Harry Kunneman (2013a, b) heeft recentelijk het concept amor complexitatis geïntroduceerd. Deze intrigerende woordcombinatie houdt de gemoederen bezig, ook het mijne. De uitdaging om complexiteit te omarmen of om zich er op zijn minst mee te engageren (vgl. Bakker & Montesano Montessori, 2016) verloopt niet zonder slag of stoot. Er wordt als het ware gemorreld aan het zelfstandig naamwoord van het concept: van amor complexita-tis naar passio complexitatis (Van der Zande, 2016). Ook het bijvoeglijk naamwoord moet het bij wijze van spreken ontgelden: van amor complexitatis naar amor mundi (Zuurmond, 2016). Tot slot roept ook de verbinding tussen de beide naamwoorden vragen op (De Jonge, 2016). In dit artikel zoek ik vanuit een deugd-ethisch perspectief toenadering tot dit concept, dat tegelijkertijd aantrekt en afstoot. De deugdethiek is immers een benadering die ook binnen de traditie van de normatieve professionalisering een plek heeft verworven (Van den Bersselaar, 2009) en vruchtbaar is gemaakt voor uiteenlopende professionele praktijken, bijvoorbeeld sociaal werk (Banks & Gallagher, 2009; De Jonge, 2013). En in het genoemde concept gaat het om de zoektocht naar een adequate (ver)houding, namelijk ten opzichte van complexiteit.