Het gaat helaas niet goed met de visstand van de Waddenzee. Er zwemmen minder vissen en ze worden steeds kleiner. Vooral trekvissen – die zowel zout als zoet water nodig hebben en vrij tussen beide moeten kunnen migreren – hebben het zwaar. Veel vissoorten worden op dit moment in hun trek gehinderd.
DOCUMENT
Noord-Nederland zet voorlopig nog niet in op zouttolerante gewassen als quinoa, lamsoor of zeekraal. Er is nog voldoende tijd om in te spelen op de verzilting. Aan het woord in het artikel is Mindert de Vries, Van Hall Larenstein.
LINK
Vissen vormen een belangrijk onderdeel van het aquatisch leefsysteem in de vele wateren binnen het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Voor het duurzaam in stand houden van de vispopulaties is het van belang dat de vissen vrij baan hebben om te migreren en hun leefgebieden goed bereikbaar zijn om zo hun levenscyclus te kunnen volbrengen. Deze migratiebeweging vindt plaats van zoet naar zout water en vice versa, alsmede binnen zoetwatersystemen onderling. Voorbeelden van migrerende (diadrome) soorten zijn winde (Leuciscus idus), driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus), en spiering (Osmerus eperlanus). Sommige van de migrerende vissoorten steken hele oceanen over in hun migratieproces; voorbeelden hiervan zijn paling (Anguilla anguilla), en zalm (Salmo salar). Door menselijke invloeden ondervinden de migrerende vissen veel hinder op hun migratieroutes. Vele zoetwatergebieden zijn lastig bereikbaar geworden door aanleg van dijken en de plaatsingen van kunstwerken als stuwen, dammen en gemalen in diverse belangrijke routes. Concreet in punten uitgezet zijn de doelen van dit project als volgt: Het verzamelen van essentiële kennis over 30 migratieknelpunten; per locatie een voorkeursoplossing en eventuele alternatieven aandragen (hierbij zal de knelpuntlocatie zelf ruimtelijk ruim worden geïnterpreteerd, bij een gemaal zal bijvoorbeeld ook naar eventuele stuwen in het directe achterland van dat gemaal gekeken worden, alsmede naar de habitatgeschiktheid van dat directe achterland); Prioriteit toewijzen aan de verschillende knelpunten; Eventuele uitvoeringscombinaties onderzoeken en afwegen; Adviseren over vismonitoring najaar 2013 en voorjaar 2014; Aan de hand van deze informatie een verzameling van factsheets opstellen.
DOCUMENT
Een innovatief monitoringsysteem aangelegd in de Súd Ie, of in het Nederlands Zuider Ee, gaat de routes van trekkende vissen van zoet naar zout en andersom vastleggen. Het monitoringsysteem is onderdeel van het IKW-project ‘Súd Ie’ waar o.a. hogeschool Van Hall Larenstein bij betrokken is.
LINK
• DC grid structure • Control • Switching • Protection • Stability
DOCUMENT
Understanding taste is key for optimizing the palatability of seaweeds and other non-animal-based foods rich in protein. The lingual papillae in the mouth hold taste buds with taste receptors for the five gustatory taste qualities. Each taste bud contains three distinct cell types, of which Type II cells carry various G protein-coupled receptors that can detect sweet, bitter, or umami tastants, while type III cells detect sour, and likely salty stimuli. Upon ligand binding, receptor-linked intracellular heterotrimeric G proteins initiate a cascade of downstream events which activate the afferent nerve fibers for taste perception in the brain. The taste of amino acids depends on the hydrophobicity, size, charge, isoelectric point, chirality of the alpha carbon, and the functional groups on their side chains. The principal umami ingredient monosodium l-glutamate, broadly known as MSG, loses umami taste upon acetylation, esterification, or methylation, but is able to form flat configurations that bind well to the umami taste receptor. Ribonucleotides such as guanosine monophosphate and inosine monophosphate strongly enhance umami taste when l-glutamate is present. Ribonucleotides bind to the outer section of the venus flytrap domain of the receptor dimer and stabilize the closed conformation. Concentrations of glutamate, aspartate, arginate, and other compounds in food products may enhance saltiness and overall flavor. Umami ingredients may help to reduce the consumption of salts and fats in the general population and increase food consumption in the elderly.
MULTIFILE
Er bestaat een nauwe samenhang tussen de smaak- en de reukperceptie.De smaakperceptie vindt plaats door smaakpapillen die zout, zuur, zoet, bitter en umami kunnen onderscheiden. Daarnaast kunnen 2.000-4.000 verschillende geuren worden herkend. Veel smaakstoornissen zijn in feite reukstoornissen. Speeksel beïnvloedt de smaakperceptie omdat het fungeert als oplosmiddel voor de smaakstoffen en omdat het de smaakreceptoren beschermt. Daarom leidt een vermindering van de speekselproductie gewoonlijk tot afname van de smaakperceptie, waarbij de concentratie van zinkionen en specifieke eiwitten in speeksel een belangrijke rol spelen. Ook zink- en ijzerdeficiëntie kunnen leiden tot verminderde smaak- en reukperceptie.
LINK
Dit kookboekje maakt deel uit van Pauline van Woensel's meesterproef voor de master Gezond Gedrag en Leefomgeving. Het bevat recepten met bonen, erwten en linzen, speciaal samengesteld voor mbo-studenten.
DOCUMENT
In Nederland kennen we verschillende systemen die de samenstelling van levensmiddelen kunnen helpen verbeteren: het Akkoord Verbetering Productsamenstelling tussen de overheid en het bedrijfsleven, het Vinkje op verpakkingen dat wordt uitgefaseerd, en de Schijf van Vijf. Ze bevatten afspraken of criteria voor de gehalten zout, verzadigd vet en suiker in producten. De systemen vertonen weinig samenhang: ze gebruiken verschillende productgroepen, voedingsstoffen en criteria. Er is een nieuw integraal systeem gewenst met één samenhangende set criteria die voor alle producten in de productgroepen geldt. Dat adviseert de onafhankelijke Commissie Criteria Productverbetering. Volgens de commissie is het mogelijk om een getrapt systeem voor productverbetering te ontwikkelen. Dit houdt in dat per productgroep minimale eisen voor productverbetering (ten aanzien van zout, verzadigd vet, suiker, calorieën en vezel) worden bepaald die voor alle producten in die productgroep gelden. Daarnaast worden er extra criteria gedefinieerd voor producten die hier de beste resultaten in behalen (‘koplopers’). De commissie adviseert om een werkgroep van deskundigen de opdracht te geven het voorgestelde systeem technisch verder uit te werken.Om dit systeem te laten slagen is het belangrijk om draagvlak te creëren door maatschappelijke organisaties en de industrie intensief te betrekken. Daarnaast is het van belang dat de criteria vanuit de rijksoverheid worden vastgesteld en regelmatig worden aangescherpt. Ten slotte moet een onafhankelijke organisatie bijhouden of producten aan de criteria voldoen. Ervaringen uit het buitenland leren dat een set met criteria alleen niet voldoende is. Fabrikanten dienen continu gestimuleerd te worden om de samenstelling van hun producten stapsgewijs aan te passen. Het is belangrijk uit te zoeken welke prikkels hierbij werken, van wettelijke of financiële maatregelen tot communicatie naar de consument bijvoorbeeld via een nieuw voedselkeuzelogo.
LINK