De kennisagenda ‘Psychische gezondheid, een maatschappelijk belang’ is een uitwerking van een convenant tussen ggz Nederland, ZonMW en het Trimbos-instituut met de intentie tot samenwerking in het kader van kennisbeleid. De kennisagenda moet ‘coördinatie en sturing’ teweegbrengen op het gebied van kennisbeleid; ook moet de agenda ‘de kloof tussen weten en doen overbruggen’. In de brief wordt bezwaar gemaakt tegen de aanname dat de toegankelijkheid zou zijn verbeterd, dat evidence based zorg de ziektelast zou halveren, maar vooral tegen de toenemende instrumentalisering van de ggz, die de professionaliteit van de hulpverlener ondermijnt.
DOCUMENT
ObjectiveTo compare cost effectiveness of endovascular revascularisation (ER) and supervised exercise therapy (SET) as primary treatment for patients with intermittent claudication (IC) due to iliac artery obstruction.MethodsCost utility analysis from a restricted societal perspective and time horizon of 12 months. Patients were included in a multicentre randomised controlled trial (SUPER study, NCT01385774, NTR2648) which compared effectiveness of ER and SET. Health status and health related quality of life (HRQOL) were measured using the Euroqol 5 dimensions 3 levels (EQ5D-3L) and VascuQol-25-NL. Incremental costs were determined per allocated treatment and use of healthcare during follow up. Effectiveness of treatment was determined in quality adjusted life years (QALYs). The difference between treatment groups was calculated by an incremental cost utility ratio (ICER).ResultsSome 240 patients were included, and complete follow up was available for 206 patients (ER 111 , SET 95). The mean costs for patients allocated to ER were €4 031 and €2 179 for SET, a mean difference of €1 852 (95% bias corrected and accelerated [bca] bootstrap confidence interval 1 185 – 2 646). The difference in QALYs during follow up was 0.09 (95% bcaCI 0.04 – 0.13) in favour of ER. The ICER per QALY was €20 805 (95% bcaCI 11 053 – 45 561). The difference in VascuQol sumscore was 0.64 (95% bcaCI 0.39 – 0.91), again in favour of ER.ConclusionER as a primary treatment, results in slightly better health outcome and higher QALYs and HRQOL during 12 months of follow up. Although these differences are statistically significant, clinical relevance must be discussed due to the small differences and relatively high cost of ER as primary treatment.
MULTIFILE
De relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is onomstotelijk vastgesteld. Zo kan fysieke activiteit onder andere ischaemische hart- en vaatziekten, dikke-darmkanker, hersenbloedingen, overgewicht en type 2 diabetes helpen voorkomen. Daarom is het schrikbarend hoe weinig mensen in de westerse maatschappij bewegen. De leeropdrachten van het lectoraat Fysieke Activiteit en Gezondheid zijn toegespitst op de maatschappelijke problematiek van bewegingsarmoede en de daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. Deze luiden: - Wat zijn geschikte richtlijnen voor primaire en secundaire ziektepreventie door middel van fysieke activiteit? - Wat kan de rol zijn van het bewegingsonderwijs in het stimuleren van gezond bewegingsgedrag?
DOCUMENT
INCLU-ZIE bestaat uit het lectoraat Jeugd en het lectoraat Klantenperspectief in ondersteuning en zorg (Hogeschool Windesheim), het lectoraat Jeugdhulp in transformatie (De Haagse Hogeschool), het lectoraat Jeugd (Hogeschool Utrecht) en het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (Hogeschool Leiden). INCLU-ZIE constateert dat er al jarenlang en bij diverse wetswijzigingen voor jeugd, onderwijs en gezondheid een beweging is ontstaan die tegengesteld is aan de doelstelling van deze wetswijzigingen zelf alsook aan de uitgangspunten van de KIA Gezondheid en Zorg. In plaats van meer jeugdigen die gezonder en in welbevinden opgroeien lijkt het resultaat tegenovergesteld: het gebruik van jeugdhulp stijgt door. INCLU-ZIE werkt aan kennis die het inclusief en gezond opgroeien in een complexe samenleving mogelijk maakt. Het doel is om meer jeugdigen gezond (minder ziektelast, missie I) en in welbevinden te kunnen laten opgroeien door de focus te leggen op de context rond jeugdigen (meer ondersteuning vanuit leefomgeving, missie II). Het nastreven van deze doelstelling leidt tot een nieuwe sturende visie voor beleid en praktijk om de missie(s) van de KIA Gezondheid en Zorg te bereiken. INCLU-ZIE richt zich op de doorontwikkeling naar een krachtige SPRONG-groep op het gebied van inclusief en gezond opgroeien. We zetten in op (1) het doorontwikkelen onderzoeksmethoden van en outcome factoren voor inclusief opgroeien voor landelijk/gemeentelijk beleid, (2) impact creëren in het maatschappelijke debat over normen rond opgroeien en opvoeden in de complexe samenleving, (3) professionalisering INCLU-ZIE en opleiden van (toekomstige) professionals en (4) het versterken van de kennisinfrastructuur (intern & extern). We werken vanuit de werkpakketten met leernetwerken waarbij drie bronnen van kennis (ervarings-, praktijk- en wetenschappelijke kennis) centraal staan en waarin we domeinoverstijgend en transdisciplinair (samen)werken. Dat doen we samen met jeugdigen, professionals, consortiumpartners en netwerkpartners vanuit de verschillende domeinen van welzijn, onderwijs, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp.
Mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals die hen ondersteunen binnen zorgorganisaties en daarbuiten, onderkennen het grote belang van leefstijlondersteuning. Mensen met een verstandelijke beperking worden steeds ouder, maar deze veroudering gaat vaak gepaard met een hoge mate van inactiviteit, ongezonde voedingsgewoonten en gezondheidsproblemen die al op jonge leeftijd ontstaan. Hierdoor heeft deze groep een groter risico op leeftijds- en leefstijlgerelateerde aandoeningen dan de algemene bevolking. Het is daarom noodzakelijk om voor mensen met een verstandelijke beperking, conform de missie van de Kennis- en Innovatieagenda Gezondheid & Zorg 2020-2023, het risico op ziektelast als gevolg van ongezonde leefstijl- en leefomgeving te verminderen en gezondheidsverschillen te verkleinen. Het vormgeven en borgen van effectieve en gepersonaliseerde leefstijlondersteuning bij deze doelgroep blijkt echter complex door het grote aantal multidisciplinair betrokken zorgprofessionals, afwezigheid van een gepersonaliseerde integrale aanpak en onvoldoende randvoorwaarden zoals beleid en digitale ondersteuning. Om mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals te ondersteunen bij leefstijlverbetering, hebben de kennisinstellingen en praktijkpartners van het LEEV!-consortium elk in het afgelopen decennium binnen verschillende, elkaar aanvullende projecten, kennis en producten ontwikkeld. Echter, deze kennis en producten zijn nog niet geïntegreerd en ontwikkeld tot een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking. Het LEEV!-consortium heeft expertise om dit te realiseren. Het doel van dit project is het opleveren van een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie (LEEV! GLI-VB) waarmee zorgprofessionals, zoals fysiotherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen en leefstijlcoaches, ondersteund worden om effectieve leefstijlondersteuning te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en begeleiders. Binnen vier werkpakketten wordt de LEEV! GLI-VB ontwikkeld en getoetst op haalbaarheid en effectiviteit, waarbij één werkpakket zich expliciet richt op de benodigde randvoorwaarden. Daarmee beogen we de leefstijlgerelateerde gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren en wordt kennis ontwikkeld over haalbare en effectieve gepersonaliseerde integrale leefstijlondersteuning.
Mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals die hen ondersteunen binnen zorgorganisaties en daarbuiten, onderkennen het grote belang van leefstijlondersteuning. Hoewel mensen met een verstandelijke beperking steeds ouder worden, gaat deze veroudering vaak gepaard met een hoge mate van inactiviteit, ongezonde voedingsgewoonten en gezondheidsproblemen die al op jonge leeftijd ontstaan. Hierdoor heeft deze groep een groter risico op leeftijds- en leefstijl gerelateerde aandoeningen dan de algemene bevolking. Het is daarom noodzakelijk om voor mensen met een verstandelijke beperking, conform de missie van de Kennis en Innovatieagenda Gezondheid en Zorg ‘20-’23, het risico op ziektelast als gevolg van ongezonde leefstijl- en leefomgeving te verminderen en gezondheidsverschillen te verkleinen. Het vormgeven en borgen van effectieve en gepersonaliseerde leefstijlondersteuning bij deze doelgroep blijkt echter complex door het grote aantal multidisciplinair betrokken zorgprofessionals, afwezigheid van een integrale aanpak en onvoldoende randvoorwaarden zoals beleid en digitale ondersteuning. Om mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals te ondersteunen bij leefstijlverbetering, hebben de kennisinstellingen en praktijkpartners van het LEEV!-consortium elk in het afgelopen decennium binnen verschillende, elkaar aanvullende projecten, kennis en producten ontwikkeld. Echter, deze kennis en producten zijn nog niet geïntegreerd en ontwikkeld tot een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking. Het LEEV!-consortium heeft expertise om dit te realiseren. Het doel van dit project is het opleveren van een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie (LEEV! GLI-VB) waarmee zorgprofessionals zoals fysiotherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen en leefstijlcoaches ondersteund worden om effectieve leefstijlondersteuning te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en begeleiders. Binnen 4 werkpakketten wordt LEEV! GLI-VB ontwikkeld en getoetst op haalbaarheid en effectiviteit, waarbij één werkpakket zich expliciet richt op de benodigde randvoorwaarden. Daarmee beogen we de leefstijl gerelateerde gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren en wordt kennis ontwikkeld over haalbare en effectieve gepersonaliseerde leefstijlondersteuning.