Onderzoeksrapport over de groei van de loopsport in de afgelopen decennia, met bijzondere aandacht voor de versnelling in deze groei sinds 2000 en veel cijfermateriaal over de huidige loopsportmarkt. Geschreven in opdracht van de Atletiekunie.
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
The aging process is often accompanied by increase in body weight. Older adults with overweight or obesity might have an overconsumption in energy that is accompanied by inadequate intake of protein, vitamin D, and calcium. It is unclear if intake of protein and vitamin D and calcium is sufficient in older adults with overweight/obesity, and whether it differs from older adults with normal weight, since a recent overview of the literature review is lacking. Therefore, we systematically analyzed the current evidence on differences in nutrient intake/status of protein, vitamin D and calcium between older adults with different body mass index (BMI) categories. Randomized controlled trials and prospective cohort studies were identified from PubMed and EMBASE. Studies reporting nutrient intake/status in older adults aged ≥50 years with overweight/obesity and studies comparing between overweight/obesity and normal weight were included. Nutrient intake/status baseline values were reviewed and when possible calculated for one BMI category (single-group meta-analysis), or compared between BMI categories (meta-analysis). Nutrient intake/status was compared with international recommendations. Mean protein (N = 8) and calcium intake (N = 5) was 0.98 gram/kilogram body weight/day (g/kg/d) [95% Confidence Interval (CI) 0.89–1.08] and 965 mg [95% CI: 704–1225] in overweight/obese. Vitamin D intake was insufficient in all BMI categories (N = 5). The pooled mean for vitamin D intake was 6 ug [95% CI 4–9]. For 25(OH)D, the pooled mean was 54 nmol/L [95% CI 45–62], 52 nmol/L [95% CI 46–58], and 48 nmol/l [95% CI 33–62] in normal (N = 7), combined overweight and obese (N = 12), and obese older adults (N = 4), respectively. In conclusion, older adults with overweight and obesity have a borderline sufficient protein and sufficient calcium intake, but insufficient vitamin D intake. The 25(OH)D concentration is deficient for the obese older adults.
In Nederland worden naar schatting 450.000 paarden gehouden voor sport, recreatie, fok en handel. Een groeiend aantal wordt (ook) ingezet om mensen met een fysieke en/of mentale problemen te helpen. Deze dierondersteunde interventies hebben als uiteindelijke doel om verbeteringen te bewerkstellingen in de fysieke, sociale, emotionele en/of cognitieve gezondheid of functioneren van een persoon. Alhoewel de effectiviteit van de inzet van dieren in therapie en coaching vanuit wetenschappelijke studies beperkt is wordt de toegevoegde waarde van dieren door therapeuten, coaches en cliënten onderstreept. Het aanbod aan en vraag naar mogelijkheden voor dierondersteunde interventies met paarden groeit de laatste jaren dan ook exponentieel. Uit gesprekken met brancheorganisaties, opleiders en mkb-ondernemingen die therapie met inzet van paarden en/of paardencoaching aanbieden blijkt dat er een dringende behoefte is aan een goed onderbouwde werkwijze voor het duurzaam inzetten van paarden. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat er overzicht ontbreekt van hoe paarden worden ingezet en wat de impact is op het paard. Daarnaast is er een sterke behoefte aan goed onderbouwde kennis en praktijktesten waarmee zij zélf het welzijn van paarden in de gehele sector beter kunnen waarborgen. Het doel van dit project is om samen met het bedrijfsleven te komen tot een Gids voor Goede Praktijken waarin op basis van onderzoek en praktijkervaring richtlijnen en voorbeelden worden gepresenteerd die het welzijn van paarden ingezet bij coaching en therapie kunnen waarborgen. In het project gaan consortiumpartners data verzamelen over de inzet en het karakter van paarden in het werkveld, wordt beeldmateriaal verzameld en beoordeeld dat als trainingsmateriaal kan dienen voor de opleidingen tot paardentherapeut en –coach en wordt onderzocht of het mogelijk is om paarden te trainen om met behulp van een test aan te laten geven of ze klaar zijn voor een volgende sessie.