenter gerandomiseerde en gecontroleerde studie. Dit voorstel beoogt de diëtetiek over de hele keten te versterken en het fysiek functioneren en kwaliteit van leven van ouderen te verbeteren.
Urineweg gerelateerde klachten behorende tot de meest voorkomende redenen voor huisartsbezoek. Ondanks een relatief eenvoudige therapie, die bestaat uit een antibioticumkuur of afwachten tot de patiënt zichzelf klaart, blijkt de behandeling van patiënten in de praktijk niet optimaal. De reden hiervoor is dat er op dit moment geen diagnostiek beschikbaar is die snel kan aantonen of een antibioticumtherapie noodzakelijk is en indien dat zo is welk antibioticum dan dient te worden voorgeschreven. Vanwege dit gebrek aan een snelle en betrouwbare diagnostiek schrijft de huidige NHG richtlijn voor urineweginfecties daarom voor dat bij een eerste consult, op basis van anamnese en een eenvoudige dipsticktest, antibioticum ‘blind’ wordt voorgeschreven, dat wil zeggen zonder dat de identiteit van de eventuele verwekker bekend is. Pas bij een eventueel derde consult wordt een microbiologisch-diagnostische test, uitgevoerd in een laboratorium, ingezet. Niet alleen kan deze aanpak, vanwege de lange doorlooptijd, zeer belastend zijn voor de patiënt en zijn of haar omgeving, maar leidt dit door het onterecht of onjuist toedienen van antibiotica tot een toename van antibioticaresistentie. Het voorliggende projectvoorstel beoogd te onderzoeken of door inzet van een nieuwe innovatieve techniek, namelijk single-cell MALDI TOF massa spectrometrie, (SC MALDI-TOF MS) het mogelijk is, de benodigde diagnostiek sneller, effectiever en dichter bij te patiënt uit te voeren. Doel is om uiteindelijk patiënten hiermee nog dezelfde dag de juiste behandeling voor te kunnen schrijven. Het hier voorgestelde onderzoek bouwt voort op een eerder RAAK-publiek project (Next-gen MALDI-TOF, 2013-15-46P) waarin de bruikbaarheid van SC MALDI-TOF MS werd getoetst voor de diagnostiek van UWI bij ziekenhuispatiënten. Het hier beschreven plan beschrijft een onderzoek naar de mogelijkheden voor implementatie van de technologie in de eerstelijnszorg.