Derde tussenrapportage (aangepaste online versie (juni 2016) voor www.continuiteitinjeugdzorg.hu.nl) In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de onderzoeksactiviteiten in het laatste half jaar van dit onderzoek voor Trajectzorg (januari 2015 - augustus 2015). Trajectzorg wil jongeren en hun ouders de begeleiding geven die aansluit op hun zoektocht naar een gewoon leven. Maar Trajectzorg is eveneens een zoektocht naar de juiste vorm van begeleiding. Dit onderzoek wil daar een bijdrage aan leveren.
De vraag naar zorg en de complexiteit van de zorgvraag zal de komende jaren stijgen. Bovendien wordt de opnameduur in het ziekenhuis verkort, waardoor patiënten die na opname zorg nodig hebben aanspraak doen op andere zorgvoorzieningen. Patiënten met complexe problematiek die nog niet naar de thuissituatie terug kunnen, vormen een doelgroep voor zorgtrajecten in het verpleeghuis. Om zorg aan deze patiënten te leveren is hogeropgeleid personeel nodig. Echter, slechts een klein percentage van de hbo-studenten kiest voor de verpleeghuiszorg. Het lijkt erop dat bestaande beelden van studenten ten aanzien van het verpleeghuis ze weerhoudt daar te gaan werken. In deze studie onderzoeken we welke factoren een rol spelen bij studenten bij de keuze van een werkplek, en welke beelden er leven over werken in een verpleeghuis
Wat kunnen we leren van hulpverleningstrajecten die eindigen in specialistische jeugdhulp? Die vraag wilden we beantwoorden met ouders, jeugdigen, professionals en beleidsmakers in het landelijke onderzoek Ketenbreed Leren. Samen hebben we met de ‘kennis van nu’ gekeken welke factoren belemmerend zijn geweest of juist hebben geholpen om de hulp goed te laten verlopen. We hebben met elkaar verbeterpunten besproken en een leer- en verbeterbeweging in de regio proberen te creëren. Binnen het project Ketenbreed Leren wilden we leren van hulpverleningstrajecten waar specialistische of weinig voorkomende jeugdhulp is ingezet met als uiteindelijke doel om: - sneller effectieve jeugdhulp te kunnen inzetten, - steeds beter te kunnen voorkomen dat ernstige problematiek ontstaat en - steeds beter te kunnen voorkomen dat deze vormen van hulp ingezet moeten worden. In vijf regio’s in Nederland verrichtten regionale onderzoekspartners in samenwerking met collega-instellingen casusonderzoeken. Het casusonderzoek werd uitgevoerd bij jeugdigen die verbleven in een justitiële jeugdinrichting, jeugdzorg+-instelling, een orthopedagogisch behandelcentrum (OBC) of in de jeugd-GGZ. In de regio Zuid-Holland Noord werd het onderzoek uitgevoerd door Curium-LUMC en het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van de Haagse Hogeschool. Het onderzoek loopt nog tot half 2022, waarbij de werving van casuïstiek liep tot half januari 2022. In deze factsheet beschrijven we alleen de resultaten van het casusonderzoek in de regio Zuid-Holland Noord, waar de regio Haaglanden onderdeel van is. In de loop van 2022 verschijnt een uitgebreide landelijke rapportage.
MULTIFILE
Behandel- en nazorgtrajecten binnen de oncologische zorg duren meestal lang en kennen veel gespreksmomenten tussen zorgprofessionals en patiënten. Aanleiding voor het project ‘Care for Sexuality’ is dat de gesprekken gedurende een traject vooral gaan over de diagnose en de behandeling en dat zorgen over seksualiteit en intimiteit nauwelijks aan bod komen, ook niet in het nazorgtraject. Oncologische zorgprofessionals erkennen het belang van dergelijke gesprekken over seksualiteit en intimiteit, maar geven aan het lastig te vinden om het gesprek hierover te voeren. De zorgprofessionals sluiten daarbij ook onvoldoende aan op de informatiebehoefte, emoties of zorgen van de patiënt. Dit is niet zo vreemd, want in het medisch onderwijs ligt de nadruk op (bio)medische kennis en lijken communicatieve en relationele vaardigheden het onderspit te delven (Epner & Baile, 2014; Walling, et al., 2008). Hierdoor wordt het opbouwen van een goede verstandhouding tussen zorgverlener en patiënt belemmerd, en worden patiënten minder geholpen in het nemen van weloverwogen beslissingen in hun behandel- en nazorgtraject. Het is daarom belangrijk dat de zorgen van patienten over seksualiteit onderdeel worden van het gesprek. Bestaande en recent ontwikkelde leermiddelen op dit gebied geven wel handreikingen voor het agenderen van het thema, maar geven onvoldoende antwoord op de vraag hoe interacties over intimiteit en seksualiteit tussen zorgprofessionals en kankerpatiënten daadwerkelijk verlopen en wat faciliterende en belemmerende gespreksfactoren daarbij zijn. Het doel van het beoogde project is drieledig: (1) Het gesprek over seksualiteit en intimiteit in de spreekkamer mogelijk maken en op gang brengen bij zorgprofessionals in de oncologie en hun patiënten; (2) Het ontwerpen van een leeromgeving voor zorgprofessionals waarin gesprekszorgen en realistische gespreksscenario’s verwerkt zijn, zodat de zorgprofessional bewust wordt van de gespreksgevoeligheden en daarop kan anticiperen en (3) Het verkennen van de vorm waarin de leeromgeving het beste in de praktijk aangeboden kan worden.
Om veiligheid van burgers te garanderen, worden steeds vaker dwingende maatregelen genomen om risico's te verkleinen. Deze verandering werkt door in de lokale aanpak van verwarde personen. Het is belangrijk dat naast goed hulpverlenerschap, ook sociaal-juridische competenties van eerstelijns professionals geborgd zijn in goede zorg. Annemarie van de Weert doet hier promotieonderzoek naar, op het snijvlak van zorg, veiligheid en recht. Doel Het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van een individu tast de ‘menselijke waardigheid’ aan, in het bijzonder iemands persoonlijke autonomie. Omwille van deze realiteit wordt ook gekeken naar hoe eerstelijns professionals invulling geven aan de realisatie van rechtsbescherming wanneer er dwangmaatregelen worden ingezet. Resultaten Sociaal-juridische dillema’s in de context van gedwongen maatregelen, zoals dwangzorg, worden in kaart gebracht. Juridische competenties eerstelijns professional ten aanzien van de realisatie van rechtsbescherming worden uiteengezet. Handelingsperspectief wordt geboden aan de eerstelijns professional voor een betere cliëntondersteuning bij dwangzorgtrajecten. Luister hieronder naar de aflevering van de podcastserie Lessen uit #HUonderzoek waarin Annemarie vertelt over haar onderzoek. Ook te vinden via je favoriete podcastapp. Looptijd 01 september 2021 - 01 september 2025 Aanleiding De nieuwe Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg maakt het mogelijk om naast verplichte opname, ook in de thuissituatie gedwongen zorg te verlenen. Ook kan een persoon in zijn bewegingsvrijheid worden beperkt. Het is daarbij niet nodig dat er al iets ernstigs is gebeurd, het risico daarop is voldoende. Voor verantwoorde, gedwongen zorg heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd als uitgangspunt dat er aandacht moet zijn voor de belangen en de rechtspositie van personen. Ingrijpen met dwangmaatregelen heeft immers vergaande gevolgen voor de persoon in kwestie, zo ook de rechtsgevolgen die moeten worden ondervangen. Dit vereist de nodige competenties van eerstelijns professionals voor het realiseren van rechtsbescherming.